Indische Letteren. Jaargang 28
(2013)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 43]
| ||||||||||||||||||||
‘Onze krant heeft geen plaatjes!’
| ||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| ||||||||||||||||||||
totoks ten opzichte van Indo's drastisch toenam, raakten de inheemse en Europese leefwerelden nog verder van elkaar af: ‘O, Indië is eigenlijk Europa geworden,’ verzuchtte de langdurig in de kolonie verblijvende journalist J. Veersema in 1926.Ga naar eind3 Voor de Indo-Europese bevolkingsgroep brak een nieuwe fase van sociale en economische discriminatie aan. Het was de tijd van de Ethische beweging, een innoverende en dynamische, maar ook moeilijke overgangstijd die veel Indo's in het nauw dreef. Zij voelden zich bedreigd door het snel opkomende Indonesische nationalisme, en de concurrentie van Indonesiërs op de arbeidsmarkt werd als gevaarlijk ervaren.Ga naar eind4 In zijn geschiedschrijving van de vroege Indische dagbladpers, Journalisten en heethoofden (2001) beargumenteert Gerard Termorshuizen dat het vooral aan de pers te danken is dat de penibele situatie waarin de kleine boeng was geraakt onder de aandacht van het grote publiek kwam.Ga naar eind5 In 1885 had P.A. Daum (1850-1898) het Bataviaasch Nieuwsblad (1885-1942) opgericht. Al eerder had de journalist er blijk van gegeven hoezeer de belangenbehartiging van Indo's hem aan het hart ging. Als hoofdredacteur slaagde hij er in van de Indo-kwestie vaste prik in de krant te maken. Hij zag het als een taak van de krant een bijdrage te leveren aan de bewustwording van de ‘onkundigen’. Daum verkleinde het formaat van zijn veelgelezen krant, halveerde het abonnementsgeld en zorgde ervoor dat zijn krant binnen het bereik van de lagere Indo-klasse kwam. Op die manier verschafte het Bataviaasch Nieuwsblad Indo's met een smalle beurs de gele-genheid hun blik te verruimen en hun bestaansrecht te verdedigen. Daums kleine krant werd het ‘lorretje’ genoemd. Hoe klein ook, het lorretje is van onschatbare waarde geweest voor de Indo-Europese beweging en heeft een groot aandeel gehad in de emancipatie van Indo-Europeanen. Na Daums dood in 1898, maar pas op 1 januari 1903, kreeg de Indo Karel Zaalberg de leiding van de krant in handen. Zijn kandidatuur was tegengehouden door directeur D.A. Hooijer die zijn ‘vooroordeel’ tegen de volgens hem ‘weinig representatieve figuur’ Zaalberg maar moeilijk kon overwinnen. Ook de ‘heethoofdige’ E.F.E. Douwes Dekker schreefvoor het Bataviase blad. Met tussenpozen werkte Zaalberg voor de ‘NRC van Indië’ en werd uiteindelijk hoofdredacteur. Hij drukte tot zijn dood in 1928 zijn stempel op de krant en gaf deze een ‘Indo-signatuur’.Ga naar eind6 Het is mede daaraan te danken dat het Indo-Europeesch Verbond (IEV) in 1919 werd opgericht. Veel Indo-Europeanen zagen het IEV als een reddingsboei die hen in de turbulente tijden kon helpen het hoofd boven water te houden. Als een van de initiatiefnemers van het IEV wierp Karel Zaalberg zich op als de ‘stem van de Indo-Europese emancipatie’.Ga naar eind7 | ||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| ||||||||||||||||||||
De stem van Indisch NederlandJaren later klonk een soortgelijke stem in postkoloniaal Nederland.Ga naar eind8 Indo-journalist, activist en verteller Tjalie Robinson, die algemeen bekend is geworden als ‘de stem van Indisch Nederland’, zette zich, net als Daum en Zaalberg met hart en ziel in voor de Indische groep. Hij werd al gauw de woordvoerder van de om en nabij driehonderdduizend Indische immigrés die de oceaan waren overgestoken om zich in Nederland te vestigen. In 1958 richtte Robinson Tong Tong op, een tijdschrift dat het zelfbewustzijn van Indische Nederlanders in belangrijke mate heeft opgekrikt. Over de bijdrage van Tong Tong aan het inburgeringproces van Indische Nederlanders is al heel wat bekend. Minder bekend is de rol van foto's in dit proces van identiteit en identificatie. Koloniale foto's die via de pers en fotoboeken in omloop kwamen, hebben veel effect gesorteerd in Indisch en postkoloniaal Nederland. Onder ‘koloniale foto's’ vallen verschillende soorten foto's. Hier bedoel ik er foto's mee die in Indië zijn gemaakt en naar Nederland zijn vervoerd. Deze gemigreerde foto's hebben niet alleen een niet onaanzienlijke rol gespeeld in Indisch Nederland. Zij hebben ook bijgedragen aan de nationale beeldvorming rond het koloniale verleden. | ||||||||||||||||||||
Fotografie in IndiëHet begon allemaal met de eerste fotografische experimenten die in Indië zijn uitgemond in een bloeiende amateur fotografie. In Indië experimenteerden professionele fotografen al vroeg met de nieuwe uitvinding. Het ‘realistische’ medium werd al gauw dienstbaar gemaakt aan het koloniale project en in wijde kring populair. Vanaf ongeveer 1930 schaften grote aantallen niet-professionele fotografen boxca-mera's aan. In 1888 had de Amerikaanse Eastman Dry Plate Company de eerste camera's met fotorol op de markt gebracht. Onder de slogan You push the button, we do the rest introduceerde fabrikant George Eastman een simpele boxcamera die makkelijk te bedienen en mee te nemen was. Een revolutie vergeleken bij de loodzware, moeizaam te hanteren fotografische uitrusting van daarvoor. Met de Kodak was fotograferen nog steeds geen goedkope hobby, maar het makkelijke en lichte toestel inspireerde steeds meer amateurs zelf aan het werk te gaan. Zij vereeuwigden vrienden en familieleden in huiselijke omstandigheden en maakten vage kiekjes, zonder hoofden of voeten of focus. Onder de amateurs zaten echter ook fotografen die niet onder deden voor de professionals. Zij waren lid van fotoclubs die hun eigen bladen | ||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| ||||||||||||||||||||
hadden en brachten met foto's van vaak hoge kwaliteit hun particuliere visie op de koloniale wereld over. Toen tussen de twee wereldoorlogen de toeristenindustrie in Indië op gang kwam, namen de reizigers de camera mee op hun reisjes naar de Boroboedoer of naar Bali. Ze legden alle exotische wonderen, inclusief zichzelf, de lokale bevolking, de dieren, zeeën en bergen vast. Onderweg kochten zij fotografische ansichtkaarten of afdrukken van bekende fotografen en al die beelden werden kriskras door elkaar heen in fotoalbums geplakt.Ga naar eind9 Nu, meer dan een halve eeuw later, kijken we met verwondering naar die bonte verzamelingen. | ||||||||||||||||||||
TjalieVeel van de toen aangelegde familiealbums moeten in de oorlog en de dekolonisatie verloren zijn gegaan. Toch is er heel wat van dat fotografische erfgoed opgenomen in Nederlandse archieven. Toen tijdens de dekolonisatie de exodus uit Indië begon, verloren honderdduizenden Indische migranten hun thuis, hun identiteit en de meeste van hun bezittingen. Vele van hen klemden echter hun fotoalbums onder de arm en namen dit dierbare bezit mee naar hun nieuwe land. Voor bijna iedereen hebben eigen foto's speciale betekenis omdat zij herinneringen en emoties oproepen die te maken hebben met identiteit en de notie ‘thuis’. Nederland was voor het merendeel van de repatrianten onbekend terrein en gedurende de eerste, chaotische jaren van aankomst en inburgering koesterden Indische migranten de meegebrachte foto's als kostbare, persoonlijke souvenirs van een koloniaal verleden dat voor hen ‘thuis’ betekende. Nu laten ze ons zien hoe, vanuit het gezichtspunt van ‘gewone’ mensen, Indië er uit zag. Ook op een andere manier zijn deze verzamelingen foto's het bestuderen waard. Onvoorzien hebben gemigreerde familiefoto's uit Indië een bereik gehad dat veel verder ging dan Indische huiskamers. De naam en ‘stem’ die met dit proces van archiefopbouw en behoud van erfgoed verbonden blijft, is die van Tjalie Robinson - Tjalie voor insiders. Onder de migranten die Nederland vanaf 1945 binnenstroomden bevond zich Jan Boon (1911-1974). Boon heet voor literatuurliefhebbers Vincent Mahieu, maar zijn andere naam, Tjalie Robinson, is wijd en zijd bekend geworden. De man die zich van twee pseudoniemen bediende was onderwijzer, journalist, literaire auteur en woordvoerder van de Indische gemeenschap in Nederland.Ga naar eind10 Hij achtte het zijn morele plicht de leidsman te zijn van de Indo-groep waaruit hij zelf voortkwam en branie bood hij het hoofd aan de assimilatiedwang. Zoals uit de ondertitel van Tong- | ||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| ||||||||||||||||||||
Tong, blijkt, was zijn in 1958 opgerichte tijdschrift uniek: Tong-Tong, het enige Indische blad ter wereld. Met Tong Tong had Robinson een medium in handen waarin hij zijn gedachten over de huidige en toekomstige positie van Indische Nederlanders kon verbreiden. Direct in het eerste nummer liet Tjalie weten dat hij af wilde van het Indisch sektarisme en een voorstander van integratie was, met nadrukkelijk behoud van de Indische identiteit: En zo heet ons blad nu dus Tong-Tong [...] Wij willen en kunnen niet meer een separaat groepje vormen in de Nederlandse maatschappij, maar streven naar een ruim gehoor ver buiten onze karakteristieke kring. Wij moeten het hele Nederlandse volk betrekken in onze interessesfeer [...] Alleen dan zal de Indische groep in Nederland (een kwart millioen zielen groot!) een positief, nuttig en opbouwend deel zijn van het Nederlandse volk.Ga naar eind11 Naast integratie geloofde Robinson in de waarde van herinneringen. Voor zowel de Indische groep als voor andere Nederlanders zag hij in Indische herinneringen een waardevolle bron van kennis en inzicht. Daarom jutte hij de berooide, ontheemde, en vaak getraumatiseerd in Nederland gearriveerde Indo's op: hou je kop hoog, vergeet niet waar je vandaan komt en stuur mij je herinneringen. Alles wat er aan Indische herinneringen in Holland leefde, wilde hij als ‘kompas voor de toekomst’ verzamelen en te boek stellen voor het nageslacht. Zijn droom was in Tong Tong ‘het mooiste vertelboek dat Nederland ooit gekend heeft’ door te geven aan volgende generaties: ‘Hier is een redactie van Indische mensen. Hier is een redactie die geen enkel eerlijk stuk opzij legt [...] schrijf, schrijf, schrijf. Heb je geleefd, mensen met je bruine vel, GETUIG dan!’Ga naar eind12 In Onze Brug, de voorganger van Tong Tong, had Tjalie al om foto's gevraagd die hij dan plaatste met een tekstje waarin een eigen herinnering verwerkt was en een aanmaning hem nog meer foto's en herinneringen te sturen. Robinson beschouwde zijn lezers als ervaringsdeskundigen die, anders dan academici, kennis van het dagelijkse leven wisten over te dragen.Ga naar eind13 Ook in de beginnummers van Tong Tong namen foto's niet veel ruimte in, maar in april 1958 verscheen onder de kop ‘Vijftig jaar geleden’ opeens een grote foto van Robinson's pasgetrouwde ouders.Ga naar eind14 Robinson had de foto uit zijn persoonlijke familie archief geplukt en gebruikte hem als voorbeeld om zijn achterban te tonen hoe privéfoto's konden dienen als historische bron. Op de voorpagina van het volgende nummer van zijn tijdschrift riep hij uit: | ||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| ||||||||||||||||||||
Foto van de jonggehuwde ouders van Tjalie Robinson, uit: Tong Tong 2 (1958) 16. Foto: archief Moesson.
Schietclub Batavier, uit: Tong Tong (nu Moesson) 3 (1958) 7.
| ||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| ||||||||||||||||||||
Onze krant heeft geen plaatjes! Wie stuurt ons foto's van toen? Ze moeten scherp zijn en ‘zwart-wit’, dus geen tinten of vergeelde foto's. Doet er niet toe welke tijd, mits SFEER in beeld gebracht wordt. Heel oude familiefoto's zijn ook welkom, kortom alles in beeld waarvan de lezers direct uitroepen: ‘Oh ja!!’ Te deksel, waarom is het verleden van elk volk en elk land belangrijk of interessant en van ons niet?! Denk erom Indische Nederlanders, wij hebben niet alleen wat te vragen, (of zelfs te eisen), maar ook te GEVEN!Ga naar eind15 Zijn verzoek, inclusief het Dik Trom-achtige ‘Te deksel!’ was niet aan dovemansoren gesteld. Voortaan verluchtigde een ingezonden foto op bijna elke tweede bladzijde van Tong Tong het blad. De trouwfoto van Robinsons ouders is de opmaat gebleken voor een nieuw fenomeen in postkoloniaal Nederland, namelijk het publiceren en de verspreiding van Indische familiefoto's. Tjalie had zijn lezers opgeroepen hun foto's in te zenden met een speciaal doel, namelijk historische reconstructie. Zo plaatste hij een keer een grote foto van de schietclub Batavier. Slechts één van de zestien afgebeelde leden kon geïdentificeerd worden.Ga naar eind16 Een maand later verscheen dezelfde foto met de namen van alle zestien leden eronder. Over heel Nederland hadden Indische Nederlanders de foto gezien en de geportretteerden herkend. Op die manier konden alle jagers geïdentificeerd worden. Volgens Tjalie was dit een teken van de levensvatbaarheid van zijn missie: Een bewijs dat volledige historische reconstructie van het Nederlandse leven overzee mogelijk is, en als allen medewerken. Als alle 250.000 repatrianten TONG-TONG lezen en hun herinneringen meedelen maken wij een ontzaglik brok nuttige wetenschap voor de toekomst voor het Nederlandse volk. Goed Nederlander zijn is niet zijn verleden verloochenen, maar heropbouwen!Ga naar eind17 Met de heropbouw van het Indische verleden had Robinson niet alleen het bewaren van immaterieel erfgoed voor ogen. Hij wilde van Indische migranten ook een groep maken die door middel van een collectief geheugen een gevoel van saamhorigheid en zelfbesef ontwikkelt. Hem stond een actieve, zelfbewuste en ondernemende Indische groep voor ogen die zich cultureel onderscheidde. Foto's uit Indië waren daarbij een prima hulpmiddel. De exemplaren die de lezers onder aanmoediging van Robinson uit hun persoonlijke en familiebezit hadden gehaald, werden deels gepubliceerd in Tong Tong, deels teruggestuurd en deels bewaard in de redactielokalen van het tijdschrift. In de loop der jaren kwam die eclectische verzameling onder de hoede van een wisselende | ||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| ||||||||||||||||||||
groep vrijwilligers. De collectie werd aangevuld, gesplitst en lukraak geregistreerd. Hoe klakkeloos ook samengesteld, binnen Indische kringen werden de bewaarde foto's onmiddellijk erkend als collectieve herinneringen en de verzameling werd op waarde geschat als archief van een gedeeld verleden. Althans, er wordt verteld dat de bewaarplaats vaak bezocht werd door Indische immigrés die door de stapels foto's heen gingen om ervaringen en emoties te delen.Ga naar eind18 In ieder geval zorgden de in het populaire Tong Tong afgedrukte foto's ervoor dat de visuele herinneringen aan Indië binnen de Indische herinneringsgemeenschap zoetjesaan collectief werden. Daarbuiten, onder het grote publiek, waren zij nagenoeg onbekend. | ||||||||||||||||||||
Obscure herinneringsbeeldenIndische migranten waren gearriveerd in een land dat aan het herstellen was van de Duitse bezetting. De Nederlandse natie had met het verlies van Indië haar wereldpositie als groot, imperialistisch rijk verloren en die blamage werd in de jaren van wederopbouw naar de achtergrond gedrukt. Op publiek terrein werd over Indië gezwegen en het koloniale verleden was jarenlang een politiek familiegeheim, een blinde vlek op het nationaal netvlies.Ga naar eind19 In die naoorlogse tijd stonden de oren dus bepaald niet naar de overzeese ervaringen van ‘vreemde’ repatrianten die op de Nederlandse kusten waren aangespoeld. De in Tong Tong afgedrukte foto's werden schuins bekeken als obscure herinneringsbeelden van een groepje ‘kolonialen’. Maar dat veranderde. In de loop der jaren is Indië in postkoloniaal Nederland voor veel meer mensen dan alleen de Indische gemeenschap collectief erfgoed geworden. Vanaf de jaren zeventig werd Indië genostalgiseerd en de notie Tempo doeloe groeide uit tot een nationaal begrip. Tempo doeloe betekent in het Maleis de ‘tijd van vroeger’ maar het begrip verwees al gauw naar een idyllisch koloniaal verleden. Aan de basis van die herinneringsgolf ligt een boek met foto's die voor een groot deel afkomstig waren uit de privé archieven van Indische families. In 1957 nam Robinson een brief op van Rob Nieuwenhuys in Onze Brug waarvan hij de redactie voerde. Hij verwerkte de brief integraal in een redactioneel getiteld: ‘Heeft ook Indisch Nederland Historie? En hoe kunnen we helpen haar op te tekenen?’Ga naar eind20 Nieuwenhuys, schrijvend onder het pseudoniem E. Breton de Nijs, was de vroegere hoofdredacteur van Oriëntatie, een roemrucht maandblad dat van 1947 tot 1953 in het postkoloniale Indonesië verscheen.Ga naar eind21 Voor bronnenonderzoek en een ‘inventarisatie’ van hetgeen in Nederland aanwezig is aan ‘Indische bellettrie’ verzocht hij de Tong Tong le- | ||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| ||||||||||||||||||||
zers om allerlei documenten zoals literaire werken, pamfletten en brochures, maar daarnaast bleek hij geïnteresseerd te zijn in privémateriaal zoals dagboeken, familiecorrespondentie en ‘familie foto's in particulier bezit’. Hij achtte deze foto's van de ‘grootste betekenis’ voor het vastleggen van het Indisch verleden: ‘hoe ouder hoe curieuzer en zeldzamer, hoe groter de historische betekenis vaak is’.Ga naar eind22 De man die later de ‘nestor van de Indische bellettrie’ zou worden genoemd, ging archieven af en klopte bij woonhuizen aan om de nodige fotografische documenten te vinden. Zijn oproep werd een paar maal herhaald en op de burelen van Tong Tong arriveerden ‘tientallen oude foto-albums’ die tevoorschijn waren gekomen uit ‘lotèngs en kolongs’ (zolders en kelders). Tjalie blaakte van trots over de actieve rol die hij met zijn Tong Tong had gespeeld: ‘Door dit blad is zulk uiterst belangrijk werk als van de schrijvers E. Breton de Nijs en Hein Buitenweg, bezig met het samenstellen van historische fotoboeken, mogelijk geworden’.Ga naar eind23
E. Breton de Nijs (ps. voor Rob Nieuwenhuys): “Een gemengde samenleving”. Foto afgedrukt in Tong Tong (nu Moesson) 5 (1960) 12.
Nieuwenhuys had zich voorgenomen een fotoboek te maken dat de ‘Hollandse mensen van verbazing zal doen opkijken en dat U en mij dat land weer doen beleven, | ||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| ||||||||||||||||||||
waar wij allen “the best years of our lives” hebben doorgebracht.’Ga naar eind24 In 1961 kwam zijn Tempo doeloe: fotografische documenten uit het oude Indië uit, later uitgebreid tot drie fotografische platenboeken.Ga naar eind25 De platenboeken vol oude, op groot formaat afgedrukte foto's wisten de weg naar het grote publiek te vinden. Nieuwenhuys had met zorgvuldig gekozen beelden en melancholische vertellingen een weemoedige stemming weten te construeren. Hij legde de nadruk op het voorbije en het vergane, en vestigde op die manier de faam van Indië als verzonken continent en verloren paradijs. Zijn melancholische fotoboeken werden omhelsd door de blanke elite van Nederland en opgenomen in de wijdere nationale cultuur. Zo schreef de invloedrijke recensent Kees Fens een paar keer op meeslepende wijze over de fotoboeken in De Volkskrant.Ga naar eind26 Het verloren Indië had ook voor de grote massa, die niet direct bij het koloniale verleden betrokken was, een gezicht gekregen. Sinds oorlogsveteraan Joop Hueting in 1969 op de tv een boekje open deed over Nederlandse oorlogsmisdaden en geweldsexcessen tijdens de zogeheten politionele acties duiken verhalen over koloniaal geweld, slavenarbeid en exploitatie herhaaldelijk op. Het ziet er echter naar uit dat de tempo-doeloe nostalgie de slag om het grote publiek heeft gewonnen. Postkoloniaal Nederland begon juist vanaf die tijd een exotisch en idyllisch Indië in haar culturele hart te sluiten.Ga naar eind27 | ||||||||||||||||||||
Ter afsluitingMede dankzij Tjalie Robinson hebben Indische Nederlanders niet langer een ‘verwaarloosde historie’, en krijgt Indië volop aandacht. Sinds de dekolonisatie is er een wijde, en onophoudelijke stroom van herinneringen op gang gekomen die nooit meer is opgehouden. Die Indië-herinneringen zijn niet eenduidig, ze zijn omstreden en tegenstrijdig, deels nostalgisch, deels kritisch, ze gaan van Rawahgedeh tot lekker eten, van Asta's ogen tot educatieve strips, van doorwrochte geschiedenisboeken tot singsongs, en van monumenten tot musicals. De aanhoudende stroom van deels op elkaar botsende en deels elkaar overlappende herinneringen maakt dat Indië in de Nederlandse herinneringscultuur leeft als nooit tevoren. Dat is de reden dat de meeste Nederlanders foto's van Indië zullen herkennen. Ook al hebben ze de foto's nooit eerder gezien, ook al zijn ze zelf of is hun familie nooit in Indië geweest en zijn de gefotografeerden hen onbekend, toch zullen de beelden hen bekend voorkomen. De foto's worden herkend als koloniale foto's en verbonden met een idyllisch dan wel laakbaar koloniaal verleden. Ik heb willen laten zien dat Tjalies initia- | ||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| ||||||||||||||||||||
tief om familiefoto's in Tong Tong publiek te maken een belangrijke bijdrage was aan deze collectieve, visuele kennis over de kolonie. In die zin gaf hij de beeldvorming van Indië in Nederland een nieuwe impuls en droeg zijn verzamelwoede bij aan de faam van Indië als lieu de memoire. Eerder dan de vertellingen hadden de afgedrukte foto's in Tong Tong grote invloed op beeldvorming en identiteit in Nederland. Deze faam heeft zich, en dat wil ik nog eens benadrukken, voornamelijk gevestigd langs visuele lijnen.
In Realisten en reactionairen zet Gerard Termorshuizen uiteen dat de journalisten Daum en Zaalberg oog hadden voor de dilemma's van Indo-Europeanen. Uit de aandacht die Daum aan de penibele positie van de kleine boeng schonk, evenals uit de ‘intellectuele emancipatie’ van Indo's die Zaalberg voor ogen stond spreekt hoe zeer de journalisten op de bres stonden voor de ‘landskinderen’. Je zou kunnen zeggen van Indo-activist Tjalie Robinson dat hij het werk dat Daum en Zaalberg in Indië hebben verricht in Nederland heeft voortgezet en uitgebreid. Ook hij schonk specifiek aandacht aan de kleine boeng, ook hij had een culturele bewustwording voor ogen. Zijn historische reconstructie van het Indische leven was niet op het verleden maar op het heden en de toekomst gericht. Visuele herinneringen waren daarbij een machtig medium. Tjalie's Tong Tong, het enige Indische blad ter wereld, zou je de postkoloniale voortzetting van de Indische pers kunnen noemen. Of, om met Robinson te spreken: Poekoel teroes! | ||||||||||||||||||||
Bibliografie
| ||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| ||||||||||||||||||||
|
|