Indische Letteren. Jaargang 27
(2012)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 156]
| |||||||||||||||||||
De Man van Natal
| |||||||||||||||||||
[pagina 157]
| |||||||||||||||||||
Tegen die achtergrond moest zijn werk gelezen worden, alleen dat inzicht verklaarde waarom hij schreef zoals hij schreef.
Theodoor Swart Abrahamsz (Collectie Multatuli-Museum).
Voor zover ik weet, heeft niemand op dit artikel gereageerd. Misschien vond men het nog onzinniger dan het eerdere over Multatuli's vermeende ‘ziektegeschiedenis’, en daarom niet de moeite waard om er tegenin te gaan. Het is ook niet vol te houden dat Multatuli gedurende zijn Indische jaren ‘op en de op een Indo-Europeaan geworden’ was.Ga naar eind2 Maar toch - enigszins afgezwakt - is het idee om Multatuli te beschouwen als Indo-Europees schrijver, als iemand die zich in sterke mate geïdentificeerd heeft met die merkwaardige hybride bevolkingsgroep, zo gek nog niet. | |||||||||||||||||||
Indo-EuropeanenIndo-Europeanen komen voort uit gemengde huwelijken van Europese kolonisten en Aziatische gekoloniseerden. Vanaf het ontstaan van Nederlands-Indië werden deze gemengdbloedigen met de Europese bevolking gelijkgesteld, op voorwaarde dat ze door hun Europese vader voor de wet erkend werden. Als Europeanen voelden ze zich verheven boven de inheemse bevolking, maar tegelijkertijd werden ze door de volbloed Nederlanders niet voor vol aangezien. Carrière maken konden ze alleen als ze een opleiding in Nederland gevolgd hadden, iets wat slechts voor een kleine elite was weggelegd.Ga naar eind3 Het overgrote deel van de Indo-Europeanen was aangewezen op een bestaan in de marge. In de jaren die Multatuli doorbracht in Indië, van 1839 tot 1857, was er een grote groep kleurlingen die nauwelijks onderwijs genoten had en slechts toegang had tot ondergeschikt werk. Zij voelden zich achtergesteld, en terecht. Na een protestbij- eenkomst in mei 1848 omschreef gouverneur-generaal J.J. Rochussen deze kleurlingen als de paria's van de Indische samenleving, vol van haatgevoelens jegens de | |||||||||||||||||||
[pagina 158]
| |||||||||||||||||||
volbloed Europeanen. Om in die voor het koloniale bewind niet ongevaarlijke situatie verandering te brengen, werd er na 1848 een groot aantal maatregelen genomen om hun positie te verbeteren, waarbij met name de verbetering van het onderwijs en een grotere toegankelijkheid van hogere bestuursfuncties het voor hen mogelijk maakte om op de maatschappelijke ladder te stijgen. Maar deze ontwikkeling was nog maar nauwelijks in gang gezet toen Multatuli in Nederlands-Indië verbleef, en van de resultaten ervan heeft hij persoonlijk geen kennis kunnen nemen.Ga naar eind4
Indo-Europeanen tijdens een uitstapje bij een meer in Nederlands-Indië, circa 1910 (collectie KITLV, 16016).
De Indo-Europeanen vormden een tussenlaag die zich evenzeer afzette tegen de inheemse bevolking als tegen de Nederlanders. Zij woonden letterlijk tussen beide bevolkingsgroepen in, in wat Mary Louise Pratt zo doeltreffend de ‘contact zone’ heeft genoemd. Het gebied waar twee verschillende bevolkingen elkaar ontmoeten, met elkaar botsen, maar ook veel van elkaars gewoonten en gebruiken overnemen.Ga naar eind5 Er is bij de Indo-Europeanen sprake van acculturatie op elk gebied: of het nu gaat om wonen, eten, de taal, ofde omgang met vrouwen - de invloed van het Aziatische leven is bijzonder groot. Maar desondanks hielden ze vast aan het idee Europeaan | |||||||||||||||||||
[pagina 159]
| |||||||||||||||||||
te zijn: in onderwijs en cultuur waren de Indo-Europeanen sterk op het moederland gericht. Ook koesterden ze hun status van koloniale overheerser, en stelden ze zich op een lijn met of zelfs boven de plaatselijke inheemse vorsten. Bijzonder gevoelig waren ze dan ook, als ze door de volbloed Europeanen vanuit de hoogte werden toegesproken. Het kon leiden tot regelrechte haat, en vaak ook riep het gevoelens op om zich van Nederland en de ‘totoks’ te bevrijden en zelf de macht in Indië over te nemen. Een mooi voorbeeld daarvan geeft Couperus in zijn Indische roman De stille kracht. De controleur in dienst van het Binnenlands Bestuur, Frans van Helderen, is een Indische jongen, die geboren en getogen is op Java. Al is hij niet voortgekomen uit een gemengd huwelijk, hij voelt zich een met de Indo-Europese bevolking en haalt fel uit tegen de Hollandse overheersing: Het land [wordt] uitgezogen, en de werkelijke bevolking - niet de Hollander, die zijn Indiesch geld opmaakt in Den Haag; maar de bevolking, de Indosche bevolking, verknocht aan den Indischen grond, - [wordt] neêrgedrukt in de minachting van den overheerscher, die éens die bevolking uit zijn eigen bloed verwekte - maar nú dreigende op te staan uit dien druk en die minachting ...Ga naar eind6 Wat Frans van Helderen voor ogen staat, is een onafhankelijk land, onder bestuur van de Indo-Europeanen. Het was een utopie, want de Indische archipel was uiteindelijk niet het land van de Indo-Europeanen maar van de oneindig veel grotere groep oorspronkelijke bewoners, die zich evenmin door de Indo-Europeanen als door de Hollanders wilden laten overheersen.Ga naar eind7 Deze positie en denkwijze van de Indo-Europeaan is in veel opzichten verhelderend voor het gedrag en de ideeën van Multatuli. Hij was als ‘totok’ in Indië gekomen, maar door zijn verblijf in Natal en Padang heeft hij zich sterk met de Indo-Europese levenshouding vereenzelvigd. In Max Havelaar verdedigt hij de Indo-Europeanen tegen de minachting die de ‘totoks’ jegens hen aan de dag leggen.Ga naar eind8 En de invloed van deze bevolkingsgroep komt in zijn werk zo sterk tot uiting dat er alle reden is om hem als een Indo-Europees auteur te beschouwen. | |||||||||||||||||||
NatalMultatuli was achttien, bijna negentien, toen hij in 1839 in Batavia aankwam. De eerste jaren leidde hij het vrolijke leven van een jonge koloniale vrijgezel. Daar kwam een einde aan toen hij verliefd werd op Caroline Versteegh. Hij hield ziels- | |||||||||||||||||||
[pagina 160]
| |||||||||||||||||||
veel van haar en wilde niets liever dan met haar trouwen. Om een huwelijk mogelijk te maken bekeerde hij zich zelfs tot het Rooms-Katholieke geloof, maar Caroline's vader was onvermurwbaar. Hij verbood zijn dochter elk contact met de in zijn ogen ongeschikte huwelijkskandidaat. Multatuli leed onder die situatie en wilde niet langer in Batavia blijven. In 1842 werd hij op eigen verzoek overgeplaatst naar Natal, op Sumatra's Westkust. Het was een onrustig gebied, waar een jaar eerder nog een opstand was neergeslagen.Ga naar eind9 Het was ook een gebied waar hij als nagenoeg enige Nederlandse gezagsdrager - hij regeerde als een alleenheerser - in nauw contact kwam met de inheemse bevolking. Tot zijn taken behoorde onder andere het houden van toezicht op de peperplantages. Op een van die plantages ontmoette hij de dertienjarige dochter van de eigenaar, het Atjehse hoofd Keteh. Hij noemde haar Si Oepi Keteh, wat hij zelf vertaalde als de ‘kleine freule’ Keteh.Ga naar eind10
Woning van Multatuli in Natal (Collectie Multatuli-Museum).
Zij werd zijn eerste vrouw, al trouwde hij haar niet voor de Nederlandse wet maar volgens de lokale traditie. Zij is een van de mensen die een belangrijke rol gespeeld heeft als intermediair tussen hem en de inheemse bevolking.Ga naar eind11 Een ander was het | |||||||||||||||||||
[pagina 161]
| |||||||||||||||||||
Inheemse hoofd Soetan Salim, die volgens Multatuli ‘alle dagen bij hem aan huis kwam’, maar die hij wegens ongehoorzaamheid aan het Nederlandse gezag moest arresteren en naar Java verbannen. Als koloniaal ambtenaar was hij verplicht de bevelen van zijn superieuren op te volgen, ook als dit tegen zijn eigen gevoelens inging. Huilend namen ze afscheid van elkaar en Multatuli beloofde voor zijn vrouw en kinderen te zullen zorgen. Later zou hij hem op Java nog eens opzoeken.Ga naar eind12
Jonge Atjehse vrouw, circa 1900 (collectie KITLV, 82878).
Multatuli's groeiende belangstelling voor de inheemse bevolking is duidelijk zichtbaar in een kritisch rapport dat hij voor het gouvernement schrijft over de arbeidstoestanden op de pepertuinen. Teruggekeerd van een inspectiereis heeft Multatuli geen goed woord over voor de situatie op de plantages, met uitzondering van | |||||||||||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||||||||||
die van zijn schoonvader. Aan het lot van de arbeiders op de andere tuinen moet dringend iets gedaan worden: ‘De arbeiders hebben gebrek aan behoorlijk voedsel! [...] Rijst is op het oogenblik voor de arbeiders in de pepertuinen niet te verkrijgen, men voedt zich met Inlandsche oebi en Pisang, die overigens nog niet eens in genoegzame hoeveelheid aanhanden is.’ Hij vraagt zijn chef om daarin verandering te brengen door op regeringskosten rijst naar de tuinen te vervoeren. Als de arbeiders beter gevoed zijn, zullen ze harder werken en zal de situatie op de pepertuinen vanzelf verbeteren. Het is noodzakelijk de arbeiders een betere toekomst voor ogen te stellen, en die begint met het verstrekken van voldoende voedsel.Ga naar eind13 Hier spreekt de latere Havelaar die opkomt voor het lot van de inheemse bevolking, en ze tegen hun eigen inheemse bestuur in bescherming neemt. Zijn chef reageert als de latere Slijmering, en antwoordt kortaf dat het de taak is van de plaatselijke hoofden om ervoor te zorgen dat het werkvolk voldoende te eten krijgt: ‘Men heeft Uedg misleidt en getracht de verplichting die op de Hoofden rust, op ons over te brengen.’Ga naar eind14 Het is een botte afwijzing, en de toespeling dat hij zich had laten misleiden kon de jonge ambtenaar maar moeilijk verkroppen. Hij had echter geen andere keus dan zich in deze situatie te schikken. Maar een paar jaar later geeft hij alsnog uiting aan zijn woede in een opstandige brief, waarin hij de voor- en nadelen van het werken voor de Indische overheid tegen elkaar afweegt. Het grote voordeel van een betrekking in dienst van het gouvernement is dat die vast is: Hier staat echter weer tegenover dat ik het land niet gaarne dien, omdat ik niet hollandsch gezind ben, en dat vele principes die voorgeschreven zijn mij zeer tegen de borst stuiten. Het is mij menigmaal gebeurd (op Sumatra) dat ik in verzoeking kwam om met opoffering van alles tegen het gouvernement de partij van Inlanders te kiezen.Ga naar eind15 Vooralsnog weet hij die verzoeking te weerstaan, maar zijn houding verschilt niet van die van de hierboven genoemde Indo-Europeanen; ook hij bevindt zich in een positie tussen de Nederlanders en de inheemse bevolking in. Tot het proces van acculturatie dat Multatuli in Natal doormaakt, hoort ook dat hij in aanraking komt met de inheemse literatuur. Volgens latere, waarschijnlijk niet al te betrouwbare bronnen, zou hij graag geluisterd hebben naar Natalse verhalen en zich hebben verdiept in de pantun, een vierregelig Maleis vers. Hij zou er zelfs een paar gemaakt hebben.Ga naar eind16 Of dat waar is, valt niet meer te achterhalen, maar wel staat vast dat hij als onderdeel van zijn studie in het Maleis een gedicht in die taal heeft | |||||||||||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||||||||||
overgeschreven, en dat vervolgens heeft vertaald. Het gedicht had de titel ‘Kepada Adinda’ (Aan Adinda), een woord dat hij moest opzoeken in het woordenboek, waar hij als vertaling ‘vorstelijke jongere broeder of zuster’ vond, iets wat hem kennelijk tegenviel, want tussen haakjes voegt hij er met een vraagteken aan toe (meisjesnaam?). Adinda was in zijn ogen een prachtige naam voor een meisje, ook al kon het woord ook voor een jongen gebruikt worden.Ga naar eind17
Multatuli.
Intussen inspireerde Si Oepi Keteh, die hij soms ook wel Clio noemde naar de klassieke muze van de geschiedenis, roem en het heldendicht, hem tot een heel ander soort poëzie. Hij schreef gedichten in de trant van de huiselijke dichtkunst die toen in de mode was. Literair was Multatuli nog geheel gevormd door wat hij in zijn jeugd gelezen had: door dichters als Helmers, Tollens en Bilderdijk, prozaschrijvers als Jean Paul, Lafontaine en de gebroeders Grimm, en toneelschrijvers als Iffland en Kotzebue. Ook in Indië omringde hij zich met Europese literatuur en las hij schrijvers als Rousseau, Sue, Van Lennep, Scott, Lamartine en Béranger.Ga naar eind18 Vooralsnog overheerste Europa niet alleen in wat hij las maar ook in wat hij schreef. | |||||||||||||||||||
PadangGa naar eind19Multatuli zou nog dieper het inheemse leven ingetrokken worden. Zijn moeilijkste tijd in Indië heeft hij doorgebracht in Padang. Na een jaar in Natal werkzaam te zijn geweest werd hij wegens een tekort in de kas van het gouvernement door de gouverneur van Sumatra naar Padang ontboden, en vervolgens geschorst. Er werd een gerechtelijk onderzoek tegen hem ingesteld, en hij ontving geen salaris meer. Hij verviel tot armoede, hij leed honger, hij verkocht zijn kleren, en toen hij zelfs de schamele huur voor een ‘klein inlandsch huisje’ niet meer kon betalen, sliep hij | |||||||||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||||||||
onder de blote hemel. Si Oepi Keteh, die hem naar Padang vergezeld had, stuurde hij naar huis. Maar haar vergeten zou hij niet; na zijn dood trof zijn weduwe onder zijn nagelaten papieren een haarlokje van het meisje aan.Ga naar eind20
Baai te Padang, circa 1910 (collectie KITLV, 151109).
Geschorst vanwege een ‘ontrouwe administratie’ (lees fraude) heeft Multatuli een jaar lang als een behoeftige inlander in Padang doorgebracht. Zelfs de man die hem geschorst had, de gouverneur Michiels, moest toegeven ‘dat de controleur E. Douwes Dekker in behoeftige omstandigheden verkeert en hier ter plaatse ieder ten laste is’. Pas na een jaar werd de schorsing opgeheven, toen Multatuli het tekort uit zijn eigen ‘inkomen’ had aangezuiverd: het tekort was even groot als het bedrag dat hem tijdens zijn schorsing aan salaris onthouden was. Veroordeeld is hij nooit. De bittere ervaringen in Padang zullen zijn afkeer van het Nederlandse koloniale bewind alleen maar versterkt hebben. Door de Europese gemeenschap werd hij | |||||||||||||||||||
[pagina 165]
| |||||||||||||||||||
met de nek aangekeken, hij voelde zich miskend en verstoten, hij was een ‘eerloze’. In deze omstandigheden schreefMultatuli liggend, want een stoel had hij niet, ‘op een omgekeerde leêge jeneverkist’ een toneelstuk in vijf bedrijven: De Eerlooze.Ga naar eind21 Het verhaal speelt zich af in Europese adellijke kringen, waar de edelmoedige Holm, gemodelleerd naar Mulatuli zelf, door de schuld op zich te nemen van een misdaad die hij niet begaan had, voor een ‘eerloze’ gehouden wordt. Gelukkig komt aan het einde van het stuk de waarheid boven water en kan Holm gelukkig trouwen met de door hem aanbeden Caroline. Het was een onbeduidend en onoorspronkelijk toneelstuk, waarvoor hij pas jaren later, na het succes van Max Havelaar, een uitgever zou vinden. In een naschrift uit 1872 zal hij zich er ook publiekelijkvan distantiëren: Het hele ding is reminiscence uit de lektuur myner jeugd. Het is geen tekening van de wereld, doch slechts samenkoppeling der gebrekkige schetsen die my door Iffland, Kotzebue, en vooral Lafontaine, van die wereld gegeven werden. Ook die schrijvers waren faiseurs. Wat bleef er over van waarheid, nu ik meende hun Machwerk te mogen naäpen. Kopie van kopie. Misdruk van misdruk.Ga naar eind22 Maakwerk is het, Europees maakwerk, van de Indo-Europese schrijver die Multatuli zal worden, valt voorlopig nog geen spoor te ontdekken. | |||||||||||||||||||
Laatste Indische jarenNadat eind 1844 zijn schorsing was opgeheven keerde hij terug naar Batavia, terug naar zijn vrienden en het leven van vóór zijn vertrek naar Sumatra. In deJavasche Courant publiceerde hij een nieuwjaarsgedicht, een in alle opzichten traditioneel gedicht, dat hij later ook zou veroordelen, maar waar hij nooit helemaal afstand van zou nemen.Ga naar eind23 Eigenlijk geldt dat voor al zijn poëzie: die is traditioneel en middelmatig, iets wat hij zelf ook wel inzag maar waar hij desondanks toch wel een beetje trots op was. Hier doet zijn Europese afkomst en de invloed van zijn vroege lectuur zich gelden. Via zijn Bataviase vri enden leerde hij zijn aanstaande vrouw kennen, de Nederlandse Everdine (Tine) van Wijnbergen. Kort na de ontmoeting met Tine vond de verloving plaats, en nadat zijn loopbaan in dienst van het Binnenlandse Bestuur weer wat vaart had gekregen, zijn ze getrouwd. Ze woonden op Java, totdat Multatuli eind 1848 werd overgeplaatst naar Menado, in het noorden van Celebes, waar | |||||||||||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||||||||||
hij secretaris werd van de resident. Het was voor het eerst sinds de mislukking in Natal dat hij promotie maakte. Ook in Menado functioneerde hij naar tevredenheid, met als gevolg weer een promotie: in 1852 werd hij benoemd tot assistent-resident van Ambon.
Everdine barones van Wijnbergen (Collectie Multatuli-Museum).
Gedurende deze Indische jaren heeft hij altijd binnen de beperkte kring van de in Indië aanwezige Nederlanders of Europeanen geleefd, wat zich uit in wat hij schrijft: het Indisch element ontbreekt daarin. Opvallend is wel dat hij zich steeds meer losmaakt van de traditionele Nederlandse schrijfstijl. Hij legt zich toe op het schrijven van brieven, waarin hij zo dicht mogelijk bij het gesprek probeert te blijven, waarin hij zinnen niet altijd afmaakt, en zich laat leiden door invallen. Maar anders dan tijdens zijn verblijf op Sumatra, is zijn aandacht voor de inheemse bevolking minimaal.Ga naar eind24 Slechts één keer kondigde in deze jaren de latere Indo-Europese schrijver zich aan. Dat gebeurde in een regeringsstuk over de regeling van de rijstverkoop in de Minahassa, de naam van het gebied waarin Menado ligt. Het was geschreven door Multatuli en gericht tot de ‘Hoofden der Minahassa’. Hoewel de inhoud totaal verschillend is, wijst het in toon en formulering vooruit naar de beroemde ‘Toespraak tot de Hoofden van Lebak’ in Max Havelaar.Ga naar eind25 Uit dit stuk spreekt dezelfde paternalistische, beschermende en ook vermanende houding, waarin de Nederlandse bestuursambtenaar zich boven de inheemse vorsten stelt en opkomt voor de belangen van het volk; en hij doet dat in dezelfde bloemrijke oosterse stijl die hij ook hanteert in zijn toespraak tot de hoofden van Lebak. Typerend is ook hier weer zijn tussenpositie: zijn gezag ontleent hij aan zijn functie van Nederlandse koloniaal, maar hij bekommert zich om het lot van de inheemse bevolking die hij in bescherming neemt tegen hun eigen leiders.Ga naar eind26 Een paar maanden na zijn overplaatsing naar Ambon wordt Multatuli ziek en gaat met verlof naar Nederland. Tijdens ditverlofdompelthij zich onderin het Europese | |||||||||||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||||||||||
leven. Hij geniet ervan. Hij gedraagt zich als een Indische sprookjesprins, die strooit met geld, en op een studentenfeest in een ‘satijnen kabaai’ verschijnt. Al snel blijkt dat hij veel te veel geld uitgeeft. Hij maakt schulden - en dat maakt hem weer nerveus. Hij raakt overspannen, maar terug naar Indië wil hij niet. Van schrijven komt in deze onrustige tijdens niets; en met tegenzin keert hij in 1855 terug naar de kolonie.Ga naar eind27 In januari 1856 wordt hij benoemd tot assistent-resident van Lebak. Hier speelt zich het drama af dat een einde maakt aan zijn carrière als ambtenaar in dienst van het Indische gouvernement en het begin vormt van zijn loopbaan als schrijver. Tevergeefs komt hij in Lebak op voor de belangen van de inheemse bevolking, en als hij voor zijn optreden een berisping krijgt en wordt overgeplaatst, neemt hij ontslag. Het is het einde van zijn Indische loopbaan, die achttien jaar eerder begonnen was, en die hem heeft gevormd, zoals hij later in een ingezonden stuk in de Amsterdamsche Courant zal verklaren:
Woning van Multatuli in Ambon, circa 1910 (Collectie Multatuli-Museum).
| |||||||||||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||||||||||
Ik ben niet in Indië geboren, maar ik heb er geleefd, en dat zegt meer. Ik heb er geleerd, gedacht, geleden; ik ben er opgevoed. En zag men nooit het kind de zorgende voedster aanhangen boven de moeder die het ter wereld bragt ... zonder meer?Ga naar eind28 Indië, schrijft hij in ditzelfde artikel, ziet hij als zijn ‘vaderland’ en het zijn met name de jaren op Sumatra geweest die hem in contact hebben gebracht met de inheemse bevolking. Daar is hij de Indo-Europese schrijver geworden die zich openbaart in het boek waarmee hij alsnog zijn gelijk wil halen inzake Lebak en waarin hij zich opwerpt als de verdediger van de Javaanse bevolking, die door het tekort schieten van het koloniaal bestuur is overgeleverd aan de willekeur van zijn eigen hoofden en daardoor stelselmatig wordt uitgebuit. Centraal in Max Havelaar staat de affaire Lebak, maar in dit boek verwerkt hij eveneens zijn vroegere Indische ervaringen; en in alles laat het boek zien hoezeer hij in zijn manier van schrijven beïnvloed is door het Oosten. Het is een hybride boek, waarin Multatuli zich schatplichtig toont aan twee culturen. In alles spreekt de man die leeft tussen twee werelden en in geen van beide helemaal thuishoort, met als gevolg dat hij een positie inneemt die vaak tot misvattingen heeft geleid over zijn bedoelingen. | |||||||||||||||||||
Oosterse elementen in Max HavelaarHet beste voorbeeld van die misvattingen is dat Max Havelaar afwisselend bestempeld is als een koloniaal en anti-koloniaal boek.Ga naar eind29 Dat is begrijpelijk, want aan de ene kant wordt het Nederlandse koloniale bestuur scherp onder vuur genomen, maar aan de andere kant komt de inheemse regent er nog slechter van af. Ook wordt er niet getwijfeld aan de heilzame werking van het koloniale bestuur - zolang er tenminste nog ambtenaren als Max Havelaar zijn - terwijl het slot van het boek oproept tot een bloedige revolutie tegen alles wat Nederlands is. Het is het standpunt van de Indo-Europeaan die zich verbonden voelt met het land en de bevolking, die een afkeer heeft van de Hollanders - en die ze het liefst zou zien vertrekken -, maar die zonder de aanwezigheid van het koloniale bewind in Indië geen bestaansrecht heeft, zoals het einde van de kolonie zo pijnlijk duidelijk zou maken.Ga naar eind30 Het Indo-Europese karakter van het boek uit zich ook in de vermenging van oosterse en westerse elementen: passages waarin Multatuli aansluiting vindt bij de Europese literaire traditie worden afgewisseld met fragmenten waarin de invloed | |||||||||||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||||||||||
van de oosterse cultuur onmiskenbaar is, zoals de ‘Toespraak tot de hoofden van Lebak’, de parabel van de Japanse steenhouwer en met name het verhaal van Saidjah en Adinda. Hoewel de roman in eerste instantie gaat over de Nederlanders in Indië, krijgen in het verhaal van Saïdjah en Adinda de Javanen voor het eerst een stem in de Indische letteren. In dit verhaal klinkt bovendien nog de herinnering door van Mulatuli aan zijn eerste vrouw, de dertienjarige Si Oepie Keteh uit Natal. Hij heeft haar nooit kunnen vergeten. In de roman zelf wordt ze bij naam genoemd als Multatuli het verhaal van de Japanse steenhouwer introduceert. Daar is ze een dertienjarig meisje, de dochter van een inheems hoofd, die kralen rijgt, en aan wie hij deze oosterse parabel vertelt. Dat zij meer was dan zomaar een meisje dat hij bij toeval tegenkwam, onthult Multatuli pas in de vierde druk, waar hij haar in een noot ‘een myner menigvuldige eerste liefden’ noemt. Het is de halve waarheid, want zijn derde (of tweede Nederlandse) vrouw Mimi zou later onthullen dat zij zijn eerste vrouw is geweest ... en zijn muze.Ga naar eind31 Onder de nagelaten handschriften van Multatuli bevindt zich de Maleise versie van het lied van Saïdjah, dat Saïdjah zong toen hij na zijn terugkeer uit Batavia bij Badoer onder een boom wachtte op de komst van Adinda. In Max Havelaar (en in de latere aantekeningen bij de vierde druk) had Multatuli al onthuld dat hij het lied oorspronkelijk in het Maleis had geschreven en daarna in het Nederlands vertaald. De hoogleraar Indonesisch A. Teeuw die beide versies met elkaar heeft vergeleken, zag een opmerkelijkverschil tussen de Maleise en de Nederlandse: Terwijl de Nederlandse tekst in de Max Havelaar uit een vijftal strofen bestaat, samengelast door een of meer prozazinnetjes [...] heeft het Maleise lied een refrein in versvorm, een refrein dat [...] ook de aanhef van het gedicht vormt, en dat in vertaling luidt: ‘Upik Adinda, mijn hart wordt gekweld, almaar wach- | |||||||||||||||||||
[pagina 170]
| |||||||||||||||||||
tend, almaar roepend, almaar zoekend, almaar verwachtend, wordt mijn hart gekweld, Upik Adinda’. Twee dingen, stelt Teeuw vast, vallen in dit Maleise refrein op. Upik - nu in een iets andere spelling - verwijst naar ‘si Upik Ketek’, terwijl Adinda herinnert aan het door hem overgeschreven gedicht ‘Kepada Adinda’ (Aan Adinda), uit de tijd dat hij zich in Natal toelegde op de studie van het Maleis. Toen al vond hij Adinda een prachtige naam voor een meisje.Ga naar eind32 Si Oepi Adinda - het lijkt mij niet onwaarschijnlijk dat hij zijn ‘kleine freule’ behalve met de Europese naam Clio ook met de Maleise naam Adinda heeft aangesproken. In elk geval wijst alles erop dat hij zich bij het schrijven van het lied van Saïdjah door haar heeft laten inspireren.
De toespraak tot de hoofden van Lebak (Collectie Multatuli-Museum).
Slechts twee jaar van zijn Indische loopbaan heeft Multatuli op Sumatra doorgebracht, maar hoe kort ook, nooit heeft hij intensiever contact gehad met de inheemse bevolking dan toen. Het zal ook hier geweest zijn dat hij zich de kennis van de | |||||||||||||||||||
[pagina 171]
| |||||||||||||||||||
Islam heeft eigen gemaakt, die zo duidelijk spreekt uit dat andere beroemde fragment uit Max Havelaar: de ‘Toespraak tot de Hoofden van Lebak’. De Arabist en Islamoloog, G.F. Pijper, had in de jaren dat hij in Nederlands-Indië werkzaam was als Adviseur van Inlandse Zaken de ‘Toespraak’ meerderde keren besproken met Indonesische bestuursambtenaren op Java. Daarbij viel hem op dat hun bewondering voor vorm en inhoud ‘algemeen’ was. De reden daarvan was volgens hem de rijkdom aan oosterse gedachten in deze rede, de verwijzingen naar Arabische spreekwijzen en de toespelingen op de Koran. De aanhef ‘ik groet u’, en het slot ‘ik groet u allen zeer’ doen Pijper denken aan een vernederlandsing van de Moslimse groet ‘as-salâmoe alaikoem’; en een uitspraak als ‘Want ik weet dat Allah den arme liefheeft, en dat Hy rykdom geeft aan wien hy beproeven wil’ komt overeen met soortgelijke uitspraken in de Koran. Ook de nadruk die Multatuli in de toespraak legt op de absolute soevereiniteit van Allah, getuigt van kennis van de Islam: Waar Allah waterstroomen uitgiet, die de akkers wegnemen ... waar Hy den grond hard maakt als dorre steen ... waar Hy Zyn zon doet gloeien ter verschroejing ... waar Hy oorlog zendt, die de velden omkeert ... waar Hy slaat met ziekten die de handen slap maken, of met droogte die de aren doodt ... daar, Hoofden van Lebak, buigen wy deemoedig het hoofd, en zeggen: ‘Hy wil het zoo!’Ga naar eind33 Een vroom moslim, concludeert Pijper, had het niet beter kunnen zeggen; en de woorden ‘Waar Allah waterstroomen uitgiet’ lijken rechtstreeks ontleend aan de Koran. Zo zijn er meer plaatsen in de toespraak die getuigen van een verrassende kennis en inzicht in de Islam en het leven van de moslim; verrassend, omdat er niet veel bestuursambtenaren waren die zich hier in verdiepten. Tijdens de ambtsperiode van Multatuli nam het Nederlandse gouvernement een ‘houding van absolute afzijdigheid’ jegens de Islam aan. Europese bestuursambtenaren dienden zich daar niet mee in te laten.Ga naar eind34 Dat zijn toespraak een duidelijk oosters karakter had, is geen toeval. Multatuli was zich ervan bewust. Als mensen later opmerken dat de stijl ervan aan de profeten van het Oude Testament doet denken, spreekt hij dat krachtig tegen: niet de Bijbel was zijn inspiratiebron, maar ‘de poëzie-ademende atmosfeer van het oosten’.Ga naar eind35 Zo schreef hij weloverwogen een hybride roman die in veel opzichten herinnert aan westerse literaire tradities, maar waarin oosterse elementen een niet minder belangrijke plaats innemen. | |||||||||||||||||||
[pagina 172]
| |||||||||||||||||||
Conclusie
Rangkasbitung. Links het huis van de regent, geheel rechts de kantoorgebouwen van het huis van Multatuli (Collectie Multatuli-Museum).
Het zijn die oosterse elementen en in het bijzonder het verhaal van Saïdjah en Adinda dat op de inheemse bevolking van Nederlands-Indië de meeste indruk heeft gemaakt. Kees Snoek concludeert in zijn studie over de receptie van Max Havelaar in Indonesië: ‘Lang voordat er sprake was van een Indonesische vertaling van de roman, is dit verhaal er telkens uitgelicht, vertaald en gepubliceerd of opgevoerd.’ Ook nadat in 1972 de complete Max Havelaar in het Indonesisch gepubliceerd werd, trok deze episode de meeste aandacht. In 2010 nog is het verhaal, aangepast voor het toneel, in Rangkasbitung - de standplaats van Multatuli als assistent-resident van Lebak - opgevoerd door studenten Nederlands aan de Universitas Indonesia.Ga naar eind36 Een voorganger van deze studenten was de Javaanse voordrachtskunstenaar Raden S. Hardjodiringgo, die het in de koloniale tijd op geheel eigen wijze uitbeeldde op ‘Indische Kunst-avonden’. In een toelichting op zijn vertolking van het verhaal, benadrukte hij het hybride karakter ervan. Multatuli had de Javaanse ziel doorgrond, hij had zich de emoties van | |||||||||||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||||||||||
de Javaan, zijn hoop en ontgoocheling, eigen gemaakt, maar hij had die uitgebeeld op een westerse manier. Hij moest dat volgens Hardjodiringgo wel doen, omdat hij anders voor zijn landgenoten ‘onbegrijpelijk’ zou zijn geweest. Hardjodiringgo probeerde dit in zijn voorstelling recht te zetten door het verhaal op zijn Javaans te presenteren, op de manier zoals zijn volk het voelde. Hij kwam op in traditionele Javaanse kleding en droeg het voor op een zangerige toon, met gebruikmaking van theatrale gebaren; de taal kwam voor hem op de tweede plaats. Want alleen zo kon hij zijn doel bereiken: het opwekken van de ‘groote ontroering’.Ga naar eind37
Achterplat van Multatuli, Saïdjah en Adinda uit den Max Havelaar. Amsterdam: Wereldbibliotheek-vereeniging, 1937.
Met Saïdjah en Adinda heeft Multatuli het hart van de Javaanse bevolking geraakt. Tijdens het opkomende nationalisme in het begin van de twintigste eeuw werd het gelezen als een anti-koloniaal manifest, en werd het gebruikt in het verzet tegen de Nederlandse overheersing.Ga naar eind38 Maar antikoloniaal is Multatuli nooit geweest. Als Indo-Europees schrijver koos hij partij voor de inheemse bevolking en tegen de Nederlandse koloniale overheersers, zonder het koloniale systeem af te wijzen. Het is een standpunt dat overeenkomt met dat van de mestiezen in de Spaanse koloniën in Zuid-Amerika, die voorop gingen in de revolutie tegen de ‘blanke’ Spaanse kolonisator, maar na de onafhankelijkheid de macht hielden over de inheemse bevolking.Ga naar eind39 Dat was wat Multatuli voor ogen stond. Later droomde hij ervan om keizer van Insulinde te worden, met zijn nichtje Sietske als kroonprinses. Indië bevrijd van de Nederlandse overheersing, en onder zijn leiding.Ga naar eind40 In 1987 heeft Hugo Brandt Corstius, die toen nog van plan was een biografie over Multatuli te schrijven, betoogt dat het werk van Multatuli niet tot de Nederlands-Indische letterkunde gerekend moest worden. De gebeurtenissen in Lebak waren alleen van belang omdat Multatuli daardoor schrijver geworden was, maar in de koloniale geschiedenis speelde Lebak geen rol van betekenis, en Multatuli's belangstelling voor land en volk van Indonesië ‘was niet de drijfkracht van zijn schrijvers- | |||||||||||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||||||||||
leven’. Brandt Corstius stelde daarom voor om Multatuli niet langer ‘De Man van Lebak’ te noemen - de naam waarmee Du Perron hem had getooid -, maar ‘De Man van Wiesbaden’, omdat hij een Nederlandse schrijver was die evenals veel andere Nederlandse schrijvers een groot deel van zijn werkzame leven buiten Nederland had doorgebracht.Ga naar eind41 Ik deel die opvatting niet; integendeel: Multatuli heeft zich tijdens zijn Indische loopbaan in denken en doen zozeer geïdentificeerd met de gevoelens en gedachten van de Indo-Europese bevolking, dat hij zich in Max Havelaar openbaart als een Indo-Europese schrijver. Beslissend in dat identificatieproces is de periode geweest die hij in Natal heeft doorgebracht. ‘De Man van Natal’ is de naam die het beste bij hem past. | |||||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||||
[pagina 175]
| |||||||||||||||||||
|
|