Indische Letteren. Jaargang 28
(2013)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 217]
| ||||||||||||||||||||||
Koloniaal herinneren en vergeten in Nederland
| ||||||||||||||||||||||
[pagina 218]
| ||||||||||||||||||||||
Aan het werk hier is wat Luisa Passerini de ‘paradox van vergeten’ heeft genoemd: we kunnen niet op zoek gaan naar iets dat we vergeten tenzij we het ons op zijn minst ten dele herinneren.Ga naar eind4 Men wordt ook herinnerd aan de opmerking van Ernest Renan uit zijn ‘Qu'est ce qu'une nation?’ uit 1887 dat iedere Franse burger de Bloedbruiloft moet zijn vergeten en de moorden in het zuiden in de dertiende eeuw. Benedict Anderson heeft gewezen op de paradox in Renans woorden: ‘Renan's readers were being told to “have already forgotten” what Renan's own words assumed that they naturally remembered!’ In een soort Orwelliaanse doublethink lijken deze Nederlanders in staat te zijn om tegelijk twee tegenstrijdige overtuigingen te hebben, dat wil zeggen dat ze weten en niet weten over het koloniale verleden van hun land.Ga naar eind5 | ||||||||||||||||||||||
De memorabiliteit van koloniaal geweld in NederlandDe meeste critici van de Nederlandse koloniale herinnering hebben zowel de complexiteit als de persistentie van wat zij zien als het Nederlands koloniaal vergeten onderschat. Ten eerste zien zij herinneren en vergeten als een binaire oppositie, waardoor ze denken dat ze de feiten over het Nederlandse kolonialisme alleen maar hoeven te ‘ontmaskeren’ om deze op grote schaal aanvaard en opgenomen te krijgen in de Nederlandse samenleving. Deze manier van denken is zichtbaar in de regelmatig verschenen publicaties waarin documenten zoals foto's of rapporten over koloniale wreedheden worden gepresenteerd als vanzelfsprekende bronnen van informatie die de publieke opinie zullen doen omslaan. Een voorbeeld van deze redenering is te vinden in Ewald Vanvugts Zwartboek van Nederland overzee, een boek dat van de kruistochten tot de Nederlands-Indonesische oorlogen in de jaren veertig al het geweld beschrijft dat gepleegd is door mensen uit het deel van Europa waar dezer dagen Nederland ligt. De ondertitel van dit boek, ‘Wat iedere Nederlander moet weten’, suggereert dat volgens Vanvugt de standaardsituatie er is één van vergetelheid en dat de vele beelden en verhalen van wreedheid die hij heeft verzameld in staat zullen zijn deze conditie van de publieke opinie ongedaan te maken. De tweede manier waarop critici dit probleem hebben onderschat is door het aannemen van een intentionalistisch model van culturele herinnering, waardoor ze op zoek gingen naar een groep om de Nederlandse koloniale amnesie de schuld van te geven, zoals historici, de media of de overheid. Een regelmatig aangewezen groep in dit verband zijn Nederlanders die uit Indië naar Nederland zijn gekomen en die een breed scala aan werken over de koloniale periode hebben gepubliceerd, van | ||||||||||||||||||||||
[pagina 219]
| ||||||||||||||||||||||
het kritische werk van Rudy Kousbroek en Marion Bloem tot een enorme hoeveelheid nostalgische vieringen van Europees plezier in de voormalige kolonie. Het zijn vooral publicaties van het laatste type die zijn aangeduid als zouden zij de herinnering aan de zwarte bladzijden van de koloniale geschiedenis belemmeren. Maar het probleem met het Nederlands koloniaal geheugen is breder dan alleen Indische Nederlanders. Hoe komt het dat er tegelijk zo veel gepraat wordt over het koloniale verleden en dat een steeds terugkerende bewering is dat Nederland dat vergeten is? Om deze gelijktijdigheid uit te leggen, introduceer ik het begrip ‘memorabiliteit’. Memorabiliteit kan worden gedefinieerd als de mate waarin een verleden gemakkelijk te onthouden, memorabel is. Door de invoering van een notie van gradatie gaan we al voorbij aan het of/of van het herinneren/vergeten. Ik leid het begrip memorabiliteit af van Judith Butlers concept van ‘herkenbaarheid’ (recognizability), dat de omstandigheden aanwijst waaronder een subject, bijvoorbeeld een mens, herkend kan worden als subject, als mens. Zoals herkenbaarheid vooraf gaat aan de daad van herkenning, zo memorabiliteit vooraf aan de daad van herinnering. Butler bespreekt ook het belang van de ‘kaders’ die bevatten, overdragen, en bepalen wat en wie wel en niet gezien kan worden en die van cruciaal belang zijn voor zowel herkenbaarheid als memorabiliteit.Ga naar eind6 | ||||||||||||||||||||||
Geschiedenissen en herinneringen van geweldNederlandse koloniale aspiraties in Nederlands-Indië eindigden in 1949, toen Nederland de Republiek Indonesië erkende na jaren van geweld en tienduizenden doden. Indonesië had zich twee dagen na de Japanse capitulatie onafhankelijk verklaard, maar Nederland verwachtte in staat te zijn om de vooroorlogse koloniale orde te herstellen. Maar de politionele acties waren niet de eerste oorlogen in de kolonie: vanaf ongeveer 1870 waren alle eilanden onderworpen tijdens tientallen bloedige oorlogen in het kader van de Europese, modern-imperialistische project. Henk Schulte Nordholt heeft Nederlands-Indië gekarakteriseerd als een ‘staat van geweld’ vanwege de vele oorlogen, repressieve arbeidregimes, excessief gewelddadige reacties op lokaal verzet, en de nauwe banden tussen het koloniaal bestuur en de lokale criminelen die in ruil voor hun diensten vrij spel kregen.Ga naar eind7 In het eerste decennium na de dekolonisatie werden in Nederland relatief weinig boeken of films geproduceerd die teruggrepen op het koloniale verleden, maar daarna zou de situatie drastisch veranderen. | ||||||||||||||||||||||
[pagina 220]
| ||||||||||||||||||||||
Wat zijn critici op het spoor als ze zeggen dat Nederlands het kolonialisme vergat? Het vergeten van het kolonialisme in Nederland is zeker niet van het eerste type zoals onderscheiden door Paul Ricoeur, namelijk een ‘vergeten door het wissen van sporen’, dat Ricoeur ‘definitief’ vergeten noemt.Ga naar eind8 Integendeel, de koloniale periode in wat nu de Republiek Indonesië heet, is ruim vertegenwoordigd in de Nederlandse samenleving. Meest zichtbaar is de Nederlandse variant van koloniale nostalgie, bekend als ‘tempo doeloe’. Vooral gekenmerkt door de productie van een intens verlangen naar het dagelijks Europese leven in Nederlands-Indië, is tempo doeloe- cultuur te vinden in tal van media en locaties, waaronder fotoboeken, tv-series, romans, films en restaurants. Het koloniale verleden is ook ruim vertegenwoordigd in de Nederlandse populaire cultuur: Nederlands meest bezochte themapark de Efteling (vier miljoen bezoekers per jaar) heeft verschillende attracties en bezienswaardigheden met een koloniaal thema, waaronder een VOC-achtbaan en een ‘Oud Indisch’ treinstation. In 2010 publiceerde de best verkochte serie stripboeken van het land, de Belgisch-geproduceerde Suske en Wiske, een verstripping van Max Havelaar, die gekocht kon worden bij Albert Heijn.Ga naar eind9 Na de jaren zestig is bovendien een omvangrijk en breed georiënteerd scala aan academische studies over de Indië gepubliceerd. Nederlandse media brengen regelmatig verslag uit over de debatten in de samenleving over de erfenis van het Nederlandse kolonialisme, het meest recent over de massamoord op de Javaanse dorp Rawagede in 1947 en over de lokale debatten over het standbeeld van Jan Pieterszoon Coen (1587-1629) in zijn geboortestad Hoorn. Toch zijn het juist tempo doeloe cultuur, Nederlandse historici, en de Nederlandse media die regelmatig beschuldigd van het veroorzaken van Nederlandse koloniale amnesie, samen met de Nederlandse overheid. Deze beschuldigingen zijn inmiddels meer dan een eeuw oud is. De figuur die keer op keer wordt herhaald, is die van het verloren document (bijvoorbeeld een foto) dat eerst werd achtergehouden door een bepaalde groep in de samenleving, maar dat wanneer het eenmaal ontdekt is, Nederland de schellen van de ogen zal doen vallen. Zoals opgemerkt, de beschuldigingen hebben een repetitief karakter. De overheid, bijvoorbeeld, werd beschuldigd in 2009 in een fotoboek over de Nederlands-Indonesische Oorlogen van de latere jaren veertig door historici Rene Kok, Erik Somers en Louis Zweers, die schreven dat indertijd alleen romantische foto's werden getoond aan het publiek, en dat dit beeld nog steeds niet gecorrigeerd is.Ga naar eind10 Twintig jaar eerder beschuldigde Rudy Kousbroek in een aantal artikelen in NRC Handelsblad Nederlandse historici van het toedekken van de Nederlandse koloniale geschiedenis, met name door het achterhouden van een rapport uit 1904 over koeliemishandeling.Ga naar eind11 In 1968-69 gafveteraan | ||||||||||||||||||||||
[pagina 221]
| ||||||||||||||||||||||
van de Nederlands-Indonesische oorlogen J.E. Hueting een serie interviews over de Nederlandse wreedheden begaan in de late jaren veertig. Tot slot, helemaal in 1904 zelf, beschuldigde kamerlid Victor de Stuers het leger van het achterhouden van de gruwelijke details van een recente militaire expeditie op het eiland Sumatra.Ga naar eind12 Als er toch maar eens foto's waren gemaakt... voegde hij eraan toe. Foto's, echter, waren gemaakt. En niet alleen van poserende soldaten en Sumatraanse landschappen, maar juist van de duizenden mannen, vrouwen en kinderen die in 1904 waren vermoord in een aantal dorpen in de Gajo- en Alaslanden. Deze beelden werden bovendien gretig uitgedeeld om te laten zien dat het leger zijn werk deed: de prenten werden verstuurd naar verschillende archieven, tentoongesteld in de koloniale hoofdstad Batavia, en gepubliceerd in een boek over de expeditie dat kon worden gekocht in de Nederlandse boekhandel. De teksten in dit boek en de vele artikelen die verschenen in Nederlandse kranten gaven expliciete en nauwkeurige informatie over de moorden die hadden plaatsgevonden.Ga naar eind13 De Stuers vroeg om teksten en afbeeldingen die veel Nederlandse huishoudens al lang in huis hadden: zo recent als 1901 was een foto van de afgeslachte bevolking van een versterkt dorp in Atjeh verschenen in het familietijdschrift Eigen Haard.Ga naar eind14 Hetzelfde geldt voor latere openbaringen door de critici die hierboven zijn genoemd: ze presenteerden zaken die al in de publieke sfeer voor iedereen zichtbaar waren als geheimen. Berichten over Nederlandse wreedheden begaan tijdens de late jaren veertig, bijvoorbeeld, werden al in de loop van het conflict zelf naar buiten gebracht, met parlementaire debatten als gevolg. Koeliemisbruik was een fel bediscussieerd onderwerp in de Nederlandse media en politiek in de vroege twintigste eeuw.Ga naar eind15 Aan de ene kant heeft het dichotome denken over het Nederlandse koloniale geheugen gemaakt dat critici voorbij gingen aan het feit dat de sporen van koloniale wreedheden altijd al beschikbaar geweest voor het Nederlandse publiek. Aan de andere kant herinnert hun intentionalistische benadering ons aan Raymond Williams' woorden dat ‘if our social and political and cultural ideas and assumptions and habits were merely the result of specific manipulations [...] the society would be very much easier to change than in practice it has ever been or is’.Ga naar eind16 Als het mogelijk was een bepaalde groep in de samenleving aan te wijzen die de rest van het land had gedupeerd door specifieke documenten onder het tapijt te vegen, zouden problemen gemakkelijk zijn op te lossen. De verwachting van de critici was dat mensen moeten zien om te geloven, maar mensen ook geloven om ze te zien. Dit wordt duidelijk als we kijken naar een aantal momenten waarop de ‘ontmaskeraars’ van het Nederlandse kolonialisme terugblikken op het effect dat hun werk had. Rudy Kousbroek, bijvoorbeeld, gaf toe verrast te | ||||||||||||||||||||||
[pagina 222]
| ||||||||||||||||||||||
zijn dat er nauwelijks reacties waren. Geen polemiek, geen brieven aan de redactie.Ga naar eind17 Historicus Stef Scagliola schrijft dat ze geconfronteerd werd met een onverwachte factor: onthullingen over belangrijke zaken worden niet automatisch gevolgd door debatten.Ga naar eind18 Veteraan Hueting zei in november 1969, toen de My Lai-zaak in Vietnam aan het licht kwam, dat ‘de Nederlanders weer vooraan [stonden] om te schande te roepen’ alsof ze niets geleerd hadden en er niets was veranderd.Ga naar eind19 | ||||||||||||||||||||||
Geheimhouding en stilteHoe kunnen we deze terugkerende reeks gebeurtenissen, waarin onthullingen met een hoge verwachting niet de verwachte resultaten hebben, verklaren? Het werkwoord ‘onthullen’ komt van ‘hullen’, dat ‘wikkelen’ of ‘bedekken’ betekent. Een ont-hulling is iets aan het licht brengen dat eerst is versluierd. Net als ver-geten (‘getan’ is een niet meer gebruikt Nederlands woord voor ‘krijgen’), is ont-hullen een paradoxale operatie waarmee critici een zogenaamd ‘openbaringseffect’ produceren: de onthulling van een document of foto suggereert immers dat deze voorheen verborgen was. Dit poneren van koloniale wreedheden als geheimzinnig heeft minstens twee voordelen: aan de ene kant voor de criticus die zichzelf kan positioneren als een morele gids met een onbelemmerde blik, en aan de andere kant voor iedereen in Nederland aangezien dit effect de Nederlandse bevolking presenteert als tot nu toe levend in zalige onwetendheid aangaande de vreselijke daden begaan door hun natiegenoten.Ga naar eind20 Wat verschillende critici hebben gesignaleerd, is dat na een aantal initiële reacties op hun boeken, interviews en artikelen, ‘stilte’ weer intrad. We kunnen zeggen dat hoewel foto's en andere documenten van koloniale wreedheid tot op zekere hoogte opmerkelijke zijn in een Nederlandse, nationale context, er een aantal problemen lijken te zijn met hun memorabiliteit: blijkbaar zijn niet alle dingen die opmerkelijk zijn ook memorabel. We moeten stiltes echter niet onderschatten: stiltes zijn niet hetzelfde als afwezigheden. In plaats daarvan kunnen we denken over de herinnering aan dit geweld in termen van Paul Ricoeurs tweede type van geheugenverlies, namelijk een ‘oubli de réserve’ waarbij ‘it is.... no longer oblivion that materiality begets, forgetting by the effacement of traces, but forgetting in terms of a reserve or a resource’.Ga naar eind21 In dit verband is het inzichtgevend te kijken naar de tekeningen gemaakt door Albert Hahn in het begin van de twintigste eeuw over de militaire expedities die plaatsvonden in het kader van de Nederlandse deelname aan het moderne imperialisme. De Indonesiërs in deze beelden worden vaak afgeschilderd als ergens | ||||||||||||||||||||||
[pagina 223]
| ||||||||||||||||||||||
Albert Hahn, ‘Indië in de Tweede Kamer’. In: Het Volk, 27-11-1904. Collectie Internationaal Instituut ooor Sociale Geschiedenis, Amsterdam No. BG C5/186.
| ||||||||||||||||||||||
[pagina 224]
| ||||||||||||||||||||||
tussen leven en dood, dat wil zeggen als wandelende skeletten, spoken en zombies. Als liminale figuren achtervolgen ze de Nederlandse militairen en politici die hen hebben gedood. Hahn toont in deze tekeningen dat de dingen die niet aanwezig zijn ook niet per se afwezig hoeven zijn en kunnen functioneren als ‘aanwezige afwezigheden’. Stiltes kunnen op vergelijkbare wijze toch nog klinken. Op welke dringende behoefte zijn deze stiltes een reactie? Een antwoord op deze vraag leidt terug naar de Nederlandse koloniale cultuur, waarin bepaalde patronen van interpretatie zijn ontstaan die nog steeds werkzaam zijn in de Nederlandse samenleving. Cruciaal in dit verband is een breed gedeelde opvatting dat Nederland een ander en beter soort kolonialisme beoefende dan de grotere Europese landen, in het bijzonder natuurlijk Engeland en Frankrijk. Het imperialisme, plachten de Nederlandse Ministers van Koloniën te zeggen, was iets voor andere naties, en het is pas sinds de jaren tachtig van de twintigste eeuw dat Nederlandse historici het concept ‘imperialisme’ hebben geaccepteerd als een bruikbare term om het Nederlandse koloniale verleden te bespreken.Ga naar eind22 Het Nederlandse zelfbeeld als kleinschalig, in positieve zin, of middelmatig, in negatieve zin, is onderdeel van het nationaal discours sinds de vroege negentiende eeuw, toen schrijvers werkten aan de opbouw van een nationale identiteit die dit kleine land zou kunnen onderscheiden van zijn grote buren.Ga naar eind23 Deze kleinheid omarmend stelden deze auteurs zich hun gemeenschap voor als die niet deelnemend aan de internationale machtsspelletjes van de grote naties, maar als bevolkt met bescheiden mediatoren die goede werken verrichtten in de marge van de wereld. Historicus Hermann von der Dunk schreef nog in 2003 dat een afkeer van oorlog en geweld kenmerkend is voor de Nederlandse geschiedenis en samenleving als geheel. Het is alleen in de koloniën, schrijft hij, dat wij geconfronteerd worden met een ander Nederland, maar dit is in zijn schatting ‘een hoofdstuk apart’.Ga naar eind24 Deze zelfrepresentatie als niet-gewelddadig is een van de redenen waarom de documenten van wreedheid in Nederland niet werden ontvangen met universele applaus, maar veel ongemakkelijk reacties opriepen. Hoewel er ook veel gevallen waren waarin waarnemers van deze documenten kozen voor strategieën van ontkenning, is het probleem met bijvoorbeeld foto's van koloniale wreedheid in de Nederlandse samenleving er ook één van een mismatch van categorieën. Sprekend over Franse klachten van koloniale vergeten, heeft Ann Laura Stoler gezegd dat: [r]ather than ‘amnesia’, I would turn to ‘aphasia’ as a possibly more productive term to describe the nature of the disconnect... not to pathologize historical | ||||||||||||||||||||||
[pagina 225]
| ||||||||||||||||||||||
loss as organic cognitive deficit but rather to emphasize two features: that it is not so much a loss of memory, but an occlusion of knowledge that is at issue. Aphasia is rather a dismembering, a difficulty speaking, a difficulty generating a vocabulary that associates appropriate words and concepts to appropriate things.Ga naar eind25 Het concept ‘culturele afasie’ maakt duidelijk dat stiltes niet hoeven te wijzen in de richting van de vergetelheid of definitief vergeten, maar op de beschikbaarheid van taal en mogelijkheden voor de expressie. Culturele afasie heeft bovendien een directe link met memorabiliteit: het gebrek aan taal remt de productie van een memorabel verleden. Ik wil het Stolers concept van culturele afasie verder ontwikkelen door een onderscheid te maken tussen twee meer specifieke situaties: een waarin een bepaalde woordenschat niet bestaat, en een waarin de voorwaarden voor het uitdrukken van een bepaalde woordenschat niet bestaan. Eviatar Zerubavel heeft geschreven over het tweede type, dat optreedt wanneer we zeggen dat er een olifant in de kamer is, of een familiegeheim, of een samenzwering van stilte.Ga naar eind26 Dit zijn situaties waarin mensen bepaalde kwesties herkennen, maar collectief besluiten er niet over te spreken. Het eerste type, echter, wanneer een bepaalde vocabulaire niet beschikbaar is, zorgt voor een geheel andere situatie waarin er geen kaders zijn bepaalde herinneringen kunnen produceren. De Nederlandse situatie is van dit laatste soort: zij is niet één van samenzwering, maar van het ontbreken van bepaalde betekeniskaders. Zoals socioloog Jan Breman heeft gezegd toen hij een meer dan tachtig jaar oud rapport over koeliearbeidsomstandigheden in Sumatra publiceerde, moet onze aandacht daarom niet uitgaan naar de openbaring van dit document, maar naar het feit dat het bestaan ervan zonder veel moeite weg kon glippen uit het cultureel geheugen.Ga naar eind27 In tegenstelling tot veel andere episodes uit het Nederlandse verleden, is koloniaal geweld precies een type gebeurtenis dat niet blijft hangen: het sijpelt weg, in ieder geval binnen een nationaal kader. Dit ontglippen zou echter niet moeten leiden tot de conclusie dat de sporen van dit geweld verborgen zijn en ontbreken aan de publieke sfeer, maar tot een analyse van de kaders waarbinnen het betekenis krijgen. Met andere woorden: ik denk niet dat de critici die ik hierboven heb besproken het bij het verkeerde eind hebben met hun opmerking dat er een probleem is met het Nederlandse koloniale geheugen. Ik ben het in feite helemaal met ze eens op dit punt. Het verschil dat ik wil maken met dit artikel is analytisch van aard, want ik zie dit probleem niet als gevolg van een gebrek aan sporen veroorzaakt door een samenzwering, maar als het resultaat van dominante discoursen die de doden van | ||||||||||||||||||||||
[pagina 226]
| ||||||||||||||||||||||
Indië niet produceren als behorend de Nederlandse nationale geschiedenis en het Nederlandse nationale culturele geheugen. Dit is niet de plaats om uitvoerig te gaan op de vraag welke elementen uit het Nederlandse verleden wel memorabel blijken te zijn, maar de beelden van Nederland als veerkrachtig en onafhankelijk (bijvoorbeeld tegen de Spanjaarden in de Tachtigjarige Oorlog), als slachtoffer (door de Duitsers in de Tweede Wereldoorlog, en in meer recente tijden door islamitische immigranten) en als tolerant en toonaangevend wat betreft de internationale rechten van de mens (bijvoorbeeld als grondlegger van de Europese Unie en gastland van het Internationaal Gerechtshof en het Internationaal Strafhof in Den Haag) zijn sterk aanwezig in het onderwijs en de publieke sfeer. Het herinneren van de doden van het Nederlandse, koloniale geweld, daarentegen, houdt ook de herinnering van Nederlands daderschap in, en die (historische) positie is nauwelijks beschikbaar. Twee andere factoren, ook opgemerkt door Stoler voor de Franse zaak, zijn tevens sterk van toepassing op Nederland. Ten eerste worden de geschiedenissen van de Nederlandse natie en het Nederlandse koloniale rijk meestal behandeld als afzonderlijke zaken (zie de analyse van Von der Dunk hierboven). Wat we zien gebeuren is dat er wel een groep van critici is die koloniaal geweld een prominente en structurele positie wil geven in het Nederlandse culturele geheugen, maar dat deze de natie niet kunnen overtuigen vanwege deze compartimentering van de nationale en koloniale geschiedenis, die het onmogelijk maakt dit geweld memorabel te maken binnen een nationaal kader. De tweede factor is dat Nederland door de meeste witte Nederlanders wordt gezien als een in wezen wit land met een witte cultuur, met als gevolg dat de niet-witte bevolking systematisch wordt uitgesloten van noties van Nederlanderschap. Het regelmatig bekritiseerde maar nog steeds wijdverspreide gebruik van de binaire tegenstelling tussen ‘autochtonen’ en ‘allochtonen’, letterlijk ‘van deze grond’ of ‘van andere grond’, maar in de praktijk gebruikt om witte en niet-witte mensen aan te duiden, maakt dit onderscheid duidelijk. De Nederlandse afatische conditie produceert een onvermogen om de natie te zien als de voormalige metropool van een koloniaal rijk en om de blijvende raciale hiërarchieën die voortvloeien uit dit verleden te erkennen. Het feit echter dat documenten van koloniaal geweld ‘ontdekt’ blijven worden - dat wil zeggen: bedekt en ontdekt - wijst op hun beklijvende macht over de Nederlandse samenleving. Butler schrijft dat de kaders waarbinnen wij waarnemen nooit helemaal bepalen wat we zien, denken, herkennen en begrijpen. Er blijft iets over dat onze perceptie van de werkelijkheid troebleert.Ga naar eind28 Misschien dat Dan Stone's woorden dat genocide niet sterk vatbaar is voor gewilde vergetelheid vanwege | ||||||||||||||||||||||
[pagina 227]
| ||||||||||||||||||||||
de diepe wonden die zij slaat niet alleen van toepassing is op de slachtoffers, maar ook op de daders.Ga naar eind29 | ||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| ||||||||||||||||||||||
[pagina 228]
| ||||||||||||||||||||||
|
|