Indische Letteren. Jaargang 28
(2013)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 74]
| ||||||||||||||||||||||||||
‘Wie verveelt heeft ongelijk’
| ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| ||||||||||||||||||||||||||
Deze scheldtraditie, de tropenstijl, is de grootste gemeenschappelijke deler van de Indische pers en Indische literatuur en daarom kan ik er voor mijn gevoel niet omheen om er in deze bundel een artikel aan te wijden.
Gerard Termorshuizen definieert de tropenstijl als een ‘vitale en vaak op de man gerichte wijze van schrijven [...] die regelmatig uitmondde in ongegeneerde grofheid’.Ga naar eind5 Zogenaamde ‘personaliteiten’ maken dus onlosmakelijk deel uit van de tropenstijl. En ‘personaliteiten’ worden elders - even neutraal als humoristisch - omschreven als ‘het kritisch signaleren van misbruiken en wantoestanden zonder daarbij naam en toenaam van daarvoor verantwoordelijk gehouden personen te verzwijgen.’Ga naar eind6 Deze oppositionele pers is ontstaan - ik heb het allemaal uit Termorshuizens magnum opus - vanaf het eind van de jaren vijftig van de negentiende eeuw. ‘Het is de stijl van een koloniaal tijdvak’, vond de vooruitstrevende journalist A.J. Lievegoed.Ga naar eind7 In Indië bestond geen parlement. Weliswaar leed de ene bevolkingsgroep daar aanzienlijk meer onder dan de andere - sommige bevolkingsgroepen waren minder ongelijk dan andere - feit blijft dat ook de Nederlandse gemeenschap, hoe bevoorrecht ook, amper politieke invloed had. Beperkt kiesrecht, geen persvrijheid, geen vrijheid van meningsuiting. Nederlands-Indië was een dictatuur. De krant verving het parlement en verwoordde de gedachten en gevoelens, de woede en de onmacht van zijn lezers. ‘Elke samenleving,’ besluit Termorshuizen, ‘heeft de pers die zij verdient’.Ga naar eind8 De Indische journalist heeft een ‘dubbele roeping’: enerzijds nieuws en geëngageerde opinie brengen en anderzijds amuseren. Schrijf- en verteltalent stonden in Indië in hoog aanzien.Ga naar eind9 De Indische literatuur kent in zekere zin eveneens een dubbele roeping. Een groot deel van het corpus teksten behoort niet tot de gebruikelijke literaire genres: scheepsjournalen, brieven, reisverslagen, Kamertoespraken, dagboeken, wetenschappelijke verhandelingen... Met andere woorden, de oorspronkelijke functie van veel literaire teksten is eveneens informeren - net als van de pers. De scheiding tussen pers en literatuur is overigens vaag en nogal eens volledig afwezig. Willem Walraven beschouwde zijn journalistieke werk zoals bekend als ‘eendagsvliegen’. Toch zien wij ze, net als bijvoorbeeld de rijmkronieken van Herman Salomonson, als literatuur. Elke samenleving heeft ook de literatuur die zij verdient.
Een van de vroegste Indische kankeraars is Matthijs Cramer in zijn bundel D'Indiaense tyfferboom: uyt-tijfferende verscheyden heylsame, nuttige en ziel bedenckende rymen uit 1670, waarin hij ondermeer de roddel, de lichte zeden en het patserige karakter van de Indische maatschappij bekritiseert: | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| ||||||||||||||||||||||||||
Snorcken, pocchen, ende blasen
Daar van hanght dit land aen een;
d'Minste weters, zijn hier basen,
't Zijn al danssers op een beenGa naar eind10
Een ander vroeg voorbeeld zijn de Mengeldigten van Laurens van Elstland, nooit uitgegeven, maar een afschrift is wonder boven wonder bewaard gebleven.Ga naar eind11 Van Elstland heeft het vooral voorzien op vrouwen. Bij hem maakt het niet uit of ze nu ‘wit’, ‘swart’ of ‘bont’ zijn, alle vrouwen in de tropen zijn mooi, lui en wellustig - de bekende vooroordelen op een rijtje: Een bontje met style ooren
daar menig in blyft smoren
die moejt haar met de huyszorg niet
maar volgt dat sy van andere siet
of haar eygen lusten
dan kanze zorgloos rustenGa naar eind12
Het bekendste voorbeeld van tropenstijl uit de VOC-tijd is wellicht de Oost-Indise spiegel van Nicolaus de Graaff (1619-1688). De Oost-Indise spiegel, verschenen in 1701, kennen we vooral van de scheldkanonnades tegen de corruptie bij de VOC en tegen vrouwen. Politiek uiterst incorrect, maar tegelijkertijd een stilistisch meesterwerk.Ga naar eind13 Het volgende citaat gaat dit keer niet over Indische, maar over Hollandse vrouwen die naar Indië zijn uitgeweken: 't zijn [...] schotbeesten, spinhuis hoeren, dronke straatvarkens en diefeggen, die 't in Holland niet langer dorsten houwen of souwen dikwils weer prijkel [gevaar] van 't spinhuis of schavot hebben gelopen [...] Als sy dan wat geprospereert hebben, wat moy inde kleeren, wat goelijk van smoel en daar toe wat jonk van jaren zijn, beginnende sommige koopluide, onderkoopluide, boekhouders, kassiers, dispensiers, schippers en stierluiden naar te lopen, die sy dan aanhoude, insonderheid die sy weeten dat eenig bewint ofopzigt over Compagnies goederen hebben, die de Compagnie dan by nagt en by dagh en tussen neus en lippen weg steelen al wat los en vast is en dese hoeren toebrengen, waar door dat sy somtijds in korte jare veel gelt komen over te garen, dat gemeenlijk al weer gaat so 't gekomen is want men segt voor een gemeen spreekwoort, so gewonne so geronne, onregtveerdig goet en rijkt niet en komt ook selden over 't derde lit. | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| ||||||||||||||||||||||||||
Kerkgang van een Euraziatische vrouw met slaven. Nicolaus de Graaff: ‘Dus sittense by honderde inde kerk opgepalleert als geparelde poppe te pronken, de minst van hen alle schijnt eer een princes als een burgers vrouw of dogter te wesen, so datter den hemel selfs af walgt.’ Een gravure van Reinier Vinkeles uit Jacob Haafners Reize in eenen palanquin (KITLV M rr 610).
Na deze tirade probeert De Graaff doodleuk tot de orde van de dag over te gaan door te zeggen: ‘Dit sy dan gesproken van infame hoeren, 't welk wy willen verhope dat haar eerbare vrouwen niet en sullen aantrekken.’Ga naar eind14
Een voorbeeld van tropenstijl uit de achttiende eeuw is Onno Zwier van Haren. De Friese edelman Onno Zwier van Haren (1713-1779), nooit in Indië geweest, was in Den Haag een machtig staatsman tot hij van ‘oneerbare handelingen’, van bloed- | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| ||||||||||||||||||||||||||
schande, werd beschuldigd met twee van zijn dochters.Ga naar eind15 Uiteindelijk is de aanklacht nooit bewezen, maar met Van Harens politieke carrière was het voorgoed gedaan en hij trok zich noodgedwongen en tandenknarsend terug op zijn landgoed bij Wolvega. Daar, in het koude en winderige Friesland, schreef hij zijn bekende tragedie Agon, sulthan van Bantam (1769). Je kunt Agon lezen als een verweerschrift in zijn persoonlijke drama: zowel hoofdpersoon Agon als Van Haren zijn door hun tegenstanders buiten spel gezet, na verraad van hun bloedeigen kinderen. De hoofdpersoon gaat niet, zoals gebruikelijk in een tragedie, ten onder aan een tekortkoming, maar aan een deugd: ouderliefde. Van Haren was een belezen man, in het bezit van een grote hoeveelheid reisbeschrijvingen. Voor zijn biografie van gouverneur-generaal Camphuis, voor zijn geschiedenis van het christelijk geloofin Japan en voor zijn tragedie Agon heeft hij hier rijkelijk uit geput, ondermeer uit De Graaffs Oost-Indise Spiegel. De verbeten toon in Agon heeft hij mogelijk uit die journalen overgenomen.Ga naar eind16 Toch suggereert zijn houterige stijl in de eerste plaats de opgekropte woede van een stugge Fries. De laatste woorden van hoofdpersoon Agon bijvoorbeeld, wanneer hij door zijn eigen zoon dodelijk is verwond, lezen als een soort ‘In memoriam mijzelf’: Zeg [...] dat ik alleen in 't Oost altyd heb vry geleefd, Agon als een personaliteit jegens twee dochters en schoonzoons die hem valselijk van incest zouden hebben beschuldigd en tegen zijn politieke vijand, de hertog Van Brunswijk Wolffenbüttel. Maar Agon is eveneens te lezen als een opmerkelijk scherpe aanklacht tegen de VOC-politiek.Ga naar eind18 Geen Hollander komt er goed vanaf. Bert Paasman wijst erop dat Agon als toneelstuk hierin uniek is. De bekende slotregels, als het Bantamse rijk tegen de classicistische regels in tóch ten onder gaat, illustreren dat nog altijd het beste: De Deugd en Dapperheid zyn uit het Oost gebannen Een van Onno Zwiers gehate schoonzoons, regent/flierefluiter Willem van Hogendorp (1735-1784), schrijft tijdens zijn verblijf in Batavia de novelle Kraspoekol, gepubliceerd in 1780, met de slavernij als onderwerp. Daarbij keert hij zich vooral tegen mishandeling van slaven en teleurstellend genoeg niet tegen de slavernij zelf.Ga naar eind20 Dat | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| ||||||||||||||||||||||||||
zou Willems zoon Dirk van Hogendorp wél doen.
‘Ha! jou caronje! hoe durft gij zulk eene brutaliteit uitvoeren? mij een glas water voor de voeten op den grond te smijten! Ik heb reeds lang gemerkt dat gij een stijfhoofdig ding zijt; maar ik zal u die kuren wel verdrijven. Hier, Njiai! laat haar achter in de tuin een goed pak slagen geeven, dat zij er agt dagen weet van heeft.’Ga naar eind21 Illustratie uit: Dirk van Hogendorp: Kraspoekol (1800).
Dirk van Hogendorp (1761-1822), kleinzoon van Van Haren, maakte zich voor het eerst gevreesd met een tweetal ‘aanspraken’ gericht ‘aan het volk van Nederland’ die hij in 1796 en 1797 schreef. Dirk, op dat moment nog gezaghebber van Java's Oostkust, werd prompt in de boeien geslagen. Een eerste voorbeeld van een persdelict? Dirk ontsnapte na een half jaar en vluchtte naar Nederland. Na aankomst verscheen zijn Berigt van den tegenwoordigen toestand der Bataajsche bezittingen in Oost-Indien en den handel op dezelve (1799), vermoedelijk een nieuwe versie van de aanspraken, maar dan zonder de bewijzen uit het pak van Sjaalman (alle documenten waren hem bij zijn arrestatie in Indië afgenomen). Het gebrek aan bewijsmateriaal wordt ruimschoots gecompenseerd door de polemische stijl. Dirk eist onmiddellijke afschaffing van de slavenhandel en fulmineert tegen de graai- en bonuscultuur bij de VOC. Vervolgens werkt Dirk zijn vaders novelle Kraspoekol om tot een toneelstuk en maakt hij er een hevig protest tegen slavernij van. Met de bewerking begaat Dirk een vadermoord, door het ancien régime waar zijn vader toe behoorde te lijf te gaan. Tussen de twee Kraspoekols, die van vader Willem uit 1780 en die van zoon Dirk uit 1800, ligt de Franse revolutie. Vrijheid, gelijkheid en broederschap. Er is één keer een poging gedaan om Dirks Kraspoekol op te voeren, in Den Haag in 1801. Maar volgens een Engelstalig ooggetuigenverslag werd de opvoering door de koloniale coterie geboycot.Ga naar eind22 In Kraspoekol komen corrupte personages voor, hoge ambtenaren, met ongetwijfeld toespelingen op bestaande personen. Een fragment: | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 80]
| ||||||||||||||||||||||||||
edelheer Champignon: Een geweeten? ha! ha! ha! Zoude hij het ook niet, gelijk de rest, aan de linie [evenaar] opgehangen hebben, toen hij ze voor 't eerst passeerde? Ik moet lagchen, als ik hier in Oost-indie van een geweeten hoor spreeken. Ronduit antikoloniaal ten slotte was Jacob Haafner (1755-1809). ‘Wie,’ roept Haafner uit in zijn Verhandeling over het nut der zendelingen en zendelings-genootschappen, Wie zoude in staat zijn om alle de gruweldaden bij een te brengen en te beschrijven, waar aan de Europeanen zich in verre landen hebben schuldig gemaakt? Welk een tijd zoude het vereischen! En dan de volstrekte onmogelijkheid om die alle te ontdekken. Hoe vele duizenden van hunne moorden en andere afschuwelijke misdaden hebben nooit het daglicht gezien!Ga naar eind24 Net als Dirk van Hogendorp was Haafner tegen corruptie, tegen vrouwen (met name gemengdbloedige), tegen slavernij en tegen de schraapzucht van de Europeanen.Ga naar eind25 Beiden waren strijdbaar, beschikten over een ‘vurige stijl’ en waren typische vertegenwoordigers van de Verlichting.
In de negentiende eeuw liggen de voorbeelden van tropenstijl voor het oprapen: Franz Wilhelm Junghuhn (1809-1864), Herman Neubronner van der Tuuk (1824-1894), Sicco Roorda van Eysinga (1825-1887) met zijn ‘Vloekzang’, Conrad Busken Huet (1826-1886),Ga naar eind26 Bas Veth (1860-1922), zijn tegenstanders en zijn navolgers, Alexander Cohen (1864-1961) en nog vele anderen. Bas Veth met die onvergetelijke zin over zijn vertrek uit Indië: ‘Te Padang gafik een laatsten schop tegen den steiger [...] en ik zal wel gevloekt hebben erbij.’Ga naar eind27 Of Junghuhn die op terugreis van Java per overlandpost allerlei missionarissen tegenkwam, op weg naar Indië, en zich afvroeg wat zij daar gingen doen, aangezien er in zijn ogen nog zoveel mensen in Europa bekeerd moesten worden. De paus in Rome bijvoorbeeld.Ga naar eind28 | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 81]
| ||||||||||||||||||||||||||
Gouverneur-generaal Van Rees: ‘Te oud en te lelijk.’ (KITLV 4651).
De bekendste tropenstilist in de negentiende eeuw is natuurlijk Multatuli (1820-1886), volgens Simon Vestdijk ‘de vader van onze polemiek’.Ga naar eind29 Multatuli vatte de kracht van de tropenstijl samen in de briljante zin: ‘Wie verveelt heeft ongelyk’.Ga naar eind30 Ook Multatuli had een praktisch doel met Max Havelaar, dat in 1860 verscheen, de tijd dat de tropenstijl zich in de Indische pers begon te manifesteren. Wélk praktisch doel daar is waarschijnlijk geen antwoord op te geven. Wilde hij daadwerkelijk de Javaan opheffen, wilde hij eerherstel voor zichzelf, wilde hij keizer van Insulinde worden of toch een ‘homme des lettres’? Een voorbeeld van een Indische polemiek die Multatuli voerde, was die met de Maatschappij tot Nut van den Javaan,Ga naar eind31 een vereniging die - en als dit geen Multatuliaanse formulering is, dan weet ik het niet meer - een vereniging, ‘die aan den weg timmert met meetings en speeches’.Ga naar eind32 Het lijkt Indische Letteren wel! De aanleiding voor de pennenstrijd was een onvergeeflijke actie van de Maatschappij: ze hadden Multatuli om een geldelijke bijdrage gevraagd. Multatuli opende de aanval op de ‘Ja- | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 82]
| ||||||||||||||||||||||||||
vaannutters’ met het verwijt dat zij gepensioneerde notabelen zijn die, toen zij nog in functie waren, de misbruiken op Java gedoogden en nu pas, nu zij hun schaapjes op het droge hadden, in actie kwamen.Ga naar eind33 J.C. van Lier (1833-1877), bestuurslid van de Maatschappij tot Nut van den Javaan, antwoordde kalm dat er iets meer nodig is om het belang van de Javaan te dienen dan ‘romantiek, cursiefletters, verdichtselen en holle klanken’.Ga naar eind34 En hij vroeg Multatuli welke maatregelen dan wel nodig zijn om Nederland en Indië te redden.Ga naar eind35 Met die vraag was Multatuli klem gereden en hij zag geen andere uitweg dan een persoonlijke aanval op Van Lier.Ga naar eind36 Op twee volgende reacties reageert Multatuli niet meer. De welbespraakte Van Lier zou kort daarop hoofdredacteur worden van het Nieuwe Bataviaasch Handelsblad.
In zijn bijdrage aan deze bundel beschrijft Olf Praamstra hoe P.A. Daum, hoofdredacteur van Het Indisch Vaderland, na openlijke kritiek op gouverneur-generaal Otto van Rees zijn krant en daarmee zijn inkomen kwijtraakt, en maar liefst achttien maanden gevangenisstraf tegen zich hoort eisen. Dit alles vanwege de opmerking: ‘Om te “besturen” in Indie gelijk thans geschiedt, kunnen wij Z.E. den Gouverneur Generaal O. Van Rees zeer goed missen.’ Achttien maanden zitten vanwege zo'n lullig zinnetje? Het kan ook de druppel geweest zijn die de emmer deed overlopen. Daum koesterde ten slotte al jaren ‘een bijzonder intieme haat’ jegens Van Rees, en stak die haat niet onder stoelen of banken: Van Rees, met zijn ‘gemis aan buitengewone talenten’ en zijn ‘minder aangename persoonlijke eigenschappen’ was verantwoordelijk voor enkele impopulaire maatregelen als nieuwe belastingen en verbeterd arbeidsrecht van de inheemse bevolking. Maatregelen die vooral impopulair waren bij de particuliere ondernemers - de doelgroep van Daums krant. Van Rees was een linkse rakker die er ondertussen alleen maar op uit was om zichzelfte verrijken: ‘Slechts één belang beheerscht!’, begroette Daum het aantreden van Van Rees als gg, ‘zich van een grootpensioen en een spaarpot van vijf ton in weinig jaren meester te maken’. Krasse taal waarvoor Daum níet vervolgd is. En ook na Van Rees' gedwongen vertrek vier jaar later geeft Daum hem, zonder verdere repercussies, een trap na in een vierdelige terugblik getiteld ‘Only words’.Ga naar eind37 Zoals bekend waren er in Indië als gevolg van de tropenstijl in de journalistiek voortdurend botsingen met het gouvernement. Fictie bood een mogelijkheid om de aanval te kiezen en juridische vervolging te ontwijken. In zijn sleutelroman Hoe hij raad van Indië werd (1888) kan Daum schijnbaar straffeloos en tot groot vermaak van zijn lezers iedereen die hij wil op de korrel nemen. In Hoe hij raad van Indië werd beschrijft Daum hoe de talentloze Kees van den Broek dankzij zijn twee achtereenvol- | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 83]
| ||||||||||||||||||||||||||
gende echtgenotes het uiteindelijk zelfs tot raad van Indië brengt. Zijn vrouw Louise deelt met menigeen het bed om zo telkens promotie te bewerkstelligen. Onder meer met ene Van Olm. De climax, de zwaarste belediging, bewaart Daum voor het slot: Een oogenblik [was] het plan bij haar opgekomen, om ook zijn excellentie een ‘Van Olmse kuur’ te laten ondergaan, ten einde ‘haar’ voor de maatschappelijke positie van Van den Broek en haarzelve te winnen. Maar soengoeh, het ging niet; hij was te oud en te lelijk.Ga naar eind38 Die moet hard aangekomen zijn bij Van Rees, want natuurlijk doelde Daum op hem. En iedereen wist het.Ga naar eind39 Nam Daum wraak op Van Rees? Hoe hij raad van Indië werd verscheen in 1888, dus na het persdelict. Maar het feuilleton is ervóór gepubliceerd, de laatste afleveringen verschenen in januari 1885.Ga naar eind40 Nam Van Rees dan wraak op Daum? Mogelijk ging het proces tegen Daum niet om dat ene, betrekkelijk onschuldige zinnetje in de krant - dat gouverneur-generaal Van Rees zich niet onmisbaar heeft weten te maken - maar om de Van Olmse passage in Hoe hij raad non Indië werd. Met de rücksichtlose opheffing van zijn krant en de buitenproportionele eis van achttien maanden gevangenisstraf als gevolg.
E. du Perron als de D'Artagnan van de Nederlandse literatuur (illustratie: Siegfried Woldhek, coll. Atlas van Stolk).
| ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 84]
| ||||||||||||||||||||||||||
In de twintigste eeuw wordt het werk van E. du Perron (1899-1940) - behalve door veelzijdigheid en door de typisch Indische op spreektaal lijkende schrijfstijl - gekenmerkt door strijdbaarheid. Samen met Menno ter Braak vormde Du Perron de harde kern van de beweging rond het tijdschrift Forum. In de literatuur streden ze voor heldere, duidelijke taal en in de politiek tegen het opkomende fascisme. De belangrijkste Nederlandse literaire stroming van het interbellum heeft een branie karakter en een pittige, Indische smaak. Du Perron, de eerste koloniale schrijver van formaat die in Indië is geboren en getogen,Ga naar eind41 was een ‘echte’ Indische schrijver, met Indische normen en waarden. Hij kwam voort uit een maatschappij waar geen literaire traditie bestond, anders dan de orale. Toen hij op zijn twintigste naar België verhuisde met zijn ouders stapte hij als onbeschreven blad de Europese literaire wereld in. Voor de ambitieuze Du Perron was het een natuurlijke reactie om de gevestigde literaire orde uit te dagen.Ga naar eind42 Hij wist niet beter. Een van zijn eerste bijdragen aan de Europese literatuur is dan ook een uithaal naar Dirk Coster: De heer Coster die noch scherpzinnig noch smakelik vermag te zijn zoekt zijn heil in een geapplikeerde serieusheid van toon en een onmatige zwelling van termen. Hij werkt met woorden, aaneengeregen en langgerekt, als goederentreinen, zwaarwichtig en afgerond, als dikke dames vanop de kermis. Beide stampen, achter beide mag men schuilen. Zij worden altijd in beweging gebracht door de een of andere serieusheftige zieledeining. [...] En het serieus- heftige van al zijn gevoelens [...] is bij de heer Coster geworden tot wat hij bij anderen weet te veroordelen: een ergerlik cliché. Tot laat ons zeggen: de systematies-Costerlike ontroering.Ga naar eind43 Du Perron heeft zijn leven lang gepolemiseerd - zo durfde hij het op te nemen tegen de machtige H.C. Zentgraaff. En één keer is hij zelfs daadwerkelijk op de vuist gegaan, met de dichter Martinus Nijhoff.Ga naar eind44 Nijhoff stelde het niet op prijs toen Du Perron hem in café Américain voor ‘ouweloel’ uitmaakte. Na afloop brengt Du Perron zelf verslag uit: Pom [Nijhoff] schijnt te krabben als hij vecht, althans ik merkte dat ik bloedde aan mijn bovenlip, waarvan hij een stukje vel had afgekrabd, maar het stond heel mooi, want er was althans een bloedzakdoek bij, die in de kronieken van ‘de Kring’ wel zal uitdijen tot minstens 2 bloedneuzen. Kortom, het was volmaakt kinderachtig en nutteloos, want 1o. (en al zou ik de knock-geste van Pom | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 85]
| ||||||||||||||||||||||||||
sympathiek vinden, wat ik zeker doe) het verandert mijn opinie niet over zijn literaire ijdel- en valschigheidjes; en 2o. heb ik mij, afgescheiden van deze opinie, geen oogenblik werkelijk boos op hem kunnen maken, zelfs niet gedurende de enkele klappen van het ‘gevecht’.Ga naar eind45 D'Artagnanisme of Espagnolisme, branie of djago, vorm of vent, het komt allemaal op hetzelfde neer: de tropenstijl was de logische vorm voor de vent, die alleen de aanval kende. De ‘heerserscultuur met sterk romantisch-heroïsche inslag’ waaruit Du Perron voortkwam, de ‘typisch grand-seigneurale cultuur’ (de woorden zijn van Rob Nieuwenhuys), kenmerkte zijn werk en zijn literaire leiderschap, zijn hele doen en laten.Ga naar eind46
Tjalie Robinson over Oeroeg: ‘Het boek is FOUT!’ (foto: Moesson....het Indisch maandblad).
Voor Du Perron gold er maar één norm: persoonlijkheid. De Nederlandse literatuur - W.F. Hermans, Gerard Reve, Anna Blaman en hun latere navolgers - breekt na de oorlog met Forum. Maar in Indisch Nederland leeft het gedachtegoed van Forum onveranderd voort in het werk van Rob Nieuwenhuys (1908-1999) en Tjalie Robinson | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| ||||||||||||||||||||||||||
(1911-1974). Rob Nieuwenhuys en Tjalie Robinson, de twee belangrijkste pleitbezorgers van het Indische erfgoed in de tweede helft van de twintigste eeuw, hebben het volle gewicht van hun persoonlijkheid in de strijd gegooid om - ieder op zijn eigen manier - de Indische geschiedenis, de Indische cultuur en literatuur als een volwaardige erkend te krijgen. Bij de eigen groep, maar ook bij de Nederlandse gemeenschap. Kort voor de onafhankelijkheid, nog voor de uittocht en diaspora, en nog voordat Tjalie Robinson en Rob Nieuwenhuys aan hun missies in Nederland begonnen, publiceerde Hella Haasse haar beroemde novelle Oeroeg in 1948. Het beeld van de multiculturele samenleving in Oeroeg bleef in Tjalies ogen oppervlakkig en clichématig. ‘Alles wat ik las, was vals en nog eens vals’, schreef hij. Tjalie Robinson was woedend dat de Indische groep in Oeroeg over het hoofd werd gezien, uitgerekend de groep die altijd al tussen wal en schip moest leven en nu, met de onafhankelijkheid van Indonesië in aantocht, nog meer in de verdrukking dreigde te komen. Het artikel was, voor zijn doen, ongebruikelijk vinnig: ‘Als ik haar een raad mag geven: schrijf de levensgeschiedenis van de kleine Hella’,Ga naar eind47 is een van de vele neerbuigende opmerkingen. Wij kennen Tjalies werk als activist en schrijver als strijdbaar, maar doorgaans opbouwend, met de bedoeling zijn lotgenoten te mobiliseren, en niet om ze te kleineren of buiten spel te zetten. Tjalies aanval op Oeroeg is bij mijn weten de enige keer dat hij daadwerkelijk een personaliteit beging - als je dat zo kunt formuleren. Later, in Nederland, hebben zij elkaar één keer ontmoet, Hella Haasse en Tjalie Robinson. Hij zou toen zijn excuses hebben aangeboden.Ga naar eind48 Maar volgens Lilian Ducelle zou Tjalie ‘hooguit hebben gezegd dat het hem speet dat hij zo scherp was overgekomen in zijn recensie.’Ga naar eind49 De recensie van Tjalie Robinson is geschreven in de tijd dat hij Lilian Ducelle - tropenjournaliste in hart en nieren - leerde kennen en dat zij een relatie kregen. In hoeverre is zij medeplichtig? Heeft zij het stuk misschien zelfs geschréven?, is haar wel eens gevraagd.Ga naar eind50 Maar zij ontkende. ‘Ik kende Oeroeg,’ zijn de overbekende slotregels van Oeroeg, ‘zoals ik [het meer] Telaga Hideung kende - een spiegelende oppervlakte. De diepte peilde ik nooit.’Ga naar eind51 Het personage Oeroeg zou niet alleen Indonesië of de Indonesische bevolking symboliseren, maar ook de duistere kant van Hella Haasse zelf. In Indische kringen is Oeroeg omstreden gebleven. Rob Nieuwenhuys veroordeelde de ‘verkeerde opzet’ van het boek opnieuw in 1978, in de derde druk van de Oost-Indische spiegel: Hella Haasse had eerst haar ‘andere helft in de schaduw’ moeten ontraadselen en eerder had zij niet mogen schrijven.Ga naar eind52 Hella Haasse vatte Nieuwenhuys' oordeel zelf samen door te zeggen dat ze ‘nog net niet tot het damescompartiment’ behoorde.Ga naar eind53 | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 87]
| ||||||||||||||||||||||||||
Rudy Kousbroek heeft nog over Oeroeg gebakkeleid, in de jaren negentig, en daar evolueerde de discussie expliciet tot een Indo-versus-totok-kwestie.Ga naar eind54 En tijdens de landelijke actie Nederland Leest in 2009, toen Oeroeg centraal stond, vatte Alfred Birney de kwestie nog eens pijnlijk samen: Elke oorlog eindigt op papier. En wordt uiteindelijk fictie. Oeroeg is pulpfictie. Dat de kritiek van Tjalie Robinson nooit gehoord werd is veel tragischer dan dat verhaal zelf.Ga naar eind55
‘Ik ben in Indië geboren en dat heeft mijn leven gevormd.’ Hella Haasse in 1932 (foto: erven Hella S. Haasse).
Hella Haasse zelf heeft zich slechts spaarzaam uitgelaten. Haar belangrijkste reactie was haar roman Sleuteloog, in 2002 uitgebracht, over de problematische relatie tussen twee jeugdvriendinnen uit Indië. De één Hollands, de ander Indisch - een vergelijkbare opzet als Oeroeg dus. In een interview met het Indische maandblad Moesson heeft zij na meer dan vijftig jaar publiekelijk gereageerd op de polemiek. Het had haar verbaasd, maar ook verdriet gedaan dat Tjalie Robinson en Rob Nieuwenhuys in Oeroeg blijkbaar niet gelezen hadden dat zij ontzettend veel van haar geboorteland gehouden heeft. Rob Nieuwenhuys, vond zij, had haar eigenlijk haar geboorteland ontnomen. ‘Al met al,’ zei zij, ‘heeft hij mij gewoon afgenomen waar ik naar mijn mening recht op heb: ik ben in Indië geboren en dat heeft mijn leven gevormd.’Ga naar eind56 In een reactie op het interview in Moesson schreef Lilian Ducelle: ‘Wie was Hella Haasse? Enfin, we weten het nu; wereldberoemd, alom geprezen (door lezers die Indië nooit echt gekend hebben) en gelauwerd met alle literatuurprijzen die je je kunt bedenken.’Ga naar eind57 Over het enorme succes van Sleuteloog bij het - Hollandse - lezerspubliek zei zij: ‘In het land der blinden is Sleuteloog koning.’Ga naar eind58 | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 88]
| ||||||||||||||||||||||||||
Wee je gebeente als je een redelijke discussie hoopt op te bouwen en daadwerkelijk de ander in alle billijkheid voor je te winnen, zoals Rob Nieuwenhuys dat probeerde in de discussie rond Max Havelaar. Nieuwenhuys publiceerde in 1957 een lang artikel over ‘De zaak Lebak’, waarin hij kritiek heeft op Douwes Dekker als bestuursambtenaar en aantoont dat de schrijver Multatuli veel gebeurtenissen anders heeft voorgesteld dan ze in werkelijkheid hadden plaatsgevonden.Ga naar eind59 Dat is Nieuwenhuys niet in dank afgenomen. In het verlengde van zijn betoog bepleit hij - ook hier weer - dat de geschiedenis van Nederlands-Indië en Indonesië in zijn algemeenheid niet alleen vanuit Nederlands, maar ook vanuit Indisch en Indonesisch standpunt moet worden bezien. In de decennia durende discussie rond Max Havelaar liepen tegenstanders van Nieuwenhuys vreemd genoeg zelden of nooit systematisch al zijn argumenten langs. Nieuwenhuys zelf moest de motivatie uit zijn tenen halen om dertig jaar later zijn bundel De mythe van Lebak (1987) te voltooien. In het nawoord verzucht hij: Ik zag er gewoon tegenop om weer in de slag te gaan met al die Multatulianen in allerlei schakeringen die van mijn verhouding tot Multatuli toch niets begrijpen en ook niet willen begrijpen. Ze moeten zich op een bepaalde manier beledigd hebben gevoeld. Hun argumenten hebben mij niet overtuigd, integendeel, maar wel moe en mismoedig gemaakt en mij soms met weerzin vervuld. Ja, ik bezit, wat mij juist door één van hen verweten wordt, ‘een zeker soort fatsoen’.Ga naar eind60 Over Jeroen Brouwers (1940) schreef Martin van Amerongen ooit dat hij, ‘na het overlijden van Hermans en de vervroegde pensionering van Komrij zonder concurrentie de vinnigste en meest virtuoze reputatiekraker van het Nederlandse taalgebied is.’Ga naar eind61 Tussen de tropenstilisten Jeroen Brouwers en Rudy Kousbroek heeft vanaf begin jaren tachtig een hevige strijd gewoed die na de dood van Rudy Kousbroek in 2010 de gemoederen nog altijd bezig houdt. Aanleiding is Brouwers' bestseller Bezonken rood uit 1981, over het beruchte Japanse kamp Tjideng waar hij als kind met zijn moeder, zus en oma geïnterneerd was. In zijn artikel ‘Het tomatenketchup-Tjideng van Jeroen Brouwers’ maakt Rudy Kousbroek zich er boos over dat de werkelijkheid geweld wordt aangedaan in Bezonken rood - de gruwelijkheden in de Japanse kampen zouden zwaar overdreven zijn. Brouwers lijdt aan een ‘Oostindisch kampsyndroom’, volgens Kousbroek, een veelvoorkomend verschijnsel onder kampslachtoffers. Dit Oostindisch kampsyndroom bestaat uit ‘de onwil om na te gaan hoe [de Japanse bezetting] werkelijk geweest is en liever vast te houden aan een onwaarachtige voorstelling van zaken, aan een mythe.’Ga naar eind62 | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 89]
| ||||||||||||||||||||||||||
Willem Oltmans: ‘A bloody shame!’ (foto: Eddy de Jongh, Nederlands Fotomuseum).
Brouwers benadrukt in zijn reacties dat Bezonken rood fictie is: ‘Ik heb niet gelogen, ik heb een roman geschreven.’Ga naar eind63 En tegelijkertijd beweert hij dat de in Bezonken rood beschreven oorlogsmisdaden wel degelijk door de Japanners zijn begaan. De discussie ontaardt al gauw in een ordinaire ruzie met vele persoonlijke aanvallen over en weer. Brouwers, met zijn ‘rooms pathos en bourgondisch geloei’, zou niet kunnen schrijven en Kousbroek wordt van ‘collaboratie après la date’ beschuldigd, omdat hij de ellende in de Japanse kampen relativeerde: ‘Wil hij soms een Japans erelint of zoiets voor zijn leugens en verlakkerij?’Ga naar eind64 Conrad Busken Huet - wie anders? - omschreef de Indische dagbladschrijver rond 1870 als iemand ‘wiens kracht schuilt in de vijandschap, die hij opwekt’.Ga naar eind65 Als iemand daarin geslaagd is, dan is het wel journalist en schrijver Willem Oltmans (1925-2004) geweest. Oltmans is meer dan vier decennia lang door de overheid en in het bijzonder door oud-minister van Buitenlandse Zaken Joseph Luns tegengewerkt in zijn beroep als journalist. Oltmans spande in de jaren negentig een geruchtmakende zaak aan tegen de staat die hij uiteindelijk won. ‘Ik een querulant?’, riep hij in een interview verbaasd uit, ‘hoe kóm je er bij! Den Háág heeft er voor gezorgd dat ik die naam heb. Ze liegen en bedriegen, het zijn allemaal klootzakken. Mijn enige misdaad is geweest dat ik in de jaren vijftig al gezegd heb: “Jongens, ga eens met die Soekarno ouwehoeren, ga eens met 'm rijsttafelen, dat doe ik al tien jaar, praat over Nieuw-Guinea en maak vrede”. Dat is het enige wat ik heb misdaan. En ik heb gelijk gekregen!’Ga naar eind66 De perkara die veel weg had van een langdurige polemiek, inclusief personalitei- | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 90]
| ||||||||||||||||||||||||||
ten over en weer, kostte de Nederlandse staat uiteindelijk acht miljoen euro, het bedrag dat Oltmans aan het eind van zijn leven als schadevergoeding ontving. Cineast Theo van Gogh vroeg Oltmans of hij zijn levensdoel had bereikt met het eerherstel. Oltmans: ‘Ben je besodemieterd! [...] Ik word nog meer gehaat dan voorheen, omdat ik nu goed bij kas ben.’Ga naar eind67
Zowel de Indische pers als de Indische literatuur wordt gekenmerkt door een tropenstijl die er vanaf het begin in zat en die tot op de dag van vandaag levend is. Vanaf omstreeks 1860 kun je spreken van een serieuze Indische journalistiek, met de komst van H.J. Lion (1806-1869). Lion, de schepper van de Indische journalistiek, is tegelijkertijd de schepper van de tropenstijl in de journalistiek. Lion is meteen ook de eerste Indische journalist die vanwege zijn scherpe pen in de gevangenis terecht komt.Ga naar eind68 Ook in de Indische literatuur is er sprake van een tropenstijl. Eveneens vanaf het begin, vanaf de zeventiende eeuw al. Indië is een sterk hiërarchische maatschappij geweest en gebleven waarbij het beleid vanuit Nederland gedicteerd werd en waar Indische journalisten, schrijvers en andere publicisten zich tegen afzetten. De tropenstijl was een van de weinige wapens die hen daarbij ter beschikking stond. Dankzij overgeleverd werk van schrijvers als Nicolaus de Graaff, Jacob Haafner en Dirk van Hogendorp weten we dat er in de VOC-tijd al naar hartenlust gevloekt en getierd werd. In de negentiende eeuw, als de Indische literatuur tot volle wasdom komt, lijkt bijna iedere Indische schrijver het genre kankeren te beheersen. In de twintigste eeuw valt allereerst het werk van E. du Perron op. Andere bekenden zijn Beb Vuyk, E.F.E. Douwes Dekker en Willem Walraven, de zoveelste die een maand in boevenpak moest doorbrengen, omdat hij zijn grote mond niet kon houden. Opmerkelijk is ten slotte dat de tropenstijl na de dekolonisatie is blijven voortbestaan. Komt dat omdat Indische Nederlanders zich na de repatriëring als minderheid, als wereldburgers nog altijd genegeerd voelen? ‘Indo's hadden best meer voor zichzelf mogen opkomen’, vond dienstweigeraar Jeffrey Overeem in 2011 in Moesson, ‘En nu zeggen ze dat wij als enige immigrantengroep zijn geassimileerd. Maar ik denk dat dat niet juist is. We zijn niet ingeburgerd, we zijn overruled.’Ga naar eind69 Na de onafhankelijkheid in Nederland zien we dat veel discussies, polemieken en ruzies over hetzelfde gaan: over dat Indische Nederlanders zich niet serieus genomen voelen, dat er voor hun positie, standpunten, cultuur, geschiedenis, tradities en normen en waarden te weinig plek is in de nieuwe samenleving. Rob Nieuwenhuys pleit voor een Indocentrische visie op de zaak Lebak in het bijzonder en de koloniale geschiedenis in het algemeen | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 91]
| ||||||||||||||||||||||||||
tot hij er ‘moe en mismoedig’ van wordt, Tjalie Robinson en Lilian Ducelle voelen zich door Hella Haasse buitengesloten en Hella Haasse voelt zich door Tjalie Robinson en Lilian Ducelle buitengesloten, de ‘eenmotorige mug’ Willem Oltmans koos in de jaren vijftig al de kant van Soekarno, en Jeroen Brouwers strijdt voor erkenning van het oorlogsleed van zijn volk in het vlakke land waar Indische mensen telkens opnieuw het verhaal over de houten banden en de tulpenbollen moeten aanhoren. Mogelijk is dat de reden dat de tropenstijl is blijven bestaan in het kille Nederlandse klimaat. Je kunt hoe dan ook nog een hele reeks tropenjournalisten en -schrijvers aanwijzen: Lilian Ducelle (1919),Ga naar eind70 Willem Oltmans (1925-2004), Rudy Kousbroek (1929-2010), internetkankerpit Huib Deetman (1934-2003),Ga naar eind71 E.M. Beekman (1938-2008), Jeroen Brouwers (1940), Alfred Birney (1951), Frans Lopulalan (1953), Ralph Boekholt (1953),Ga naar eind72 Lizzy van Leeuwen (1958) en ongetwijfeld nog velen meer. Edy Seriese (1950) deed op een recent symposium van Indische Letteren over Tjalie Robinson nog een serieuze aanzet tot een polemiek. Iedereen hield zijn adem in toen zij de tekstbezorging van recente bundelingen van werk van Tjalie Robinson besprak: ‘Wie dat lees wordt gek!’, was haar commentaar.Ga naar eind73 Het Indische tijdschrift Moesson (voorheen Onze Brug en Tong Tong) verwoordt vanaf 1956 de gedachten en gevoelens van wat wel ‘de zwijgzaamste minderheid van Nederland’ is genoemd. Vermaard zijn de scherpe aanvallen in de jaren tachtig en negentig op Wieteke van Dort, Marion Bloem, Yvonne Keuls, het ei van Lubbers en het proces tegen dr. L. de Jong en de staat.Ga naar eind74
Indisch of niet, hoe heftiger het debat, hoe moeilijker het wordt om vast te stellen waar het over gaat.Ga naar eind75 Bewust of onbewust lijken deelnemers hoe langer hoe meer langs elkaar heen te praten. En waarom zou jij een opbouwende dialoog aangaan als jij zelf niet voor vol wordt aangezien? ‘Waarom moet ik mijn bek houden dan!’, viel Alfred Birney tegen zijn interviewster uit.Ga naar eind76 De tropenstijl is literaire slapstick. Een gevoelig onderwerp met opzet in het absurde trekken. Sommigen lijken zelfs genoegen te scheppen in hun eigen onredelijkheid. Het spel is dan dat je je beweringen desondanks staande kunt houden. De tropenstijl is de omgekeerde wereld van een serieuze dialoog. Een soort literair carnaval waarbij de regels worden omgedraaid.Ga naar eind77 Heeft een tropenstilist eigenlijk wel een mening? Je reageert en bent erop uit je doelwit te beschadigen omdat zijn of haar verhaal geen hout snijdt. Daarbij gaat het er niet om dat je gelijk krijgt, zolang je maar geen ongelijk krijgt. De bewijslast ligt bij de tegenpartij en in de tussentijd is alles geoorloofd: van onderwerp veranderen, verdachtmaken, verdraaien, verkeerd citeren, onvolledig citeren, argumenten | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| ||||||||||||||||||||||||||
negeren, uit verband rukken, overdrijven, bagatelliseren, ronduit liegen... Sterker nog, je móet je van deze middelen bedienen, want - Multatuli zei het al - wie verveelt heeft ongelijk. | ||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 93]
| ||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 94]
| ||||||||||||||||||||||||||
|
|