Indische Letteren. Jaargang 28
(2013)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 30]
| ||||||||||||||||||||
Dochter van Indië
| ||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| ||||||||||||||||||||
door afgebroken, en de wandeling der oude en jonge heeren rondom sierlijke rijtuigen gaat steeds voort; als gouden of zilveren torren fladderen de talrijke officieren om de korfjes met veelkleurige bloemen, waaraan rijtuigen, gevuld met fraai geteiletteerde brunettes en blondines, den vreemdeling in Batavia, onwillekeurig doen denken.
Melati van Java, ps. van Marie Sloot (privébezit).
Met deze panoramische scène begon in januari 1874 in de krant De Locomotief ‘Het juweelkistje van Tante Jet’, een nieuw feuilleton geschreven door ene ‘Melattie van Java’.Ga naar eind2 Indisch, dat was meteen duidelijk. Het meeslepende verhaal vol verwikkelingen rondom liefde, geld, macht en verraad draaide om de Indische Henriette Zanger, ‘een Indische dame van den echten ouden stempel’.Ga naar eind3 Achter het pseudoniem ging de schrijfster Marie Sloot (1853-1927) schuil. Zij zal met gemengde gevoelens haar verhaal in de krant hebben gezien. Haar pseudoniem was niet alleen verkeerd gespeld (‘Melattie’ in plaats van ‘Melati’) maar daarbij had ze toch al een hekel gehad aan de te lange auteursnaam die door uitgever Gualth. Kolffzo bedachtwas: Ik zelf had mij den pseudoniem van Melati gekozen; hij vond het noodig er als een soort van van nog van Java bij te voegen, hetgeen ik tamelijk overbodig en leelijk vond, maar ik was veel te blijde dat de zoo bekende heer Kolff iets van mij wilde uitgeven en daar het toen nog al een zeldzaamheid was, dat vrouwen schreven, en ik nog bitter jong was, vond ik het veilig achter dat pseudoniem weg te schuilen en mij er dus niet tegen te verzetten.Ga naar eind4 Dat ‘bitter jong’ was uiteraard een kwestie van opvatting: net in die maand zou ze haar 21ste verjaardag vieren. Maar de uitgever had besloten hoe het zou zijn en zo zou het blijven. Toch moet de jonge vrouw verheugd zijn geweest haar werk in een be- | ||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| ||||||||||||||||||||
langrijke krant als De Locomotief te zien verschijnen. Niet alleen om de verdiensten, maar zeker ook omdat hiermee een nieuwe stap was gezet op weg naar een loopbaan als schrijfster, het ideaal dat ze al zo lang koesterde. In dit feuilleton was haar aandacht voor Indische meisjes en vrouwen al opmerkelijk aanwezig. De rijke weduwe ‘Tante Jet’ is ontsteld wanneer haar broer met een Hollands meisje wil gaan trouwen, in plaats van met een Indisch meisje, en boos zegt Tante Jet cynisch: ‘Jakkes, zoo'n tottok! Zij is hoed, ik weet wel, ze is hoed, ze is geen liplap, zooals ik.’Ga naar eind5
Philotejia Sajia, Marie Sloots grootmoeder (privébezit).
Hiermee is de dialoog begonnen die Marie Sloot in al haar Indische romans zou voeren. Het is of zij antwoord geeft op oordelen en opmerkingen, of zij bestaande opvattingen weerspreekt, of zij de kritiek levert op vergelijking tussen totok meisjes en Indische meisjes. Binnen een jaar zou ze het betoog herhalen in haar eerste grote Indische roman De Jonkvrouwe van Groenerode (1874). | ||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| ||||||||||||||||||||
BiografieMelati van Java oftewel Marie Sloot stormde als Indische romancière de Nederlandse letteren in om daar te blijven, vele decennia lang, steeds weer hamerend op haar eis dat Indische meisjes voor vol werden aangezien. Een standpunt dat rechtstreeks voortkwam uit haar persoonlijke leven. Zij werd in 1853 geboren als Nicolina Maria Christina Sloot, in Semarang, ten huize van haar grootvader Christiaan van Haastert (circa 1828-1860). Haar ouders waren de Twent Carel Sloot (1826-1883) en de Indische Louise van Haastert, dochter van de Hollander Christiaan van Haastert (1800-1860) en de inheemse Philotejia Sajia (1801-1871). Marie's peetouders waren haar oom Carel van Haastert en Albertina van Spreeuwenburg, de laatste afkomstig uit de bevriende Indische familie Versteegh.Ga naar eind6 Na Marie werden twee kinderen geboren: Christine (1858-1923) en Nico (1861-1935). Carel Sloot werkte in het onderwijs. Kort na Marie's geboorte verhuisde het gezin naar Grissée (Oost-Java), waar Sloot een betrekking vervulde als onderwijzer. Daarna woonde het gezin in Semarang, Soerabaja en Batavia. In Batavia moet Marie de indrukken hebben opgedaan die ze in het feuilleton over Tante Jet verwerkte. De Sloots waren een intellectueel katholiek gezin, dat grote waarde hechtte aan godsdienst, aan ontwikkeling en westerse beschaving. Op zeer jonge leeftijd leerde Marie lezen en schrijven van haar moeder. Van 1865 tot 1866 volgde Marie onderwijs aan het gegoede meisjesinternaat van de Zusters Ursulinen aan het Noordwijk in Batavia. Daarop volgde een periode van zelfstudie, die zij in 1868 afsloot met het behalen van de acte van bekwaamheid als hulponderwijzeres in de Franse en Engelse taal. In 1871 vertrok het gezin (met Philotejia Sajia) naar Nederland. Carel was met pensioen en wenste te repatriëren. Marie was toen achttien jaar. Het gezin woonde eerst enkele maanden in Den Haag (1871) om daarna in Roermond en vervolgens in Amsterdam (1874) te wonen. In haar persoonlijk leven leed Marie groot verdriet door het overlijden van haar grootmoeder en haar moeder, waardoor de oudste familiebanden met haar geboorteland waren verdwenen. Na het hertrouwen van haar vader, een jaar na het overlijden van haar moeder, betrok Marie met Lina Scheffler een eigen woning. Hier bouwden ze samen een uiterst gelukkig bestaan op. Marie en Lina ontvingen vaak en veel gasten, afkomstig uit Indische, literaire en filantropische kringen, zoals de letterkundige Taco de Beer, kunstschilder Jan Toorop en vader en zoon Alberdingk Thijm. In deze kringen vonden zij ook bevestiging voor hun maatschappelijke werk, al trad Marie als bekende Nederlandse meer op de | ||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| ||||||||||||||||||||
voorgrond. Mede door haar en Lina's inspanningen werden in Amsterdam de kerk Onze Lieve Vrouw van de Allerheiligste Rozenkrans en het meisjestehuis Het Lydia-huis gesticht. Daarnaast was Marie Sloot trouw lid van de R.K. Kunstenaarskring De Violier, medeoprichtster van de Katholieke Vrouwenbond, en medeoprichtster en prominent bestuurslid van de Internationale R.K. Vereeniging Ter Bescherming van Jonge Meisjes. Ook was zij actief in feministische kringen. Voor de Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid van 1898 schreef zij een tweedelig essay over de grote betekenis van het werk dat kloosterzusters verrichtten. Tussen deze drukke bezigheden door ondernamen Marie en Lina ook nog reizen naar het buitenland; de daar opgedane indrukken kregen vaak een plaats in de romans. Daarbij werkte Marie mee aan talloze periodieken; ze publiceerde feuilletons, romans en essays onder pseudoniemen als M.S., M. en Mathilde. Vooral vanwege haar Indische romans werd ze als een van de eerste vrouwen in 1893 uitgenodigd om lid te worden van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. In 1916 werd een van haar romans verfilmd: La Renzoni, geregisseerd door Maurits Binger met de indertijd gevierde actrice Annie Bos in de hoofdrol. Melati van Java verscheen regelmatig in kranten en tijdschriften en haar gouden jubileum (een halve eeuw schrijfster) in 1922 werd publicitair breed gevierd. Dat zij degene was die onder het pseudoniem ‘Max van Ravestein’ katholieke romans had gepubliceerd, wist toen nog niemand, dat zou pas in de jaren vijftig ontdekt worden. De openlijk toegezwaaide lof leek evenwel meer over de voorbije tijd te gaan, dan over haar belang in de nieuwe literaire tijd. De glorie was vergankelijk gebleken. De literaire critici waaiden met de nieuwe winden mee. Met de opkomst van andere genres, ook onder invloed van de Eerste Wereldoorlog, verdween haar werk uit de literaire waardering; het grote publiek bleef daarentegen trouw aan de Indische romancière. Herdrukken bleven verschijnen. In 1927 overleed Marie Sloot vrij plotseling tijdens een vakantie in Noordwijk aan Zee, zonder aanwijsbare oorzaak. Lina stierf enkele maanden later. In de pers werd het verscheiden van Melati van Java betreurd. Twee generaties later wist nauwelijks nog iemand wie Melati van Java was geweest. | ||||||||||||||||||||
DochterschapIndische romans waren destijds populair bij het lezend publiek en bij de critici. Vooral de romans van Melati van Java sloten naadloos aan op de tijdgeest en op de heersende opvattingen over de kolonie. Die opvattingen waren niet zo eendui- | ||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| ||||||||||||||||||||
dig, zoals op de Internationale Koloniale en Uitvoerhandel tentoonstelling in 1883 te Amsterdam te zien was.Ga naar eind7 Op deze tentoonstelling presenteerde Nederland zich als geslaagde koloniale macht, al merkten de kritieken terecht op dat Atjeh nog lang niet gepacificeerd was. De tentoonstelling toonde veel inheemse kunst en ook een kampong met oorspronkelijke bewoners. Een primitief dorp, dat - zo leek indirect - veel aan de Nederlandse beschaving zou kunnen hebben, daar zou ongetwijfeld wat moois verricht kunnen worden. Nederland wilde dieper indringen in die inheemse wereld, vooral uit economische motieven, maar schrok tegelijkertijd terug voor dwangbestuur, zoals destijds van het cultuurstelsel was uitgegaanGa naar eind8 Het trefwoord voor het koloniale denken en doen zou dan ook zijn: pragmatisch. Dat was de Indische romancière ook. Pragmatisch. Ze wist dat ze de gunst van het boeken kopende publiek moest behouden, dus haar romans moesten feel good zijn, idealistisch en realistisch tegelijkertijd. Maar zij wilde tegelijkertijd gehoord worden in haar pleidooi om Indische meisjes volstrekt gelijkwaardig te behandelen aan Hollandse meisjes. Deze afweging leidde tot romans waarvan het centrale verhaal bijna niemand kon choqueren: ze koos geen partij in de debatten over de kolonie en wanneer zij Indonesiërs aan het woord liet over onderdrukking en het verlangen naar zelfstandigheid, dan verdwenen deze tijdig genoeg uit de roman, zodat de koloniale wereld intact bleef. Zo bediende zij het grote publiek. Maar in de kleinere verhalen, de zijlijnen, de nevenintriges, verscheen keer op keer een Indisch meisje, dat een opmerkelijke persoonlijkheid bezat.
Louisa van Haastert, Marie Sloots moeder (privébezit).
De Jonkvrouwe van Groenerode was een omvangrijke Indische roman, die niet alleen geheel in de tijdgeest paste, maar die ook typerende autobiografische elementen bevatte. In deze roman liet de schrijfster voor de eerste keer zien wat het voor haar betekende een dochter van Indië te zijn. Uiteraard was dat een dochter van een Indische moeder, iets wat Marie Sloot en haar romanpersonage Eugenie de Lody gemeen hadden. Een moeder betekende | ||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| ||||||||||||||||||||
afkomst, etniciteit, en in het verlengde daarvan omvatte dochterschap alle betekenissen van Indisch-zijn. Die identiteit bezat bestaansrecht, maar nog niet op een vanzelfsprekende manier. In De Jonkvrouwe en in andere Indische romans leek Marie via haar Indische vrouwen en meisjes een dialoog te voeren over huidskleur, intelligentie en waarde. In deze romans bleven Indische meisjes en vrouwen precies dat: Indisch, dochters van Indië. Marie verwerkte hierin haar loyaliteit aan haar Indische moeder en verzette zich tegen assimilatie. Door haar persoonlijke ervaring nam de romancière een standpunt in dat een principe werd, een levensovertuiging: Indië gold als het verloren land, het ‘paradise lost’, en daarbuiten moest een Indisch meisje zich erkenning voor haar identiteit zien te verwerven. Afkomst en dochterschap waren één, en dat begon met Eugenie de Lody. | ||||||||||||||||||||
Een Indisch meisjeDeze jonkvrouwe van het kasteel Groenerode was mooi, intelligent, van adel en ongelukkig. Aan het begin van de roman woont ze met haar Hollandse vader (een gepensioneerde legerofficier) op een kasteel in het Nederlandse plaatsje Groenerode. Ze is van gemengde afkomst: ‘Mijn moeder was een Indische, mijn grootmoeder een Javaansche’.Ga naar eind9 Dochter en vader missen de naamloze afwezige zeer. Ze leven in armoede; Eugenie haalt een onderwijsakte in de hoop op een betaalde positie. Haar vader hertrouwt maar dat duurt slechts zes weken: ‘Na zijn huwelijk had de majoor geen gezond uur meer gehad; hij viel meer en meer af en eindelijk legde hij zich neer om niet op te staan.’Ga naar eind10 Om haar stiefmoeder te ontwijken vertrekt Eugenie naar Indië; hier werkt ze bij een familie als gouvernante. Na zeer veel verwikkelingen erft ze een fortuin en trouwt ze met Hartwig van Senne. Ze leven op het kasteel in Groenerode en krijgen een kind; niet lang erna sterft Hartwig. Aan zijn graf verzoent Eugenie zich met Hartwigs zuster Fanny: ‘Laat ons zusters zijn door de liefde’.Ga naar eind11 Het is een happy end, dat wel, maar er is dan veel meer gebeurd dan deze korte samenvatting toelaat te beschrijven. Wat opvalt in de roman, is de felheid waarmee Eugenie haar moeder verdedigt tegenover Hollandse mensen. Die felheid is vooral merkbaar wanneer ze in het dorp met andere dames over mevrouw Gravenheerd spreekt, een oudere Indische vrouw die een soort pleegmoeder voor het meisje is. Eugenie's latere (Hollandse) stiefmoeder noemt haar ‘zwart’.Ga naar eind12 Nadat ene juffrouw Dertange vraagt of Eugenies eigen moeder ‘ook een zwarte’Ga naar eind13 was, reageert Eugenie scherp: | ||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| ||||||||||||||||||||
‘Vindt u mevrouw Gravenheerd dan zoo zwart?’ Dat was duidelijke taal, niet alleen in de wereld van de roman maar ook, over de hoofden van de lezers en lezeressen heen, in het Nederland anno 1874. Vage verdachtmakingen omtrent het verband tussen karakter, afkomst en een moeder hoefde geen enkel Indisch meisje te accepteren. Zij mocht de confrontatie aangaan en wat terugzeggen. Wie was hier eigenlijk beschaafder, een Hollandse of een Indische, vraagt Eugenie. Voor de romancière Melati van Java was dit een retorische vraag. | ||||||||||||||||||||
Indische romancièreZoals Eugenie de Lody zich ferm uitsprak, zouden in de loop der tijd meer Indische meisjes en vrouwen dat doen in de romans. Elk had een eigen strijd te voeren, en vrijwel altijd had dat met haar afkomst of haar positie als vrouw te maken. Enkele voorbeelden. In De familie van den Resident (1875) lijdt Constance van Welven onder haar positie als voorkind; ook hier is er een Hollandse stiefmoeder die de stiefdochter slecht behandelt. Constance spreekt openlijk over haar afkomst. Tegen een arts zegt ze: | ||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| ||||||||||||||||||||
‘De Javanen zijn evengoed mijn landgenooten als de Hollanders.’ Constance is loyaal aan haar moeder, en erkent met haar uitspraken dat ze geen verschil wil maken tussen Javanen en Hollanders: beide afkomsten wil zij recht doen, al verblijft Constance voortdurend in de Hollandse wereld. In Fernand (1878) verschijnt de trotse en onafhankelijke Theodora van Vaerne. Deze Theo lijkt op Eugenie de Lody en op Constance van Welven waar het nobele eigenschappen betreft als rechtvaardigheidsgevoel, empathie voor de nood onder de Indonesische bevolking en affiniteit met haar gemengde afkomst. Dat laatste gaat tegen de zin in van haar Europese grootmoeder: En 's middags als grootmoeder sliep, hoe gaarne ging Théo dan niet bij baboe op de baleh-baleh zitten en zij, de trotsche reine du bal, die alles rondom zich met een uitdrukking van geblaseerdheid aanzag, zij kon zich amuseeren met daar uit een pisangblad allerlei snoeperijen te eten, door baboe bereid, waarvan mevrouw Van Vaerne gruwde: roedja, tapeh, kelepon of wel de uit het hoofdgebouw om zijn onaangenamen reuk verbannen doerian. Grootma werd altijd geweldig boos als zij vernam wat voor inlandsche manieren haar kleindochter had, doch zelden kwam zij er achter, dank de zorg van baboe.Ga naar eind16 Theodora staat op gezette tijden dichter bij de baboe dan bij haar grootmoeder, al blijft de baboe geheel volgens de koloniale gezagsstructuur een ondergeschikte positie innemen. Sluiten Eugenie en Constance uiteindelijk een huwelijk, Theodora beëindigt haar verloving uit verlangen naar vrijheid; ze voelde niets voor een verveeld bestaan als echtgenote van een rijke man: ‘... ben ik daarvoor in de wereld.’Ga naar eind17 Voor een vrouw aan het einde van negentiende eeuw bezit Theodora een uitzonderlijk grote zelfstandigheid. Zij kiest haar eigen relaties, zij besluit waar ze wil wonen, reist in haar eentje heen en weer tussen Indië en Nederland en zij verlangt naar zingeving in haar leven, buiten het huwelijk om. Wanneer ze een liefde voor de Indische Fernand van Leeuwenburgh opvat, betekent dat evenwel het begin van haar onder- | ||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| ||||||||||||||||||||
gang; na veel verwikkelingen laat ze hem los, reist terug naar Indië en sterft op de boot aan cholera. Veelzeggend is het einde van de roman, waarin een Indisch meisje geboren wordt dat de naam Theodora ontvangt. Met die naamgeving sluit Marie Sloot het boek af, waardoor duidelijk is welke eigenschappen de dood overstijgen en steeds zullen terugkeren. De nadruk op etniciteit en emancipatie bleven voor Marie favoriete thema's, al waren ze zoals gezegd nooit prominent aanwezig in de romans. Over deze strategische afweging zei ze zelf: Ik geloof dat ik ‘de jonkvrouwe van Groenerode’ in zes weken schreef; de menschen waren toen nog niet zoo veeleischend als nu, bovendien begon toen juist de campagne van Mina Kruseman c.s. voor de Vrouwenemancipatie, de ‘Jonkvrouw’ Eugenie de Lody was voor dien tijd tamelijk vooruitstrevend maar zij trad niet zo bruusk op als anderen.Ga naar eind18 Gezien de verguizing die Mina Kruseman ten deel viel, was dit zonder meer een verstandige beslissing. | ||||||||||||||||||||
MoederlandMarie Sloot bleef vasthouden aan haar thema's en aan haar visie op Indië als het verloren moederland. Het publiek bleef haar trouw, een groot publiek ook, dat zich kennelijk kon vinden in het Indië dat Marie Sloot keer op keer beschreef. De literaire critici daarentegen raakten in de ban van andere letterkundige modes. De eerder gegeven lof verdween, andere literaire sterren werden de hemel in geprezen. En in de loop van de decennia vernauwde de blik op het literaire verleden. Melati van Java, met haar grote oeuvre, haar vernieuwende thema's en haar scherpe dialogen raakte geleidelijk in het vergeetboek. Dat was het lot van haar, die waarschijnlijk de eerste Indische romancière in de Nederlandse letteren was. | ||||||||||||||||||||
Literatuur
| ||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| ||||||||||||||||||||
|
|