Indische Letteren. Jaargang 28
(2013)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 164]
| |||||||||||||
Schaken met Diponegoro
| |||||||||||||
Een verzwegen geschiedenisSchaken met Diponegoro: toneelspel in drie bedrijven luidt de volledige titel van dat script. In de lijst met personages staat Diponegoro bovenaan, als ‘de allesbeheersende figuur op de achtergrond, die echter niet ten tonele wordt gevoerd’.Ga naar eind1 Haasse benadrukt: ‘Voor de Javanen en eigenlijk voor de gehele Indonesische natie, is hij hèt symbool van de strijd voor vrijheid en onafhankelijkheid.’Ga naar eind2 Diponegoro, bij wiens geboorte al was voorspeld dat hij de Nederlanders zou ‘verderven’, werd in 1830 onder het mom van vredesonderhandelingen gevangengenomen door de Nederlandse generaal H.M. de Koek. De prins werd vervolgens levenslang verbannen, eerst naar Menado, later naar Makassar, naar Fort Rotterdam, waar hij tot zijn dood in 1855 verbleef. In Nederland staat deze gevangenneming bekend als de overgave van Diponegoro aan de Nederlandse strijdkrachten. Zo werd ze ookvastgelegd, op doek, door de bekende historieschilder Nicolaas Pieneman (1809-1860). Het schilderij, tussen 1830 en 1835 gemaakt in opdracht van Koning Willem ii, geheten De onderwerping van den hoofd-muiteling Diepo Negoro aan den Luitenant Generaal Hendrik Merkus baron de Kock. Einde van den oorlog op Java 1825-1830, is te bezichtigen in het Rijksmuseum. | |||||||||||||
[pagina 165]
| |||||||||||||
De onderwerping van Diepo Negoro aan luitenant-generaal baron De Kock, ca. 1830-ca. 1835, olieverf op doek, Nicolaas Pieneman (1809-1860), Rijksmuseum Amsterdam.
Haasse bespreekt het in een losse inleiding bij Schaken met Diponegoro die bewaard is gebleven in het Letterkundig Museum te Den Haag en deels is overgenomen in het programmaboekje van het Gezelschap van de Zee uit 1995: De schilder moet zich ten volle bewust geweest zijn van het feit dat Diponegoro onder voorwendsel van onderhandeling op een laffe manier in een valstrik gelokt was. Pieneman toont de Javaanse prins als een slachtoffer, maar dan wel als iemand die in waardige berusting zijn lot aanvaardt, en niet als de woeste uiteindelijk onderworpen opstandeling, het ‘Hoofd der muitelingen’, zoals de eigentijdse berichtgeving Diponegoro bij voorkeur betitelde.Ga naar eind3 Tegelijkertijd noemt zij ook het Indonesische perspectief op de gebeurtenis, eveneens op canvas vastgelegd, rond 1857, door de Javaanse schilder Raden Saleh (1811-1880): | |||||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||||
vrijwel identiek wat decor en opstelling van de personages betreft, alleen staat hier Diponegoro naast generaal de Koek; verontwaardiging en verzet zijn op zijn gezicht en in zijn houding te lezen.Ga naar eind4 Salehs doek, destijds een geschenk aan Koning Willem iii, hing lange tijd in Bronbeek, in de voormalige trofeeëngalerij van de koning die later een museum werd. In 1978 werd het in het kader van het cultureel akkoord tussen Nederland en Indonesië door het Koninklijk Huis teruggeschonken aan de Indonesische overheid. Tegenwoordig bevindt het zich in het museum bij het presidentieel paleis te Jakarta. Naar aanleiding van de twee schilderijen merkt Haasse op: Deze afbeeldingen bewijzen dat er wel degelijk, zij het uiterst schaarse, blijken van belangstelling en medeleven zijn geweest ten aanzien van een destijds aan Nederlandse zijde doodgezwegen gebeurtenis.Ga naar eind5 Eenzelfde conclusie trok in 1947 de oud-ambtenaar Zuidoost-Aziatische zaken S. van Praag in zijn studie Onrust op Java. De jeugd van Dipanegara:
De gevangenneming van prins Diponegoro, 1857, olieverf op doek, origineel getiteld ‘Historisches Tableau, die Gefangennahmen des Javanischen Häuptling Diepo Negoro’, Raden Saleh (1811-1880), presidentieel paleis te Jakarta.
| |||||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||||
Want zonder ik hen uit, die zich als vakmenschen op dat deel der Javaansche geschiedenis hebben toegelegd, dan kan ik wel zeggen dat Dipanegara's gestalte vrijwel onopgemerkt aan het Nederlandse geestesoog is voorbijgegaan.Ga naar eind7 Waar Haasse constateert dat géén van de auteurs uit de Indische bellettrie zich door leven en lot van Diponegoro heeft laten inspireren, ‘niet P.A. Daum, niet Louis Couperus, zelfs niet E. Du Perron’Ga naar eind8, stelt Van Praag vast dat bij dichters en schrijvers uit Diponegoro's tijd niet ‘één oogenblik het bewustzijn leefde van datgene wat zich in de jaren 1825-1830 in Oost-Java aan het afspelen was.’Ga naar eind9 Beiden verwonderen zich erover dat zelfs Multatuli, in deel IV van zijn Ideeën, maar ‘enkele regels’ aan Diponegoro wijdde waarin hij de vrijheidsstrijder ‘in wie hij toch in bepaalde opzichten een geestverwant had kunnen zien’Ga naar eind10 bovendien ‘een arme dweeper’ noemde.Ga naar eind11 Dat Multatuli in Max Havelaar enkele veelzeggender regels over Diponegoro schreef is hen vermoedelijk ontgaan. De passage staat dan ook niet in, maar achterin het boek (vanaf de herziene uitgave in 1875), in een voetnoot over Roorda van Eysinga's ‘Vloekzang, de laatste dag der Hollanders op Java door Sentot’: de ‘muitelingen’ zooals de party van Diepo Negoro in chauvinistisch Hollandsch genoemd werd, een vertalingsfout, waaraan zich ook de Spanjaarden schuldig maakten jegens de Nederlanders, toen dezen zich van indelikate vreemdelingen trachtten te ontslaan. De meer of mindere juistheid van zoodanige uitdrukkingen hangt dikwyls af van geografische ligging, dagteekening, huidskleur, geloof, en behoefte aan batige saldo's. De muiters van gister zyn dikwyls de helden en martelaren van vandaag.Ga naar eind12 Maar bij deze voetnoot is het dan ook gebleven. Van Praag besluit dat de negentiende-eeuwse letterkundige wereld op het Javadrama van 1825-1830 heeft gereageerd ‘met een zelfs voor die wereld onbegrijpelijk slappe onverschilligheid’.Ga naar eind13 Geen van hen had oog gehad voor Diponegoro's eigen kroniek in dichtvorm, getiteld Babad Dipanegara, geschreven tijdens zijn jarenlange gevangenschap in Makassar. Van Praag was de eerste die uit deze belangrijke bron citeerde, Diponegoro's visie uitlegde zonder hem eenzijdig af te schilderen als muiter of fanatieke moslim. Hella Haasse prijst Van Praags ‘erudiete, maar niet erg meeslepend geschreven studie’Ga naar eind14 en zijn overtuiging dat deze Javaanse vrijheidsstrijder veel méér belangstelling verdiende dan hem bij tijdgenoot en nageslacht ten deel was gevallen. Volgens Van Praag stak Diponegoro ‘torenhoog’ uit boven zijn Hollandse en Hollands-Indische tijdgenoten.’Ga naar eind15 Behalve als blijk van bewondering publiceerde hij zijn boek, | |||||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||||
dat verscheen in het jaar van de eerste politionele actie, óók als waarschuwing: Mijdt toch de fouten in het verleden begaan, houdt op met ieder hooghartig machtsvertoon. Weet wat een guerrilla op Java betekent, de jaren 1825-1830 leggen er op ondubbelzinnige wijze getuigenis van af.Ga naar eind16 | |||||||||||||
Wachtwoord en strijdkreetTijdens de Java-oorlog stierven zo'n vijfduizend Hollandse en achtduizend Indonesische militairen in dienst van het Nederlands leger en naar schatting zo'n tweehonderdduizend Javanen. Het was één van de bloedigste episodes uit de koloniale geschiedenis. En één van de duurste: de oorlog kostte ruim twintig miljoen gulden. Aanleiding voor de strijd was de aanleg van een weg door het Nederlandse gouvernement, waarbij een boomgaard op Diponegoro's landgoed Tegalredja zou worden verwoest én een op het terrein gelegen heilig familiegraf. Honderden boeren hielden de wegaanleg tegen, het gouvernement stuurde troepen en er ontstond een gevecht. Diponegoro vluchtte met zijn volgelingen naar de bergen en hield deze tactiek, van uitwijken en langs omwegen aanvallen, vijf jaar lang vol. Achter deze directe aanleiding speelde een economisch en politiek conflict: de invoer van pachthervormingen door het Nederlandse gouvernement, waarmee de Javaanse adel een belangrijke bron van inkomsten werd ontnomen; het morele en religieuze verval van diezelfde adel aan het hof van Yogyakarta, waar Diponegoro was aangesteld als voogd van een kind dat de rol van sultan vervulde; én de almaar toenemende armoede en onrust onder de Javaanse bevolking. Bij de bevolking groeide Diponegoro tijdens de oorlog uit tot de ‘ware sultan’ van Java en beschermheer van de Islam. En nog steeds geldt hij als een van de belangrijkste Indonesische nationale helden, zoals ook Hella Haasse benadrukt in haar inleiding bij Schaken met Diponegoro: Zijn naam is een wachtwoord en een strijdkreet geworden voor latere generaties in het verzet tegen het Nederlandse kolonialisme. [...] Voorhet volk van Java was hij de verpersoonlijking van de mythische verlosser, de Ratu Adil, de wijze vorst die een einde zal maken aan onrecht en onderdrukking.Ga naar eind17 In Nederland zijn Diponegoro's naam en beeltenis bijna volledig uit het zicht en de geschiedenisboeken verdwenen. Terecht vroeg Bert Paasman zich in 2002, in zijn | |||||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||||
inaugurele rede aan de Universiteit van Amsterdam, af welke scholier tegenwoordig nog iets gehoord heeft over ‘de begin-negentiende-eeuwse Java-oorlog en het verraad Diponegoro aangedaan’? ‘En welke scholier leest nog de literaire teksten die dit verleden thematiseren?’Ga naar eind18 | |||||||||||||
Haasse en FabriciusDie literaire teksten kwamen er wel. Begin 1975 aanvaardde Hella Haasse een opdracht van De Haagse Comedie ‘voor het schrijven van een avondvullend toneelstuk’ en stelde als werktitel voor ‘Schaken met Diponegoro’.Ga naar eind19 Deze ‘opdracht op het gebied van de dramatische letterkunde’ werd verleend door het toenmalige Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappij. Nadat Haasse een synopsis schreef, waarover De Haagse Comedie ‘bijzonder enthousiast’Ga naar eind20 was en waarmee de minister van CRM ‘in beginsel’ akkoord ging - Haasse kreeg tweeduizend gulden om een ‘speelbaar stuk’ te schrijvenGa naar eind21 - stuurde zij, in augustus 1976, een eerste versie op van Schaken met Diponegoro. Al maanden van tevoren liet Carl van der Plas, de directeur van de Haagse Comedie, weten hoezeer hij uitzag naar het stuk: Mijn recente bezoek aan Indonesië - ik werkte mee aan de Max Havelaar film - gaf mij de mogelijkheid alvast een bedevaart naar het Diponegoro-monument bij Jogyakarta te maken. U merkt wel: de Haagse Comedie pakt haar zaken serieus aan. Van u wisten wij dat al. Daarom is onze nieuwsgierigheid gemengd met de hoop op een spoedige realisering van uw nieuwe toneelstuk.Ga naar eind22 Het enthousiasme bleef, ook na lezing van het script, en daarom besloot Van der Plas: ‘Wij willen proberen om “Schaken met Diponegoro” in het repertoire op te nemen. Doordat het programma voor het seizoen 1976-1977 al vaststaat zal dit niet eerder dan in het speeljaar 1977-1978 mogelijk zijn.’Ga naar eind23 Maar het laatste gebeurde niet. Schaken met Diponegoro werd niet opgevoerd en de correspondentie tussen Haasse en De Haagse Comedie, die verspreid is over dossiermappen in het Haags Gemeentearchief en het Letterkundig Museum, stokt bij een brief van 6 april 1977, van dramaturg Karei van Muyden aan Hella Haasse, waarin hij aangaf haar het enige volledige exemplaar van Schaken met Diponegoro te hebben teruggestuurd.Ga naar eind24 Andere data uit datzelfde jaar doen vermoeden dat het stuk in 1977 wél werd aangekondigd: op 3 maart werd door de VARA-radio een twintig minuten durende lezing uitgezonden van Haasse over Diponegoro en op 5 no- | |||||||||||||
[pagina 170]
| |||||||||||||
vember verscheen in Het Vaderland het artikel ‘Aandacht voor een Javaans vrijheidsstrijder’, door Margaretha Ferguson, met een korte samenvatting van het script: Schaken met Dipanegara (spreek uit Diponegoro) heet het toneelstuk dat Hella Haasse in opdracht van de Haagse Comedie heeft geschreven. Dit stuk behandelt de persoonlijke relatie die ontstaat tussen de in de laatste jaren van zijn leven naar het fort Rotterdam te Makassar verbannen Javaanse vrijheidsstrijder Dipanegara en degene die belast is met zijn bewaking, een Nederlands officier.
Portret van Dipo Negoro, 1835, litho door C.C.A. Last naar een oorspronkelijke potloodtekening van A.J. Bik uit 1830. Het origineel bevindt zich in het Rijksprentenkabinet in Amsterdam. Bron: het Geheugen van Nederland. (www.geheugenvannederland.nl)
Naast Haasses stuk bespreekt Ferguson de historische roman van Johan Fabricius die eerder dat jaar uitkwam en óók over Diponegoro ging: Dipan'gara: de Java-oorlog van 1825 tot 1830. Dat zowel Haasse als Fabricius zich, onafhankelijk van elkaar, in deze vrijheidsstrijder hadden verdiept, maakte Hella Haasse volgens Ferguson tot de ‘interessantst denkbare gesprekspartner’ voor een literaire ‘samenspraak’ met Fabricius op 11 november 1977 in de Haagse Kunstkring.Ga naar eind26 Interessant moet die samenspraak zeker zijn geweest, gezien de overeenkomsten tussen de twee schrijvers en hun teksten. Zowel Haasse als Fabricius waren kort tevoren, respectievelijk in 1969 en 1970, teruggekeerd naar hun geboorteland Java, wat in beide gevallen resulteerde in een literair reisverslag: Haasses Krassen op een rots (1970) en Fabricius' | |||||||||||||
[pagina 171]
| |||||||||||||
Sentimental Journey (1971). Bij allebei leidde de terugkeer bovendien tot een intensieve zoektocht naar de geschiedenis van Indonesië én de figuur van Diponegoro door wie beiden gefascineerd waren. Daarvoor was de kiem al tijdens hun Indische schooljaren gelegd. ‘Als schooljongen heb ik het verhaal verslonden van de Javaanse prins die zich door ons onrecht aangedaan voelde’, aldus Fabricius.Ga naar eind27 In de derde, herziene druk van de Oost Indische Spiegel uit 1978, in het hoofdstuk ‘Indonesia revisited’, onder andere gewijd aan Haasses Krassen op een rots, Fabricius' Sentimental Journey en zijn Dipan'gara-roman, verbaast Rob Nieuwenhuys zich over deze herinnering: want in de boekjes die hij als schooljongen over Dipanegara gelezen kan hebben, moet hij hem toch vooral als opstandeling zijn tegengekomen, als een dweepzieke en gevaarlijke fanaticus. Dat was het beeld dat onze liberale en nationaal getinte geschiedbeschouwing decennialang in stand heeft weten te houden.Ga naar eind28 Juist dát beeld vormde voor Hella Haasse de aanleiding zich in Diponegoro te willen verdiepen. Tijdens haar radio-optreden bij de VARA, opgenomen op 21 februari 1977, verklaarde zij:
Hella Haasse, Amsterdam 1972. (Collectie: Hella S. Haasse)
De naam Diponegoro zal vele jongeren nu volslagen onbekend zijn hier in Nederland. Ouderen zullen zich die naam herinneren ook al omdat die in onze schoolboekjes voorkwam. Maar daar kregen we altijd uiterst summiere informatie over deze bijzonder boeiende persoonlijkheid die ons daar werd afge- | |||||||||||||
[pagina 172]
| |||||||||||||
schilderd als de leider van de opstand, als een rebel, als een muiter, als een fanatieke dweper voor het Mohammedaanse geloof. Maar waar we toch in feite nooit zo erg veel werkelijke, wezenlijke informatie over ontvingen.Ga naar eind29 Daarom schreef Haasse Schaken met Diponegoro, ‘om kennis te vergaren, om inzicht te verkrijgen in die wereld waar ik eigenlijk zo bitter weinig werkelijk van heb begrepen toen ik er als kind en jong meisje leefde’.Ga naar eind30 Ze wilde de achtergronden kennen, ‘vooral van Java’, zoveel mogelijk onderzoeken om ‘des te beter te kunnen oordelen over wat zich daar nu afspeelt’ [...] ‘en toen heb ik van allerlei opgezocht over hem en gelezen over hem en zijn tijd en over de Java-oorlog, en over de oorzaken die tot de Java-oorlog hebben geleid.’Ga naar eind31 | |||||||||||||
Een Indisch dramaSchaken met Diponegoro speelt zich af in 1856, een jaar na Diponegoro's dood, in een Gelders buitenhuis, in Nederland dus, maar is doordrongen van Indië, van Indonesische woorden, Indonesische geschiedenis en mystiek, van Indische thema's en de herinnering aan de legendarische Indonesische vrijheidsstrijder, de allesbeheersende figuur op de achtergrond: Diponegoro. Het stuk gaat over kapitein Egbert van Wellecom, voormalig bewaker van Diponegoro in Fort Rotterdam, die zich na zijn terugkeer in Holland steeds meer identificeert met de Javaanse prins die hij van dichtbij had leren kennen, met wie hij schaak had gespeeld en die hij zag sterven. ‘Ik kon nooit rechtstreeks over Diponegoro schrijven’, licht Haasse in 1977 toe, ‘omdat ikzelf in de positie verkeerde van die Nederlander die zich voor een deel tracht te vereenzelvigen met een mens met een zo andere natuur, een zo ander wezen.’Ga naar eind32 Haasses insteek lijkt op die van Fabricius, wiens boek bestaat uit fictieve en postuum geschreven brieven van verzonnen én historische personages, onder wie Diponegoro zelf, die een veelkleurig beeld schetsen van de prins, als mens, zonder dat de schrijver of verteller hierover een rechtstreeks oordeel velt. De roman eindigt met een brief van kapitein Johan Jacob Roeps (1805-1840), bewaker van Diponegoro gedurende de tocht van Magelang naar Batavia, die de prins beschrijft als vriendelijk en vredelievend en vervolgens aan de brieflezer, en eigenlijk alle lezers, vraagt: ‘Wat hadt Ghijlieden dan eigenlijk verwacht? Gij zijt daarginds uitsluitend op Uw eigen voordeel uitgeweest. Wat wist Gij eigenlijk van dat land, van dat volk? Gij hadt immers zelfs nog niet de moeite genomen, de landstaal te leren!’Ga naar eind33 | |||||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||||
Overeenkomstige gewetensvragen komen voor in Schaken met Diponegoro, in de dialogen tussen Egbert van Wellecom en zijn rivaal Paul Weerdenburg, de huisdokter, die heimelijk verliefd is op Egberts vrouw Emma. Paul noemt Diponegoro een muiter, ‘de aanstichter van het Javaanse verzet tegen ons gezag’,Ga naar eind34 maar baseert zich op werken van Hageman (1856) en Weitzel (1854) waarover Van Praag in 1947 zijn schouders ophaalt: Hageman mist het vermogen om historisch waardevolle gegevens ‘bevredigend te verwerken’;Ga naar eind35 Weitzels boek is ‘nauwelijks het vermelden waard’, omdat ‘de Hollanders er bij vrijwel elke gelegenheid het best afkomen, terwijl de Javaansche muiters [...] ons zwart afgeschilderd worden’.Ga naar eind36 Ook Hella Haasse is over de werken niet te spreken en betoogt bij monde van Egbert: ‘Natuurlijk, zij spreken over “de Javaanse muiters”, en dat is overheid en publiek hier welgevallig! Maar ik zeg u, dat een dergelijke voorstelling van zaken volstrekt onzinnig is, erger, zij is vals!’Ga naar eind37 Als Paul tegenwerpt dat de Javanen toch zeker met moord en brand tekeergingen tegen een gouvernement dat hen tegen de willekeur van hun eigen vorsten wilde beschermen antwoordt Egbert: Wie moordden en brandden er, mijnheer? Onze troepen! En waarom? Omdat zij de Javanen niet te pakken konden krijgen! [...] U weet er niets van, hoe zou u ook, in dit land waar men koffie en suiker verhandelt maar geen belang heeft bij de waarheid over de koloniën!Ga naar eind38 Vanwege het voortdurende onbegrip bij het thuisfront en een groeiend heimwee naar Indië vereenzelvigt Van Wellecom zich tenslotte zodanig met Diponegoro dat hij meent zélf de prins te zijn. Hij praat als Diponegoro, kleedt zich als Diponegoro en zondert zich af als Diponegoro, verzonken in meditatie, op de bovenverdieping van het Hollandse huis waarin, beetje bij beetje, alle meubels verdwijnen en alleen nog planten worden geduld. Egbert waant zich op Java, op Diponegoro's landgoed te Tegalredja, is in gedachten voortdurend in gesprek met Diponegoro, en laat enkel nog zijn oppasser Teun en de Javaanse vrouw Roekmini toe, die in Van Wellecoms gevolg zijn meegereisd. Op die reis ging ook Diponegoro's schaakbord mee, dat Egbert geen moment uit het oog verliest en dat klaarstaat voor die éne keer dat hij nog met de prins zal spelen. ‘Prins Diponegoro was een schaker bij uitstek’, legt Egbert uit. Wij bleken aan elkaar gewaagd. Honderden avonden hebben wij tegenover elkaar gezeten aan het schaakbord. En voor wij begonnen... en na afloop... praatten wij met elkaar... als oude vrienden. Jazeker! Als vrienden... over wezenlijke zaken... leven... en dood.Ga naar eind39 | |||||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||||
De laatste partij die zij samen speelden werd gewonnen door Egbert. De volgende dag was Diponegoro ziek: ‘Er kwam niets van schaken. Nooit meer. Toen ik hem weer zag, was hij stervende. “U moet nog revanche nemen!” zei ik tegen hem [...]. “Dat zal ik doen”, antwoordde hij. Het waren zijn laatste woorden.’Ga naar eind40 Ondertussen kunnen de buitenstaanders in deze ‘Diponegoro-komedie’,Ga naar eind41 Emma en Paul, Egberts gedaantewisseling niet anders beschouwen dan als krankzinnigheid of het gevolg van goena goena. Roekmini is in die laatste verdenking de eerst aangewezene. Zij speelt verschillende rollen, van baboe tot hofdame, van kruidenvrouw tot de Moslimpriester Kiaji Modjo, die tijdens de oorlog Diponegoro had uitgeroepen tot Beschermer van de Islam en sultan van Zuid-Java. Als Kiaji Modjo weet Roekmini Egbert ervan te overtuigen dat hij door de Almachtige is aangewezen de oorlog tegen de ongelovigen te leiden, dat hij als Diponegoro zal worden wedergeboren om te doen wat bij diens geboorte was voorspeld: de Hollanders te ‘verderven’. Egberts transformatie wordt bezegeld als hij Roekmini's bezwering beantwoordt met de woorden die Diponegoro op zijn sterfbed sprak: ‘Zeker, dat zal ik doen.’Ga naar eind42 Voor Emma is deze vertoning als een wayangspel waarin haar man is gedegradeerd tot een marionet en is opgehouden zijn vrouw te herkennen. Haar enige uitweg blijkt uiteindelijk zelf aan dit spel mee te doen. Zoals Teun de rol van Javaanse boer heeft aangenomen zal Emma moeten veranderen in een Javaanse prinses, in Diponegoro's bruid. Opnieuw is het Roekmini, ditmaal als hofdame, die de gedaantewisseling regisseert: ‘Mevrouw zal zijn als een bruid op de dag van haar huwelijk’.Ga naar eind43 In het derde en laatste bedrijf verschijnt Emma als de vrouw van Diponegoro, gekleed in een sarong, passief, droomachtig én beginnend zwanger. Het huis is leeg, de situatie onleefbaar, althans volgens Paul van Weerdenburg die met rijtuig en verplegers is aangerukt om Egbert weg te voeren en hem, met de hulp van hoge autoriteiten, in een inrichting te plaatsen. Dit blijkt geen gemakkelijke opgave, totdat Paul zich voordoet als generaal de Koek tijdens de overgave van Diponegoro in Magelang. Onder het voorwendsel van vredesoverleg wordt Egbert gevangen genomen. Net als in 1830 zal Diponegoro in de val worden gelokt, besluit Roekmini, ‘omdat het zijn lot is’.Ga naar eind44 Egbert vertrekt, zonder gevolg. Zelfs het schaakbord blijft achter, ‘niet meer nodig nu’, verklaart Roekmini. ‘Het spel is uit, afgelopen. [...] De pangeran Diponegoro heeft gewonnen. [...] De heer kapitein heeft voor de prins gespeeld [...] de laatste zet gedaan.’Ga naar eind45 | |||||||||||||
[pagina 175]
| |||||||||||||
Die laatste zet is het ongeboren kind van Egbert, of Diponegoro, dat met Emma en Paul zal vertrekken naar Indië, als zoon van Paul, waar het zal opgroeien tussen de landskinderen en trouwen met een vrouw van het land, aldus Roekmini in een lange slotmonoloog die als volgt eindigt: Zo zal het gaan... De kinderen van de kindskinderen van het kind dat nu geboren zal worden, zullen vervullen wat over mijn Heer Diponegoro was voorspeld... de kinderen van de kindskinderen van het kind dat nu geboren zal worden, zullen de Nederlanders verdrijven uit mijn land.Ga naar eind46 | |||||||||||||
In een la gestoptSchaken met Diponegoro is een spannend stuk, zelfs voor wie het nooit op toneel heeft gezien. Het is ook een belangrijk stuk, omdat het over een episode uit de koloniale geschiedenis gaat die we in Nederland nauwelijks nog kennen. Het stuk stelt vragen bij die geschiedenis en Egbert van Wellecom, die de episode met Indonesische ogen bekijkt, werpt er een nieuw perspectief op. Bovendien is het nog steeds actueel, omdat het de botsing weergeeft tussen verschillende culturen en de discussie aansnijdt over onbegrip en uitbuiting van andere culturen. Daarbij is Schaken met Diponegoro een echt Indisch werk, dat doortrokken is van de sfeer van Indië, waarin heimwee, verlangen naar het land en de mensen, maar óók goena goena, een rol spelen. Tenslotte is het onmiskenbaar een werk van Hella Haasse, met de bekende thema's als het ontmaskeren van de waarheid en de vervlechting van heden en verleden. Het staat in een interessante verhouding tot Oeroeg, tot Haasses Indische én historische romans, maar ook tot Fabricius' Dipan'gara. Zonder twijfel verdient het dus ook een plek in Haasses oeuvre en in de Nederlands-Indische letteren.
Waarom werd dit belangrijke toneelstuk in 1977 dan toch niet opgevoerd? In een gesprek met Trouw uit 1995 suggereert Haasse dat vooral de tijd tegenzat: ‘In die dagen streefde men een minder traditionele vorm van toneelspel na, met allerlei experimenten, dat wat men toen “nieuw toneel” noemde. Zodoende is er nooit iets van gekomen. Het toneelstuk belandde in een la.’Ga naar eind47
Uit die la kwam het in 1995 terecht bij Jan Schuurman Hess, artistiek leider van het Zeeuwse Gezelschap van de Zee. In januari van dat jaar schreef hij aan Hella Haasse: | |||||||||||||
[pagina 176]
| |||||||||||||
Via de bij ons gezelschap betrokken dramaturg Karei van Muyden hebben wij kennis genomen van een nooit gepubliceerd toneelstuk van Uw hand, ‘Schaken met Diponegoro’, waarmee hij zich indertijd heeft bezig gehouden als dramaturg bij de Haagse Comedie. Destijds lukte het niet een opvoering tot stand te brengen, maar door de vorm waarvan wij ons bedienen - die van een lezing met theatrale accenten - geloven wij een presentatie te kunnen maken, die aan de kwaliteiten van deze tekst alle recht doet. [...] ik verzeker U dat onze belangstelling oprecht is en voortkomt uit bewondering voor de manier waarop U aan het conflict tussen twee culturen gestalte hebt gegeven en voor de verrassende theatrale wending aan het slot als er een lijn wordt getrokken van het koloniale conflict dat aan de dramatische handeling vooraf gaat, naar de uiteindelijke totstandkoming van de Indonesische onafhankelijkheid.Ga naar eind48 In een interview in Zeelandboek, uit 2002, vertelt Hess: Schaken met Diponegoro; het was een kopie van een doorslag van een carbonpapiertje. En ik denk: jezus, wat een belangwekkend stuk. [...] Toen Hella Haasse tachtig werd had ze één grote wens: dat haar toneelstuk Schaken met Diponegoro zou worden gespeeld in een schouwburg.Ga naar eind49 Het Gezelschap van de Zee voerde het stuk op, in 1995, als gelezen, theatrale voorstelling, met decor en kostuums. In 1998 werd het nog eens gespeeld, ter gelegenheid van Haasses tachtigste verjaardag, in Diligentia in Den Haag. De regie was in handen van Willem Nijholt en Kees Scholten, die de rol van Teun vertolkte. De cast bestond uit Har Smeets (Egbert), Tineke Schrier (Emma), Anne-Marie Heyligers (Roekmini) en Reinier Bulder (Paul Weerdenburg). Hella Haasse was nauw bij de repetities en voorstellingen betrokken en fungeerde als klankbord voor de acteurs en regisseur. De productie ging op een korte tournee door Nederland, ontving een handvol lauw enthousiaste kritieken, met als positieve uitschieter de recensie van Kester Freriks in NRC Handelsblad van 8 september 1995, waarin het stuk geprezen werd als ‘toonbeeld van de verwerking van een verleden in Indië door een blanke’, als ‘opmerkelijke variant van het “thema van heimwee”, dat de Nederlands-Indische letteren zo beheerst’ en vanwege het ‘mooi, ingetogen-dramatisch gegeven: de desintegratie van de Nederlander, die eens met Indië in aanraking kwam.’Ga naar eind50 Schaken met Diponegoro is nooit in boekvorm verschenen, ondanks plannen hiervoor door uitgeverij Scheffers in 1997, die het stuk aankondigde als een drama waar- | |||||||||||||
[pagina 177]
| |||||||||||||
in ‘op het microniveau van de menselijke relaties zich herhaalt wat zich in de wereldpolitiek afspeelt’ en waarin ‘de Hollanders aan het kortste eind trekken’. Op de kaft zou een afbeelding van het schilderij van Pieneman komen te staan.
Programmaboekje bij de opvoering van ‘Schaken met Diponegoro’ door Het Gezelschap van de Zee, regie Willem Nijholt, 1995/ 1998.
Maar de boekuitgave is er om diverse redenen niet gekomen en dus moet de nieuwsgierige lezer zich, voor een kopie van het manuscript, wenden tot het Letterkundig Museum of de Universiteitsbibliotheek Amsterdam. Wat wél een vervolg kreeg is de vriendschap met Willem Nijholt, die begon met zijn regie van Schaken met Diponegoro en uitmondde in het brievenboek Met bonzend hart (2011). Misschien wel de eerste brief van Nijholt aan Haasse, die in zijn boek niet is opgenomen, maar wél is bewaard in het Letterkundig Museum, is geschreven nadat de eerste reeks voorstellingen van Schaken met Diponegoro was afgelopen: Ik wou ook nog even zeggen, Hella, dat het heerlijk was om met zo'n mooi stuk aan 't werk te zijn geweest. [...] Ik meen 't echt als ik zeg prachtig stuk! De taal is zo vloeiend en nobel en de constructie is zowat perfect te noemen. Nou, waar wachten ze dan toch op in dit zompige land? | |||||||||||||
[pagina 178]
| |||||||||||||
Opdracht van Willem Nijholt en acteurs aan Hella S. Haasse in ingebonden exemplaar van Schaken met Diponegoro, 1996. (Collectie: Universiteitsbibliotheek Amsterdam)
| |||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||
[pagina 179]
| |||||||||||||
Archiefstukken
|
|