Indische Letteren. Jaargang 27
(2012)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 187]
| |||||||||
Jack Razoux Kühr (1882-1958)
| |||||||||
InleidingGegriefd tot in het diepst van zijn ziel was Jack Razoux Kühr, toen hij begin maart 1911, na acht maanden opsluiting in de gevangenis in Batavia, van vervolging werd ontslagen. Hij was onschuldig en wist zich het zoveelste slachtoffer van de in Nederlands-Indië gehanteerde rechtspleging. Zijn woede inspireerde hem tot een vlammend pamflet dat halverwege 1911 verscheen. Dutch justice in Java heette het, met als omineuze ondertitel Are the Dutch worthy of this beautiful island with its 35.000.000 inhabitants? De vijfenvijftig pagina's dikke brochure bevatte een aanval op de koloniale rechtspraak en het Indische bestuur in het algemeen: de Nederlanders waren hun kolonie niet waard; het zou beter zijn als Engeland de scepter zwaaide over het zo wonderschone Java. De Indische kranten veroordeelden het pamflet als een schaamteloze daad. Niet in de eerste plaats de aanklacht zelf gaf irritatie - dat er met de rechtsspraak veel mis was, was niets nieuws -, maar het feit dat zij was geschreven voor Engelse lezers, voor die van Engelse koloniale kranten allereerst. Knarsetandend moesten zij toegeven dat het geschrift daarin, zoals in de Straits Times in Singapore en The Englishman in Calcutta, met een mengsel van kritische interesse, instemming en nauwelijks verholen leedvermaakwerd becommentarieerd.Ga naar eind1 Vanzelfsprekend zagen de nieuwsbladen in Razoux Kührs optreden een parallel in dat van E.F.E. Douwes Dekker die enkele jaren daarvoor in het Duitse blad Das | |||||||||
[pagina 188]
| |||||||||
freie Wort de koloniale vuile was had buitengehangen.Ga naar eind2 Beiden gingen uit van de gedachte dat waar Nederland zijn zaakjes in de kolonie niet op orde had, bemoeienis vanuit het buitenland wellicht tot een omslag kon leiden en, meer nog, ertoe zou kunnen bijdragen Indië te bevrijden van het koloniale juk.
Jack Razoux Kühr.
Na zijn vrijlating werd Razoux Kühr journalist. In de volgende zeven jaar zou hij zijn ressentiment jegens het koloniale establishment keer op keer laten doorklinken in zijn artikelen. Het bracht hem bij herhaling in aanraking met justitie en achter de tralies. Van zijn ervaringen in de gevangenis bracht hij begin 1916 verslag uit in een Indisch weekblad. Na zijn afscheid van de journalistiek in 1918 hoorde het Indische publiek enige tijd niets van of over hem. Tot begin januari 1921, toen de kranten breed uitpakten met reportages over de moord die hij op oudejaarsavond 1920 had begaan op een jonge marineofficier. Bij vergissing, werd benadrukt, want het zou zijn echtgenote geweest zijn voor wie de kogel was bestemd. Een heuse perkara was geboren, die de gemoederen maandenlang bezig zou houden. | |||||||||
BiografieDe stamvader van de Indische familie Razoux Kühr was Cornelis Kühr (Delft 1813-Buitenzorg 1883). Hij zocht zijn toekomst in Indië waar hij werkte bij het gouvernement. In 1831 trouwde hij in Semarang met de Indo-Europese Helena Johanna du Riel Razoux (1816-1840). Zij kregen drie kinderen die - het ‘Razoux’ uit haar naam werd gepromoveerd tot geslachtsnaam - Razoux Kühr als achternaam meekregen. Een van die kinderen was Johan George Razoux KührGa naar eind3 (1836-1911) die als gouvernementsambtenaar werkte in Semarang, later in Yogyakarta. Hij huwde met Jeanne | |||||||||
[pagina 189]
| |||||||||
Elisabeth van Essel (1845-1937). Vermoedelijk was een overplaatsingnaar hetverre Ternate (in de Molukken) er verantwoordelijk voor dat hun zoon Jacobus Rudolph, de hoofdpersoon van dit verhaal, daar in 1882 het levenslicht zag. Jack was zijn roepnaam. Van zijn eerste twaalf levensjaren weten we niets, behalve dan dat hij een uitstekend verstand had. Op het gymnasium Koning Willem III in Batavia volgde hij de HBSGa naar eind4 en daarna het onderwijs in de Indologische afdeling. Zowel de HBS als de opleiding tot bestuursambtenaar doorliep hij ‘met buitengewoon succes’.Ga naar eind5 Zijn medeleerlingen verkozen hem tot redacteur van het schoolblad Vox Juvenum. Zijn veelzijdige talent bleek eveneens uit zijn verkiezing tot voorzitter van de Gymnasiale Muziek- en Tooneelvereeniging Euterpe.Ga naar eind6 Hij werd bewonderd om zijn capaciteiten, ‘wist zich door zijn correcte, steeds Engelsche kleeding, een charme te geven’,Ga naar eind7 en was populair bij de vrouwen. L.M.C. van Hoogenstraaten, hoofdredacteur van het Indische weekblad De Reflector, karakteriseerde hem in januari 1921 als volgt: Ik zie hem nog vóór me: welgebouwd man van middelmatige grootte. Een fijnbesneden gezicht, dunne lippen en koel-grijze oogen, het haar grijs, wat hem machtig interessant maakte. En hoe voornaam was niet zijn houding, voornaam én zelfbewust. Geen wonder dat Kühr, om al deze voortreffelijke dingen, een chéri des dames was.Ga naar eind8 Jack trouwde op 23 november 1904 met de in Soerabaja geboren Indo-Europese Petronella Jacoba Vogelzang (1882-1937). Een problematisch huwelijk met dramatische gevolgen, zoals we zullen zien. Zij kregen twee kinderen: Rudolph (Batavia 1907-Amsterdam 1983) en Nelly (Batavia 1910-Haarlem 1982). In 1958 hertrouwde hij met een Chinese en ging naar Nederland. Hij overleed in datzelfde jaar. | |||||||||
Bij het Binnenlands Bestuur (1904-1907)In 1904 slaagde Razoux Kühr voor zijn groot-ambtenaarsexamen en trad toe tot het Binnenlands Bestuur.Ga naar eind9 Hij werd benoemd tot aspirant-controleur - spoedig daarna bevorderd tot controleur - in het landschap Landak in de Residentie Westerafdeling van Borneo, waar hij vermoedelijk begin 1905 zijn werk begon. In mei 1907 doken er geruchten op over door hem gepleegde frauduleuze handelingen. Uit een Bataviase krant komen we daarover meer te weten. Aan hem was een maand verlof verleend naar Batavia wegens ziekte. Maar | |||||||||
[pagina 190]
| |||||||||
deze zieke ambtenaar kan men vaak op Tandjong Priok [de haven van Batavia] zien; naar men zegt, belast hij zich met expeditie van contractanten naar elders. Zooals hier een ieder weet, is die nog in staatsdienst zijnde ambtenaar sedert een maand geëmployeerde bij de firma Mac Coll & Co. alhier, en belast met de afdeeling ‘werving van contractanten’. Sedert wanneer is het aan ambtenaren veroorloofd genezing hunner kwalen te zoeken in particulieren dienst, om daardoor het mes van twee kanten te laten snijden?Ga naar eind10 Er was reden voor die verontwaardigde verbazing, want het bericht was waar. Natuurlijk hoorde men ook in Landak van Razoux Kührs zondigen tegen de ambtelijke mores. Het was waarschijnlijk deze kwestie - er werden hem ook andere onoorbare praktijken in de schoenen geschovenGa naar eind11 - waarvoor hij, terug in Landak, voor de Raad van Justitie moest verschijnen. Maar die sprak hem vrij. Direct daarop vroeg hij ontslag uit 's lands dienst, dat hem eervol verleend werd. We mogen er gerust vanuit gaan, dat Razoux Kühr toen hij met ziekteverlof naar Java vertrok al voor zichzelf had uitgemaakt op korte termijn de bestuursdienst te verlaten. Hij speurde in Batavia naar een nieuwe baan, vond die bij de firma Campbell, Mac Coll & Co. (de volledige naam), die zich bezighield met de werving van koelies, en ging daar maar alvast aan de slag. Zo althans zullen zijn tijdgenoten die zijn grillige loopbaan volgden hebben geconcludeerd. In 1910 zou echter blijken dat hij al in 1906, tijdens zijn controleurschap dus, een zakelijke relatie had met dat bedrijf. Waarom verliet hij al na zo korte tijd het Binnenlands Bestuur? Het was immers een prestigieuze werkkring met het perspectief op een mooie carrière. We kunnen er alleen maar naar gissen. Wellicht botste zijn eigenzinnige natuur binnen het keurslijf van de dienst met collega's en superieuren. Misschien had hij zelfs vijanden gemaakt. In een ingezonden brief van midden november 1907 werden hem onder meer fouten verweten in de manier waarop hij in Landak rechtsprak.Ga naar eind12 Ook het feit dat werd verteld dat hij oneervol was ontslagen,Ga naar eind13 wijst op aversie jegens hem. In zijn Dutch justice in Java van 1911 kwalificeerde hij die berichten als leugens. Hij had vrijwillig en eervol de dienst verlaten, zo verzekerde hij zijn lezers. En opdat een ieder dat zou kunnen controleren, noemde hij de datum van zijn ontslagbrief en de plaats waar die hem werd overhandigd: Pontianak, 12 juni 1907.Ga naar eind14 | |||||||||
[pagina 191]
| |||||||||
Werkzaam in het bedrijfsleven (1907-1911)Razoux Kühr werkte voor een bedrijf dat koelies aanwierf en deze via Tandjong Priok transporteerde naar plantages op Java en in Deli. Al spoedig bracht hij het tot chef van de firma. Maar al in de loop van 1908 nam hij ontslag en begon voor zichzelf in Singapore. Van daaruit voorzag hij de plantages in de Straits Settlements (Penang, Malakka) en mogelijk die in Deli van werkvolk. Daarnaast zou hij zich - beweerden boze tongen - in samenwerking met een vermeende crimineel bezighouden met het vervaardigen van valse bankbiljetten.Ga naar eind15 Dat daarvoor niet het minste bewijs kon worden geleverd, wijst erop dat er ook in die periode lieden waren die hem om een of andere reden slecht gezind waren. Ondertussen ging het Razoux Kühr voor de wind. Hij schafte zich een stoomjacht aan - Dorine doopte hij het - waarmee hij regelmatig de overtocht maakte naar Batavia, waar zijn gezin was blijven wonen. Daar in Insulindes hoofdstad haalde zijn verleden hem in. Eind juli 1910 stond in de kranten dat de officier van justitie in Batavia een bevel tot aanhouding van Razoux Kühr had uitgevaardigd. Hij zou als bestuursambtenaar een dubieuze rol hebben vervuld bij transacties in de mijnbouw - het ging om de winning van diamanten - in Landak.Ga naar eind16 Wat er precies was gebeurd, bleef in het vage. Wat de dagbladen wel zeker wisten, was dat de verdachte met zijn jacht op weg was van Singapore naar Batavia. Zijn twijfelachtige reputatie bleek ook hier weer: het gerucht circuleerde dat zich aan boord van de Dorine een partij ‘smokkel opium’ bevond; justitie kreeg het advies het vaartuig aan een grondige inspectie te onderwerpen.Ga naar eind17 | |||||||||
Arrestatie en gevangenschap; Dutch justice in Java (1910-1911)Razoux Kühr arriveerde kort daarop inderdaad in Tandjong Priok, maar niet op zijn eigen boot. In zijn Dutch justice in Java vertelt hij wat hem overkwam. Onderweg naar Batavia maakte hij op 17 juli 1910 een tussenstop in Muntok, op het eiland Banka, om leeftocht in te slaan. Daar werd hij door een bestuursambtenaar geconfronteerd met een telegram, waarin zijn arrestatie en opzending naar Batavia werd gelast. Het waarom van zijn aanhouding kon hem niet worden meegedeeld. Op 20 juli 1910 werd hij aan boord gebracht van het stoomschip De Carpentier dat hem de dag erop afleverde aan de politie die hem vervolgens opsloot in de gevangenis in Batavia. Waarvan hij werd beschuldigd werd hem wederom niet verteld; een officiële aanklacht bleef maandenlang achterwege: | |||||||||
[pagina 192]
| |||||||||
Now came a long time of suspense, day after day passed. I first counted by days, then by months. Oh, Gracious Heaven, was it going to be years? Every night when I saw the sun set, I thought: I will be heard to-morrow. And the morning came, the sun set again, another morning, another sunset ... Uit de latere berichtgeving rond de rechtszaak tegen Razoux Kühr wordt duidelijk waarvan hij werd verdacht: in 1906 zou hij de radja (inheemse bestuurder) van Landak zijn bemiddeling hebben aangeboden bij de verkoop van - hoog genoteerde - aandelen van een mijnbouwmaatschappij. Deze accepteerde, waarop Razoux Kühr in oktober 1906 de firma Campbell - het bedrijf waar hij het jaar daarop zou komen te werken - opdracht gaf de aandelen te gelde te maken. Ze brachten ruim tienduizend gulden op. Onder het voorwendsel dat de koers van de aandelen was gekelderd, betaalde hij de radja een bedrag van 4500 gulden uit; de resterende 6000 gulden stak hij in eigen zak.Ga naar eind19 Zo althans luidde de aanklacht. Vreemd bij dit alles is dat de vermeende strafbare feiten pas in de loop van 1910, dus bijna vier jaar later, ter kennis werden gebracht van justitie. Tussen zijn arrestatie in juli 1910 en het proces tegen hem op 7 maart 1911 lagen bijna acht maanden. De tegen hem ingebrachte beschuldigingen waren zwaar, zoals iedereen in zijn krant had kunnen lezen. Groot was dan ook de verbazing, toen de rechter na het horen van enkele getuigen het ‘niet schuldig’ uitsprak en Razoux Kühr nog diezelfde dag op vrije voeten kwam.Ga naar eind20 Zinderend was diens woede. Slachtoffer voelde hij zich van een diep treurige rechtspleging; onderwerp was hij daarnaast geweest van vernederende commentaren in de pers. Hij reageerde zich af in zijn aan ‘Lady Justitia’ opgedragen Dutch justice in Java.Ga naar eind21 Een indruk van zijn gemoedstoestand krijgen we aan het slot daarvan: I was acquitted. After eight month of arrest which financially had absolutely ruined me, I was set free and I was courteously allowed to lie down somewhere in the street and die. The Dutch law carefully stipulates that no damages shall ever be paid for wrongful arrest. Hij schreef het pamflet in het Engels vanuit zijn wens ‘to arouse the righteous indignation of English speaking people against the shameless cruelties perpetrated in | |||||||||
[pagina 193]
| |||||||||
the name of Justice by the Dutch law in their Far Eastern colonies.’Ga naar eind23 Die wens werd vervuld: een stuk of wat Britse koloniale dagbladen lieten er hun licht over schijnen.
Alle stadia in de Indische rechtspleging, vanaf de arrestatie van een verdachte tot en met zijn gevangenhouding, worden door Razoux Kühr onder de loep gelegd. Ter onderbouwing van zijn grimmige betoog citeert hij uit recente artikelen, zoals uit die van M. Weber, de bekende leider van het Soerabaiasch Nieuwsblad, die in mei 1910 vanwege een persdelict in het gevang kwam en na zijn vrijlating vertelde over de door hem doorstane ellende.Ga naar eind24 Razoux Kühr beperkte zich niet tot strafzaken tegen Europeanen. Nog veel beroerder verging het volgens hem Indonesiërs die in aanraking kwamen met het koloniale rechtsapparaat.Ga naar eind25 Het verbaast dan ook niet, merkt hij op, dat de onvrede en boosheid onder hen voortdurend groeien. Verwijzend naar de in die dagen sterk opkomende nationalistische Maleise pers en haar toenemende durf zich uit te spreken over aan inlanders aangedaan onrecht, schrijfthij: ‘How can we expect otherwise? The more they become aware of their sad fate, the more they long for freedom and we may expect to hear from that quarter colder facts in bitterer language.’Ga naar eind26 | |||||||||
Hoofdredacteur van Sin Po (1912-1916)Op 7 maart 1911 verliet Razoux Kühr de gevangenis als een verbitterd man. Koesterde hij waarschijnlijk al eerder anti-koloniale gevoelens - de oorsprong daarvan kennen wij helaas niet - dan werden die aanzienlijk versterkt door wat hij in het afgelopen driekwart jaar had meegemaakt. Dat ressentiment zou hem blijven aankleven en een belangrijk ingrediënt worden in zijn volgende leven als journalist. Vermoedelijk had zijn langdurige detentie het in Singapore opgebouwde bestaan geknakt. Hij moest op een andere manier aan de kost komen. Het is aannemelijk dat het werken aan zijn pamflet de journalist in hem had doen ontwaken. Dat hij dat talent bezat, werd ook door anderen ontdekt. Zoals door een groep progressieve Chinezen die op 1 oktober 1910 het Chinees-Maleise weekblad Sin Po [Nieuwe krant] hadden opgericht. Het zou zich profileren als de steunpilaar bij uitstek van het emancipatiestreven van de Chinese bevolkingsgroep. Het vond zijn lezers vooral onder hen die, zich oriënterend op het moederland China, niet wensten aangemerkt te worden als Nederlandse onderdanen. Sin Po zou uit- | |||||||||
[pagina 194]
| |||||||||
groeien tot de grootste Chinees-Maleise krant met een oplaag van ongeveer tienduizend exemplaren. Behalve de Maleise had zij vanaf 1921 ook een Chinese editie.Ga naar eind27 Zonder nu direct het Indische bestuur voor de voeten te lopen, streefde Sin Po naar een onafhankelijke koers. Het was dus niet zo vreemd dat de directie in Razoux Kühr een geschikte hoofdredacteur voor haar krant zag. Hij was een intelligente en ontwikkelde man die het Maleis perfect beheerste, goed kon schrijven en - zwaarwegend natuurlijk - niet aan de koloniale leiband liep. Toen op 1 april 1912 Sin Po een dagblad werd, werd hem de leiding toevertrouwd.Ga naar eind28 Een Europeaan die het voor het zeggen kreeg bij een Chinees-Maleise krant!Ga naar eind29 Ruim vierjaar, van 1 april 1912 tot 1 mei 1916,Ga naar eind30 leidde hij Sin Po.Ga naar eind31 Doordat de leggers van de krant uit die periode niet in Nederland aanwezig zijn, hebben we geen zicht op die fase van zijn loopbaan. Althans grotendeels, want via de Europese pers komen we er toch het een en ander over te weten. ‘Vooral onder de Jong Chineezen’, lezen we onder meer, ‘telde hij veel bewonderaars.’ Dat waren zij die streefden naar het behoud van een eigen identiteit. Ook vinden we opgemerkt dat Razoux Kühr ‘met evenveel bekwaamheid de stift als de pen hanteerde’ en ‘zijn blad liet verschijnen met teekeningen van zijn hand’.Ga naar eind32 Dat hij veel in zijn mars had, verheelden ook die Nederlandse kranten niet. Waar zij zich echter heel boos over maakten, was dat hij ‘felle artikelen tegen de regeering schreef’. Zijn politiek-getinte journalistiek overschreed inderdaad menigmaal de door het Drukpersreglement gestelde grenzen,Ga naar eind33 wat onvermijdelijk leidde tot strafzaken. Door de doorgaans summiere berichtgeving daarover in de Nederlandstalige kranten, ontbreekt ons vaak de feitelijke informatie rond die persdelicten. Maar de kern daarvan wordt dikwijls wel vermeld: hij zou, aldus een van de aanklachten, ‘een deel van de bevolking’ opgezet hebben ‘tot haat en minachting tegen de Regeering van Nederlandsch-Indië’.Ga naar eind34 Razoux Kühr werd regelmatig veroordeeld tot gevangenisstraf. Meestal ging het om enkele dagen tot een paar weken.Ga naar eind35 Met de acht maanden cel uit 1910-1911 erbij kon hij zich beroepen op een rijke ervaring als bajesklant. En dat deed hij ook. Begin 1916 verklaart hij nonchalant: ‘ik heb so-wie-so nog vier drukpersdelicten boven m'n hoofd hangen, tezamen recht gevende op een jaar of 45 tuchthuisstraf.’Ga naar eind36 Dat laatste was uiteraard overdreven, maar dat hij een veroordeling vanwege een persdelict allerminst iets minderwaardigs vond, is evident. Hij stond daarin niet alleen. Indische journalisten botsten bij voortduring op het ‘prikkeldraad der wet’; veroordelingen werden niet zelden gezien als een verdienste: men nam immers geen blad voor de mond en dat gaf prestige in de ogen van het publiek. | |||||||||
[pagina 195]
| |||||||||
Het leven in de gevangenis: een ‘handleiding’ (1916)Geen Indische journalist in zijn tijd heeft de gevangenis zo vaak van binnen gezien als Razoux Kühr. In zijn geval was dat de Civiele en Militaire gevangenis aan de Vrijmetselaarsweg in Batavia, waar hij in juli 1910 voor de eerste maal was binnengebracht. Daar zat interessante kopij in. Nadat hij in januari 1916 weer enkele dagen had vastgezeten, nodigde het weekblad De Reflector hem uit verslag uit te brengen van het leven in ‘Hare Majesteit's Snuifdoos’. Dat deed hij in zeven wekelijkse afleveringen. Een ‘handleiding’ noemde hij zijn verhaal. Niet ten onrechte gezien de vaak gedetailleerde beschrijvingen en de daarbij verstrekte raadgevingen aan ‘beginnelingen’. Inspelend op de smaak van het publiek verzuimde hij niet te vertellen over bijzondere ervaringen, zoals de ontmoeting met beruchte misdadigers als Gramser Brinkman, de moordenaar van de prostituée Fientje de Fenix.Ga naar eind37 Razoux Kühr verluchtte zijn verhaal met vier foto's - gemaakt door hemzelf met een naar binnen gesmokkelde en op een geheime plaats verborgen camera - en zeventien tekeningen van de bekende Indische tekenaar Menno van Meeteren Brouwer.Ga naar eind38 Hier volgen enkele citaten. Iedere gevangene moest gekleed gaan in een blauw katoenen kiel en broek: Ik heb aan het blauw pak de meest onaangename herinneringen. Toen ik voor de eerste maal ‘zitten’ moest en een blauw pak ‘model’ aan had gehad, had ik een week nadat ik ontslagen was nog een blauwe huid en was thuis de risee van vrouw en kinderen. Die blauwe pakken, die de gevangenis verstrekt aan de journalistieke groenen (en anderen) geven zoo geweldig af, dat men weken na het verwerven van een bewijs van goed gedrag van den cipier nog gebrandmerkt blijft als veroordeelde. Daarom dient hij die voor de eerste keer de gevangenis betreedt behalve een petroleumlamp (voor 's avonds in de cel) een blauw pak in zijn ‘handvaliesje’ te hebben: ‘De beste stof om een blauw pak van te laten maken is blauw vlaggedoek. Het is waschecht, neemt moeilijk nat op en geeft een gevoel van vrijheid. Mijn blauwe pakken zijn daarvan gemaakt door den tailleur Durand op Noordwijk [wijk in Batavia].’Ga naar eind39 Aan de hand van een plattegrond beschrijft Razoux Kühr het gevangenisterrein met zijn door muren van elkaar gescheiden blokken. ‘Zoo'n blok is een grasveldje of tuin met een rij cellen langs een of twee der zijden. In een hoek: de put, de badkamer en wat daar gemeenlijk naast staat.’ In blok 9 - ‘waar behalve moordenaars, | |||||||||
[pagina 196]
| |||||||||
inbrekers, roovers en falsarissen, ook de journalisten worden opgesloten’Ga naar eind40 - was Razoux Kühr kind aan huis. De gevangenen leefden er overdag onder elkaar. Van zes uur's avonds tot zes uur's morgens verbleven zij in hun cellen. Razoux Kühr deelde in januari 1916 zijn cel ‘met een oplichter en een matroos die aan de Oedjoeng [rivier bij Soerabaja] gevochten had en (...) 1½ jaar brommen moet.’
In de gevangenis.
Aan de maaltijd.
's Avonds mogen zij licht op hebben tot 9 uur. Overtreding van dit voorschrift (en van de andere) wordt gestraft met inhouding van tabaksgeld [vijfeneenhalve cent per dag] of met het plaatsen in de blokcel. Dat is een kleine cel met | |||||||||
[pagina 197]
| |||||||||
een brits waarin zelfs overdag nooit licht binnendringt en waarin ook geen lamp mag ontstoken worden. De gestrafte gevangene blijft daar dag en nacht in (...). In diezelfde blokcel heeft Brinkman de dagen voor zijn dood verzucht. (...). In die blokcel wachtte hij zijn executie af en heeft hij zich ten slotte zelf opgehangen. Voor de gestrafte militairen (zie de plattegrond) golden andere wetten. Hun cipier heette ‘Provoostgeweldige’ en hun sleuteldrager ‘Korporaal Stokkeknecht’ die ‘behalve de sleutels ook de stok onder zijn beheer [heeft] waarmede gevangen militairen kennis maken in plaats van de blokcel.’ Oog heeft Razoux Kühr eveneens voor de slechte omstandigheden waaronder gestrafte inlanders gevangen zaten. Terwijl in blok 9, merkt hij op, ten hoogste 12 Europeanen werden ondergebracht, waren in een veel kleinere houten loods 73 inlanders gehuisvest, zodat ‘men zich zo ongeveer kan voorstellen hoe die 73 man behuisd zijn.’Ga naar eind41
Plattegrond gevangenis.
| |||||||||
[pagina 198]
| |||||||||
Op jacht. Tekening van Menno van Meeteren Brouwer.
Razoux Kühr vertelt ook over door de gevangenen genoten amusement. Populair waren mierengevechten, rode tegen zwarte: ‘Als men de grootste exemplaren daarvan samenbracht, volgde een verwoed gevecht dat wel eens aanleiding gaf tot weddenschappen waar 't ontbijtbroodje bij inschoot.’ Van tijd tot tijd bedreef men ook het ‘rattenhengelen’. Van boekbindersgaren werd een lijn gefabriceerd met aan het eind een tot een haakje omgebogen boekbindersnaald: Als 't menu dan bruine boonen of erwtensoep voorschreef, schoot er wel een stukje zwoerd over om aan die geïmproviseerde haak geslagen te worden waarna 's avonds als alles stil was, de hengel uit 't tralievenster werd gestoken. Dan die herrie als er een rot gevangen was! Ik verzeker U, lezer, dat die rotten in H.M.'s snuifdoos zoo groot zijn als katten, en vraatzuchtig ...!Ga naar eind42 | |||||||||
[pagina 199]
| |||||||||
In de gevangenis. Tekening van Menno van Meeteren Brouwer.
| |||||||||
Voortzetting journalistieke loopbaan (1916-1918)Op 1 mei 1916 vertrok Razoux Kühr bij Sin Po. ‘Wegens gezondheidsredenen’ volgens een Bataviase krant.Ga naar eind43 Hij bleek echter gezond genoeg om kort daarop in Bandoeng, ‘met Chineesch geld’, het weekblad Pertimbangan [Oordeel] op te richten. Het eerste nummer is van 6 mei 1916. Na enkele maanden werd het een dagblad. Het had zijn lezers onder Chinezen en Indonesiërs. Het laatste in Nederland raadpleegbare nummer, van 20 april 1917, vermeldt Razoux Kühr nog als hoofdredacteur. Niet lang daarna hield het waarschijnlijk op te bestaan.Ga naar eind44 Pertimbangan was een nationalistische krant. Al de ondertitel wijst in die richting: ‘Suara boeat segala bangsa yang terprenta’ [Stem voor alle overheerste volkeren]. | |||||||||
[pagina 200]
| |||||||||
Ze ademde het gedachtengoed van E.F.E. Douwes Dekker en gaf voluit steun aan de vereniging Insulinde,Ga naar eind45 de wat gematigder opererende opvolgster van de in 1913 verboden Indische Partij die het jaar daarvoor was opgericht door Douwes Dekker. Razoux Kühr had drie redacteuren onder zich: een Chinees, een Indonesiër en een Japanner. De aanwezigheid van die laatste vindt vermoedelijk haar verklaring in de gespannen politieke situatie van die dagen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog groeide de vrees dat Japan - het had onder meer Korea geannexeerd - zijn expansiedrift zou uitbreiden naar Indië en met zijn zelfverzekerde optreden het Indonesische nationalisme zou aanwakkeren. Het leidde onder de Nederlanders tot anti-Japanse sentimenten die in hun kranten een uitweg vonden. De nationalistische Maleise pers daarentegen probeerde juist voordeel te halen uit de opgelopen spanningen. Vermoedelijk was dit voor Razoux Kühr de reden de patriottistische Japanner Yoriyoshi Minami, die hij al jaren kende, aan te trekken. Het was vooral de laatste die de Pertimbangan in aanvaring bracht met justitie. Daarin door zijn hoofdredacteur de vrije hand gelaten protesteerde Minami in zijn artikelen niet alleen heftig tegen de onder het Nederlandse publiek levende anti-Japanse gevoelens, maar uitte hij zich ook in onvervalst anti-koloniale zin. Onder de leuze ‘Azië voor de Aziaten’ noemde hij de Nederlanders vrijheidsberovers en lieden die uitsluitend naar Indië waren gekomen om hun eigen zak te spekken; Japan stelde hij daarentegen voor als een vriend die de zwakken beschermde, en als een natie waarop de nationalisten konden rekenen in geval van een revolutie. Die thema's culmineerden in een tweetal stukken, van 24 juni en 18 september 1916,Ga naar eind46 die de inzet vormden van een proces dat half november 1916 plaatsvond en eindigde met de veroordeling van Minami tot een jaar gevangenisstraf.Ga naar eind47 De man werd onder andere beschuldigd van ‘opzetting tot omverwerping van het Nederlandsch gezag’.Ga naar eind48 De ‘zaak Minami’ kreeg veel aandacht in de Nederlandstalige pers. De ‘revolutionaire schreeuwer’ Minami werd zijn straf van harte gegund, maar spijtig vond men dat ‘de menschen die achter de schermen aan de touwtjes trekken’ vrijuit gingen. Gedoeld werd in het bijzonder op Razoux Kühr wiens krant ‘geheel een revolutionairen geest van Douwes Dekker en Tjipto [Mangoenkoesomo]’ ademde.
Razoux Kühr hoorde inderdaad tot het kamp van Douwes Dekker en de Indonesiër Tjipto Mangoenkoesoemo, de charismatische leiders van achtereenvolgens de Indische Partij en Insulinde. Na de teloorgang van de Indische Partij en haar krant De Expres richtte Insulinde een nieuw partijorgaan op: het vanaf januari 1916 verschij- | |||||||||
[pagina 201]
| |||||||||
nende weekblad De Voorpost dat een jaar later werd omgezet in het in Semarang uitkomende dagblad De Indiër. Het hem gedane aanbod die krant te redigeren werd door Razoux Kühr aangenomen zonder dat hij daarmee de band met Pertimbangan doorsneed.Ga naar eind49 De keuze voor Razoux Kühr was een misgreep. Dat bleek al uit zijn ‘Ter Inleiding’ van 4 januari 1916 dat hij voor een aanzienlijk deel wijdde aan een zelfverdediging tegen hen die hem in het verleden hadden lastiggevallen. Sommigen schold hij de huid vol, zoals J. Schaap, hoofdredacteur van deJava-Bode: Uwe absolute ondeskundigheid in Indische zaken, Uwe verregaande ongeletterdheid [...], daarbij gevoegd nog de onmiskenbare Amsterdamsche achterbuurt educatie, die onweerstaanbaar van U uitwasemt, maken U in mijn oogen toteengroote nul, tot een proleet naar lichaam en geest [...]. Schaap reageerde ironisch: Het noodige aantal bladen en personen wordt [in De Indiër] uitgescholden in bewoordingen, waaruit blijkt, dat de keuze van den heer Razoux Kühr tot hoofdredacteur van dit orgaan, inderdaad een zeer goede en verstandige is geweest.Ga naar eind50 De leden van Insulinde - zelfbewuste Indo-Europeanen en Indonesiërs - zaten niet te wachten op een redacteur die zich in hun lijfblad te buiten ging aan egocentrisme. En teleurgesteld waren zij toen Tjipto Mangoenkoesoemo, de belangrijkste medewerker aan de krant, al spoedig de abonnees meedeelde niet te kunnen samenwerken met Razoux Kühr.Ga naar eind51 Het bestuur van Insulinde ontsloeg vervolgens zijn hoofdredacteur. Dat was begin februari 1916.
Waarschijnlijk keerde Razoux Kühr na het debâcle in Semarang terug naar Pertimbangan in Bandoeng. Toen dat blad niet lang daarna ophield te bestaan, maakte hij op 1 januari 1918 de overstap naar het in Batavia uitkomende Chinees-Maleise Perniagaan [Handel].Ga naar eind52 In een beheerst geschreven introductie schetste hij het toekomst-perspectief voor de in de kolonie wonende Chinezen: hun mogelijkheden om zich naast de naar vrijheid verlangende jonge Indonesiërs een eigen plaats te veroveren onder de Indische zon. Hij wilde hen daarbij met raad en daad helpen, maar ook anderen konden in zijn krant hun wijsheid aandragen ten bate van de emancipatie van de Chinese bevolkingsgroep. Slechts zeven maanden, tot 31 juli 1918, gaf Razoux Kühr leiding aan Perniagaan. Of hij werd ontslagen of zelf wegging is niet duidelijk. Persdelicten om politiek-ge- | |||||||||
[pagina 202]
| |||||||||
tinte uitspraken beging hij niet in die periode. Een delict haalde hij zich wel op de hals vanwege een fikse ruzie met de directeur van Sin Po. Ze beledigden elkaar en stapten naar de rechter. Was hier misschien sprake van oud zeer dat te maken had met zijn vertrek bij die krant twee jaar geleden? Curieus was de afloop: Razoux Kühr kreeg een boete van honderd gulden,Ga naar eind53 zijn Chinese opponent ontliep jaar in jaar uit een veroordeling door gewoon niet voor de rechter te verschijnen.Ga naar eind54 | |||||||||
Het drama op Oudejaarsavond 1920Razoux Kühr kwam niet meer terug in het krantenvak. Aan zijn intensief verkeer met Chinezen had hij vooraanstaande vrienden overgehouden. Waarschijnlijk in 1919 werd hem gevraagd als executeur-testamentair op te treden van de boedel van de overleden Majoor der Chinezen in Cheribon.Ga naar eind55 Hij ging met zijn gezin wonen in het stille, bij deze Westjavaanse havenplaats gelegen Linggadjati. Een vast inkomen genoot hij niet; hij ‘leefde van hetgeen een der rijkste Chineesche ingezetenen van Cheribon (...) hem om verschillende redenen uitkeerde.’Ga naar eind56 Op oudejaarsavond van 1920 voltrok zich een gebeurtenis die grote consternatie bracht in Linggadjati. De dagen erna bereikte het nieuws de Nederlandse samenleving daarbuiten. Wat was er gebeurd? Het was al langer bekend dat Razoux Kühr in ernstige onmin leefde met zijn vrouw. Tijdens een hooglopende ruzie zocht zij vroeg in de avond van die eenendertigste december haar toevlucht in het op enige afstand gelegen huis van het echtpaar M. van der Hilst. Aanwezig daar was ook de achtentwintigjarige Henk van der Hilst - officier-machinist op de kort daarvoor uit Nederland in Soerabaja aangekomen onderzeeboot K. III - die zijn Kerstverlof doorbracht bij zijn broer en schoonzus. Razoux Kühr, die gedronken had, sommeerde Van der Hilst telefonisch zijn vrouw niet binnen te laten. Toen hem dat werd geweigerd, pakte hij een geweer en liep naar de woning van Van der Hilst. Ondanks de waarschuwing van zijn broer dat niet te doen, ging Henk naar buiten met de bedoeling om de zaak te sussen. Enige ogenblikken later werd hij getroffen door een kogel die - naar iedereen aannam - bestemd was geweest voor Razoux Kührs echtgenote. Hij was op slag dood. De na drie kwartier gearriveerde politie arresteerde hem in zijn eigen huis en zette hem gevangen in Cheribon. Op zondag 2 januari 1921 werd hij overgebracht naar de gevangenis in Batavia. Het slachtoffer werd op Nieuwjaarsmiddag begraven ‘met militaire honneurs van dertig man gewapende politie.’ De assistent-resident herdacht de marineofficier; | |||||||||
[pagina 203]
| |||||||||
namens de bemanning van de K. III werd hem een ‘bloemenhulde’ gebracht. Hij liet een vrouw na die zich in februari 1921 vanuit Nederland bij haar man in Soerabaja gevoegd zou hebben.Ga naar eind57 De al eerder geciteerde Van Hoogenstraaten kon zijn oren niet geloven, toen hij het nieuws over de moord hoorde. Door de ‘vaak hevige scènes’ met zijn vrouw, schrijft hij, ‘moet er iets kapot zijn gegaan in zijn hersens.’ Want hij was de kalmte in persoon, in hooge mate flegmatiek zelfs. Wij die graag met hem converseerden om zijn uitgebreide kennis van allerlei belangwekkende zaken, trachtten hem wel eens ‘kwaad’ te maken, maar dat lukte nooit. Hoe na wij hem somwijlen het vuur aan de schenen legden, Kühr wist zich te beheersen; hij glimlachte enkel flauwtjes en met zijn hooge, fijne stem ging hij onverstoorbaar voort zijn standpunt te verdedigen.Ga naar eind58 | |||||||||
De rechtszaakDe rechtszaak tegen Razoux Kühr vond onder overweldigende belangstelling plaats tussen 15 en 23 maart 1921 voor de Raad van Justitie in Batavia.Ga naar eind59 Officier van justitie was Mr. C.W. Wormser, de later zo bekende krantenmagnaat.Ga naar eind60 Als verdediger trad op Mr. S.J.M. Wijthoff die voor een vrijwel hopeloze taak stond. Dat het, zoals de beklaagde hem had verzekerd, een ongeluk betrof - hij zou zijn gestruikeld waarop het geweer afging - werd niet geaccepteerd door de rechtbank. En evenmin het argument dat hij een geweer bij zich had, omdat zich in de buurt panters zouden ophouden. Toen Razoux Kühr het woord kreeg, verzette hij zich opvallend genoeg tegen de door de officier van justitie naar voren gebrachte ‘groote drift, razernij over huiselijk leed’ als verzachtende omstandigheden van zijn daad: Van nature is drift mij vreemd en ik vind niets zoo afschuwelijk als drift. Als verzachtende omstandigheden heeft de officier mijn drift in aanmerking genomen. Want de wet zegt, dat een misdaad in drift begaan te verzachten is. Maar daar doe ik afstand van, mijnheer de president, en ik hoop dat U die verzachtende omstandigheden niet in aanmerking zult nemen. Mijn geweten zegt mij, dat een misdaad in dolle drift begaan ontzettender is dan op normale wijze. Het zijn woorden die herinneren aan wat Hoogenstraaten schreef over Razoux Kührs flegma, een kalmte die door het publiek werd uitgelegd als onverschillig- | |||||||||
[pagina 204]
| |||||||||
heid. Het tegendeel was waar: in de rechtszaal zat een ontredderd man. In zijn laatste woord zei hij onder andere: Na een drukkende stilte, (...) een stilte die hing aan de muren en op de gezichten van de menschen lag, gleden de woorden uit beklaagde's mond de zaal in: Op 29 maart 1921 werd hij veroordeeld tot tien jaar cel wegens moord of doodslag. Kort daarop praatten zowel Wormser als Wijthoff op hem in om hem strafvermindering te bezorgen: Man, wees eerlijk, zeg zooals het is, dat je in je dolle kop naar boven - [Van der Hilsts huis lag op een plateau] - bent gevlogen om je vrouw dood te schieten, en dat je (...) een verkeerden hebt gedood. Zeg eerlijk, hoe je tot die daad bent gekomen. (...). Dan is er reden voor clementie. Razoux Kühr weigerde: ‘Ik verdom het. Ik zeg dat niet!’Ga naar eind61 Begin oktober 1921 bevestigde het Hooggerechtshof het vonnis van de Raad van Justitie. De straf bleef tien jaar; de kwalificatie ‘moord’ werd verbeterd in ‘doodslag’.Ga naar eind62 Razoux Kühr bracht zijn straftijd door in de gevangenis in Semarang.Ga naar eind63 | |||||||||
[pagina 205]
| |||||||||
Een nawoordOver het leven van Razoux Kühr na het uitzitten van zijn straf zijn we slechts summier ingelicht. Zeker is dat hij vervroegd werd vrijgelaten. In 1929 - en wellicht al wat eerder - blijkt hij in Batavia te wonen. Niet lang daarna vestigde hij zich in Cheribon waar hij werkzaam was in de handel. In 1958, nog steeds woonachtig in Cheribon, noemde hij zich koopman.Ga naar eind64 Hij onderhield, zoals vóór zijn gevangenschap, goede relaties met Chinese zakenlui. Vanuit zijn belangstelling voor China maakte hij een reis naar dat land. Tot een officiële scheiding van zijn vrouw kwam het niet, wel tot een van tafel en bed. Zowel tijdens zijn detentie als daarna bekommerde hij zich in geen enkel opzicht om haar en zijn kinderen Nelly en Rudolf.Ga naar eind65 Het kwam tot een absolute breuk. Moeder ging werken in een hotel als linnenjuffrouw; daarnaast kreeg het gezin - dat in Bandoeng ging wonen - enige financiële ondersteuning van de Vrijmetselarij. Zij overleed in 1939 in Bandoeng. Dochter Nelly werd onderwijzeres, trouwde met de theeplanter Jacob Adriaan Gritters Doublet en kreeg twee dochters. Na een scheiding en een jarenlang verblijf in Nieuw-Zeeland vestigden zij en haar kinderen zich ten slotte in Nederland. Zij overleed in 1982 in Haarlem. Door een gelukkig toevalGa naar eind66 kwam ik vlak voor de voltooiing van dit artikel in contact met de oudste dochter, Peggy Edith Gritters Doublet (1931). Zij verschafte mij bovenstaande informatie. Uit erkentelijk daarvoor draag ik dit artikel - met hun toestemming - op aan haar en haar dochter Renée, respectievelijk kleindochter en achterkleindochter van Jacobus Rudolf Razoux Kühr.
Het lijkt erop dat Jack vrij spoedig na zijn ontslag uit de gevangenis ging samenleven met de in 1910 in Cheribon geboren Chinese Tan Gwat Loen. Zij was zijn njai. Wellicht omdat hij zijn einde voelde naderen en haar niet onverzorgd wilde achterlaten, trouwde hij haar op 20 januari 1958. Enkele maanden daarna vertrok het echtpaar naar Nederland. Dit laatste doet vermoeden dat Razoux Kühr Nederlander was gebleven, zich na de onafhankelijkheid van Indonesië niet had laten naturaliseren tot warga negara Indonesia. Indonesisch staatsburger was tenslotte wel zijn vroegere geestverwant Douwes Dekker geworden. Wat niet wil zeggen dat Razoux Kühr zijn sympathie voor de door zijn grote voorbeeld gepropageerde ‘los van Nederland’-gedachte in de loop van de jaren had laten varen. We weten het antwoord niet, omdat ons de bronnen ontbreken. | |||||||||
[pagina 206]
| |||||||||
Op 26 juni 1958 arriveerden Jack en zijn vrouw in Nederland. Hij was er nooit eerder geweest. Door een snel verminderende gezondheid werd hij opgenomen in het rusthuis aan de Nieuwe Holleweg in Ubbergen. Een paar weken later, op 13 juli 1958, overleed hij daar. Hij was 76 jaar oud geworden. Zijn vrouw vestigde zich in Elst. | |||||||||
Bibliografie
|
|