Indische Letteren. Jaargang 27
(2012)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 104]
| |||||||||||
Allemaal gelogen en toch waar
| |||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||
werk vooral aantrekt is de manier waarop de auteur herinneringen, inclusief Indische herinneringen, verbeeldt.
Pamela Pattynama (foto: Hans Kleijn).
| |||||||||||
IndischetjapIn een lezing ter gelegenheid van Springers zeventigste verjaardag toonde Peter van Zonneveld overtuigend aan dat Springers gehele werk gekenmerkt is door de zogenaamde ‘Indische tjap’.Ga naar eind4 Van Zonneveld zette uiteen hoe ‘Indië’ in ‘allerlei nuances en op allerlei niveaus’ op Springers gehele werk een stempel heeft gedrukt. Springer had zelf moeite met de betiteling ‘Indisch auteur’.Ga naar eind5 Desondanks wil ik hem die betiteling niet onthouden. Niet omdat hij in Batavia is geboren, in Bandoeng heeft gewoond of in Japanse interneringskampen heeft gezeten, en zelfs niet omdat het Indisch verleden opvallend regelmatig in zijn werk opduikt. Springer is voor mij een | |||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||
Indische auteur omdat de schrijver-diplomaat één van de literatoren is die in Nederland het publieke geheugen rond Indië heeft vormgegeven en opgeschud.Ga naar eind6 Zijn terughoudende toon en houding ten opzichte van ‘typisch’ autobiografisch-Indische thema's als de Indische jeugd, Japanse kampervaringen en repatriëring zijn uniek in de Nederlandse tempo doeloe cultuur. Het koele observatie-vermogen waarmee Springer zijn vertellingen Indisch tjapt trekt mij aan, maar, zoals gezegd is het vooral de ambivalente herinneringswijze waardoor ik zijn vertellingen keer op keer herlees. Springer brengt het verleden, inclusief het koloniale verleden, in beeld met een soort ingetoomde romantiek. Inzet is de aloude relatie tussen realiteit en verbeelding, middel is een bijzondere verhaaltechniek en doel is de beteugeling. Zoals menig repatriant was Springer door herinneringen bevangen. Deze lagen als een ‘hoop rotzooi’ door elkaar heen in een goedang (opslagplaats) zoals hij zijn geheugen noemde. Verhalen vertellen was zijn manier om een ‘beetje ordening’ in die chaos aan te brengen.Ga naar eind7 De verhalenverteller Springer hechtte grote waarde aan kloppende historische gegevens en waarheidsgetrouwheid. Juiste gegevens beschouwde hij als de basis waarop hij zijn verhaal bouwde. Hij vertrouwde zijn biografe Liesbeth Dolk eens toe dat hij zijn data vooral controleerde omdat hij anders van zijn lezers op z'n donder kreeg. De correcte gegevens gaven hem de kans om diezelfde waarheidsminnende lezers langs een omweg toch te verlakken: Een aantal gegevens moet kloppen, en in die werkelijkheid kan jij dan je verhaal situeren. Je verhaal moet in dat opzicht volstrekt geloofwaardig zijn, zodat de lezers die iets weten van de plaats ofde tijd zullen zeggen: ‘Ja, inderdaad, zo was het daar toen! Dus dan zal de rest ook wel ...’ Verneukeratief, hè?Ga naar eind8 In plaats van waarheidsvinding is het ‘beetje ordening’ bij Springer uitgemond in het tegendeel, namelijk een spel van schijn en werkelijkheid met zijn lezers. Springer heeft dit spel weleens fraai aangeduid als ‘nuchtere nostalgie’.Ga naar eind9 Mijn punt nu is dat de nuchtere vorm waarin Springer nostalgie bij zijn lezers oproept in dienst staat van een diepe hang naar romantiek. | |||||||||||
Oude pleisterplaats‘Bangkok, een elegie’ is een prachtig voorbeeld van een herinneringsspel waarin de romantiek ligt te broeien. De vertelling werd voltooid in 1996, en verscheen in | |||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||
2002.Ga naar eind10 Zoals gebruikelijk gafde auteur ook dit verhaal een genre-aanduiding mee.Ga naar eind11 ‘Bangkok’ is een elegie, dat wil zeggen, een terugblik waarin de aangename herinnering aan vroeger afgewisseld wordt met treurigheid om het verlies ervan. Het verhaal gaat over een terugreis naar Bangkok, ondernomen door een man die in de jaren '60 consul was in de Thaise hoofdstad. Zijn vrouw Juultje vergezelt hem op de reis. ‘Bangkok’ is een short story, een soort micro-universum waarin allerlei figuren die we herkennen van Spingers eerdere verhalen opnieuw een plaats krijgen. Zo zijn er onverwachte ontmoetingen, oplaaiende herinneringen, ingebedde verhalen, een sul, een naarling. In de ex-consul verwelkomen wij één van Springers favoriete romanfiguren, een ik-figuur door wiens ogen we meekijken naar een stoet personages die in de maalstroom van de tijd zijn verdwenen, plotseling weer opduiken en allerlei reminiscenties achter zich aanslepen. De ex-consul en zijn Juultje zijn na dertig jaar terug op hun oude standplaats. Niet lang na hun aankomst gaan zij op zoek naar het Bangkok waar zij zich vier jaar gelukkig hebben gevoeld. Het verleden lijkt in het moderne Bangkok echter opgegeten door razend verkeer. De stad is overwoekerd door kantoorkolossen en façaden van poenige hotelpaleizen. Bijna stikkend in de gloeiende uitlaatgassen van onafzienbare autozeeën sjokt het echtpaar bezweet door de berm. Tot er plotseling vleugen van herkenning binnenwaaien: een huis, een toko die een gebeurtenis van weleer oproepen. Wanneer zij hun straat, hun huis herkennen komen er nog meer herinneringen los. Zo denken ze terug aan de tragische lotgevallen van hun buurman, een Thaise aristocraat die vroeger een ministerspost bekleedde en nog maar sporadisch gebruik maakte van zijn zilverkleurige Rolls-Royce. Zijn oudste zoon had zich opgehangen toen hij uitgehuwelijkt werd. Na zijn wanhoopsdaad was de jongeman op het erf blijven rondspoken. De jongste zoon werd achterlijk geboren. De Nederlandse consulfamilie had de ‘vadsige zielepoot’ vaak zien sukkelen tussen zijn vaders bloemperken terwijl hij een speelgoedautootje achter zich aan sleepte. Madame, de Franse vrouw van de ex-minister was gestorven, waarschijnlijk van verdriet. Deze oplaaiende herinnering werkt in de context van het hele verhaal als een soort eerste reminder aan de lezer. Het lijkt of de verteller zijn publiek er alvast aan wil herinneren dat elk verhaal een brug slaat tussen gebeurtenissen uit heden en verleden en dat daarin, hoe mooi ook, altijd tragiek schuilt. Bovendien benadrukt dit zijdelingse verhaaltje de observerende blik van de ik-verteller, die hier letterlijk naast de gebeurtenissen blijft staan. Op de terugweg verdwalen de ex-consul en zijn vrouw onverwachts in een doolhof waar, verborgen voor de buitenwacht, het oude Bangkok is blijven bestaan. Met | |||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||
grote ogen lopen ze de ‘goeie ouwe Bangkoktijd’ binnen waar ‘veel gelachen, gezopen en gevrijd’ was. Opnieuw slaakt de echtgenote een verbaasde uitroep en wijst naar een naambordje: ‘Nee toch, wonen die er nog steeds!’ Zij herkent in de naam Jan van Dreumen, de vormelijke antiekhandelaar die de ex-consul dertig jaar geleden getrouwd heeft met zijn Australische bruid Vinnie. Doortastend besluit Juultje aan te bellen en gedag te gaan zeggen. De ex-consul voelt er niets voor die kennissen van ‘meer dan duizend jaar geleden’ onder ogen te komen. Hij hoort zichzelf al uitroepen: ‘Hallo meneer van Dreumen, hier zijn we dan. Weet u nog? Sorry dat ik zo'n bejaarde kop heb gekregen en u ook’. Maar hij weet van te voren dat hij er niet onderuit komt: verzet is zinloos en zijn vrouw zal niet zal toegeven. Ze bellen aan. Van Dreumen heeft aanvankelijk geen flauwe notie van wie zij zijn, maar herkent hen dan als ‘van de ambassade, van ons huwelijk’ en noodt hen hartelijk binnen. Hij wil zijn echtgenote gaan halen, maar zij ligt ziek boven en laat zich verontschuldigen. De ex-consul voelt zich opgelaten en is blij te vertrekken.Ga naar eind12 Een dergelijke gereserveerde ik-figuur is een typische Springer verteller. Hij distantieert zich, speelt de waarnemer, weert emoties af. De uitgerangeerde Nederlandse politicus Chris Regensberg uit Bandoeng-Bandung (1993) had dezelfde afwerende houding. Ook hij maakt een tochtje down memory lane met zijn vrouw. Regensberg groeide in Bandoeng op waar hij in de oorlog als jongen alleen in een Japans kamp zat. Op uitnodiging van een kennis uit het bedrijfsleven begeleidt hij een handelsmissie naar Indonesië en keert na vele jaren terug in zijn geboorteland. Omwille van wat ‘cultureel cachet’ heeft hij aan de ‘ordinaire zakenlui’ beloofd after-dinner causerieën te verzorgen over zijn ‘onvergetelijke jeugd’. Zijn pogingen om vooraf aan de reis een verhaal bij elkaar te sprokkelen stranden echter. Hij was, zo laat Springer hem zeggen, ‘de laatste Nederlander met een Indisch hoofdstuk in zijn leven die nog niet was terug geweest naar dat paradijs van herkomst’. Regensberg besefte al gauw dat hij ‘niet één originele syllabe’ had toe te voegen aan de zogenaamde terugkeerliteratuur die sinds jaar en dag de Nederlandse boekwinkels uit puilde: ‘wie had géén goede herinneringen aan korte schooltijden, veel zwemmen, zorgzame bedienden, geheimzinnige natuur’. Hij kreeg niet meer dan ‘souvenirs’ uit zijn pen die door duizend anderen allang smakelijk waren afgesabbeld. ‘Ik ben Marcel Proust niet’, besluit hij. Net als de vertellende ex-consul in Bangkok vindt Regensberg bij zijn terugkeer in Bandung een oude bekende. In een sjofele, opdringerige taxichauffeur herkent hij de Indo Otto Blanchet, zijn schoolvriendje van weleer. Otje heeft hem geholpen toen hij verzwakt uit het kamp kwam en Regensberg had de dure welpenbelofte ge- | |||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||
zworen, hij zou Otje schrijven, komen ophalen, meenemen naar Nederland: ‘wacht maar af, Otje, ik kom je halen ...’. Maar Otje hoorde nooit meer iets van hem, geen brief uit Batavia, geen brief uit Nederland: niets, vergeten, weggestopt, Regensberg had zelfs nooit meer aan Otje gedacht: ‘Tabee toean Chrissie. Hij wel, naar Holland met zijn oom’. Jaren na de dekolonisatie herinnert de lankmoedige Otje Regensberg aan zijn ontrouw en principeloze handelen: Regensberg schraapte zijn keel, om slijm, spuug, schorheid weg te krijgen. ‘Heb ik je toen verraden, ik bedoel, voelde je je toen verraden?’ [...] ‘Verráden, Chrissie? Ai nou, wie is verraden? Jij bent gegaan en ik ben gebleven. Zo is het leven, such is life, zegt de Engelsman. Verraden? Wie zegt dat, Chrissie? Waarom ...’Ga naar eind13 Springer verwerkte in Bandoeng-Bandung de ingewikkelde en opportunistische houding van het ‘vergeetachtige’ Nederland ten opzichte van haar vroegere kolonie, evenals het schuldgevoel ten opzichte van de Papoea's bij het afscheid van Nieuw Guinea. Als zijn literaire werktuig dient de afwerende Chris Regensberg die terugreist naar het land van herkomst. | |||||||||||
Siësta-effectIn ‘Bangkok’ gaat het om minder beladen herinneringen dan in Bandoeng-Bandung. De ex-consul koestert daarom minder schrik voor zijn herinneringen dan Regensberg, maar ook hij hoeft niet zo nodig terug naar vroeger: ‘Een terugreis is vaak een teleurstellende onderneming, want “vroeger” blijkt ongrijpbaar geworden, een vermoeiend labyrint, waarin schimmen kunnen opduiken naar wie men juist niet op zoek is’. De verleiding is evenwel te sterk en de ex-consul vindt zichzelf terug op de pleisterplaatsen van vroeger. Eenmaal op reis laat hij zich, zachtjes foeterend, het verleden in duwen door zijn vrouw Juultje. De toevallige ontmoeting met Van Dreumen brengt bij allebei de herinnering op gang. Hoe hebben ze Van Dreumen ook alweer leren kennen? Hij was een stijve hark, en de verbazing was groot toen hij toentertijd was langsgekomen op het consulaat omdat hij wilde trouwen. Zijn huwelijk met Vinnie, een Australische die hij alleen nog maar kende uit correspondentie en van een schitterende foto, had sensatie gewekt bij de Bangkokse expats. De consul had geaarzeld, moest hij die onnozelaar niet waarschuwen voor het zogenaamde | |||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||
‘siësta-effect’? Tropisch maanlicht, wuivende palmbomen, eeuwig blauwe zee, altijd lekker warm; zulke ‘sprookjesachtige omstandigheden’ maken verliefdheid nog blinder dan zij al is, en menig Hollands bleekgezicht heeft een stoeipartij tijdens de siësta al te gemakkelijk verward met eeuwige liefde. Uiteindelijk had hij Van Dreumen opgebeld toen hij Vinnies geboorte datum onder ogen kreeg. Besefte de trouwlustige antiekhandelaar wel dat zijn ongeziene bruid twee-en-twintig jaar ouder was dan hijzelf? Van Dreumen had laconiek op zijn nerveuze telefoontje gereageerd en Juultje had het belachelijk gevonden dat hij had gebeld. Veel mannen hadden immers een voorkeur voor oudere vrouwen, en wat was twee-en-twintig jaar nu op de eeuwigheid als je echt van elkaar hield? Op de trouwdag had de Australische bruid er trouwens ‘kersvers’ uit gezien. De verteller besteedt nogal wat aandacht aan haar verschijning. Vinnie was net een filmster, met ogen als sterren en een ‘Colgate glimlach’ onder een grote, gele strohoed. Forever verliefd, dat beeld hadden de ex-consul en zijn vrouw van haar onthouden. Terwijl zij hun geheugen aftasten herinneren zij zich plotseling nog een verhaal over die Van Dreumen en zijn bruid. Hadden zij niet iets gehoord van, oh ja, van George Meyer, voorzitter van de Nederlandse Vereniging in Bangkok, een eeuwige gangmaker die zij in 1974, zoveel jaar na dato tegen het lijf waren gelopen op de Haagse Kneuterdijk? Onder het genot van vele jenevertjes in De Posthoorn had Meyer hen werkelijk een ‘prachtig’, maar echt gebeurd verhaal over die koele kikker Van Dreumen verteld. ‘Die story doet nog de ronde op de Hollandse feestjes, wordt steeds mooier in het gebruik, maar ik vertel jou wat er echt gebeurd is, want ik was erbij natuurlijk. God, wat zonde dat jullie die onvergetelijke avond gemist hebben!’ En Meijer was met veel omhaal en smakelijke details van wal gestoken. Op een feestavond in de Hollandse expat club waren Jan en Vinnie, nog niet zolang getrouwd, aan de hoofdtafel beland. Naar Amerikaans gebruik stond die op het podium zodat de VIPS voor het gewone volk goed zichtbaar waren. En zo, op dat verhoogde toneel ontrolde zich een door velen aanschouwd klassiek drama. Vinnie had die avond iets, hoe zou George het noemen, ‘iets van een ouderwetse filmdiva, Ginger Rogers of zo, nou ja, niet piepjong, maar een allure, man!’Ga naar eind14 Dat kon ene Meesvanger die tegenover hen zat, niet zetten. Meesvanger was een pedante fluim die enorm de pest in had over het prille geluk van Jan en Vinnie, omdat zijn eigen vrouw hem de horens had opgezet. Hij zat zich vol te hijsen en ging zitten zuigen. Eerst toespelingen op Jans koopwaar, nep die ‘Dreumelaar’ zou verkopen als zogenaamd antiek. De rapen waren gaar toen de aangeschoten Meesvanger de lijn van antiek begon door te trekken naar Vinnies leeftijd. Hij ontketende een spekta- | |||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||
kel toen hij Van Dreumen grijnzend begon te kleineren en de hele zaal daar als een klassiek koor bij betrok: Nogmaals, eerlijk is eerlijk. Wie die tante, sorry ik bedoel lady daar goed bekijkt, mag niet twijfelen aan Van Dreumens kundigheden als antiquair. Hobby, vingergefühl, hij doet er nogal bescheiden over, maar hij weet verdomd goed hoe je oude schatten opgraaft, of niet soms jongelui, dames en heren, zegt u nou zelf.Ga naar eind15 Hoewel het om haar ging, sloeg niemand acht op Vinnie die niets van de commotie begreep en op haar geagiteerde ‘what's the matter, what's the matter’ geen antwoord kreeg. Alle ogen waren op de twee kemphanen gericht. ‘Wat bedoel je precies’, hoorde men Van Dreumen hees vragen. ‘Wat ik bedoel?’ had Meesvanger vrolijk geroepen, ‘Nou, precies wat ik zeg, man! Zij is toch zo te zien verreweg het interessantste stuk in je collectie! Ik denk dat iedere kerel hier dat met mij eens is’. Zijn woorden hadden nog niet geklonken of de anders zo vormelijke Van Dreumen was opgevlogen en als een panter bovenop Meesvanger gesprongen. Die viel met stoel en al om terwijl de razende Van Dreumen hem op zijn gezicht bleef timmeren. De hele zaal verstarde, was ontsteld, genoot. ‘Zo is het toen gebeurd, Dolce vita! Nu heb je ook het echte verhaal uit de eerste hand, compleet met authentieke dialogen, haha! Mooi, hè?’, had George zijn verhaal afgerond. Meyers vertelling neemt in het hele verhaal wel vijftien pagina's in beslag. Springer houdt van zo'n meanderend verhaal dat met veel omhaal, zijwegen en krullen wordt verteld. Af en toe onderbreekt de ex-consul Meyers verhaal in een verhaal met een ironische opmerking. Zo laat hij de lezers zijdelings weten dat Meyer vroeger ook al breed van stof was en zijn toehoorders lang op de clou liet wachten. Zulke onderbrekingen hebben hetzelfde doel als de onderonsjes van een ouderwetse explicateur bij een stomme film die het publiek even apart neemt om de spanning op te voeren. De ironische opmerkingen hier benadrukken nog eens de waarnemende, afzijdige rol van de ik-figuur bij de dramatische voorstelling. Na het ophalen van die herinneringen zet de auteur ons weer in het moderne Bangkok. De ex-consul die inmiddels een bekende schrijver is geworden zal voorlezen uit eigen werk. Juultje en hij hopen dat zij bij die gelegenheid nog oude bekenden zullen tegenkomen. Zij zijn vooral nieuwsgierig naar degenen die zich het spektakel van liefde, jaloezie, geweld, mannelijke eer en vrouwelijke sex-appeal rond de van Dreumens nog herinneren. En warempel, de volgende dag komen zij nota bene Meesvanger tegen, de jaloerse hoorndrager. Maar wat zij voor zich zien is een be- | |||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||
deesde kerel, zonder enig spoor van poeha of arrogantie. Meesvanger, die zij in hun herinnering hebben als een hatelijke, slechte verliezer vertelt het bezoekende echtpaar zelfs dat hij bevriend is geraakt met Van Dreumen. Springer brengt de lezers met deze strategie aan het twijfelen. George Meyer had wel erg nadrukkelijk gewezen op de authenticiteit van zijn mooie verhaal. Was het wel wáár wat hij de luistergrage ex-consul en zijn vrouw had verteld? Had hij, ter wille van een ‘mooi’ verhaal zijn herinneringen niet al te spectaculair voorgesteld? In de verwarring over wat werkelijkheid is zorgt Meesvanger voor nóg een wending. Vinnie was helemáál niet ziek geweest die dag dat zij bij Van Dreumen hadden aangebeld. ‘Ik was op haar begrafenis’, zegt Meesvanger, ‘alweer ruim een jaar geleden. Alleen hij en ik, verder niemand. Ze is bijna vierentachtig geworden’.Ga naar eind16 ‘Bangkok’ blijkt een echt Springer-verhaal met een mooi, bijna terloops einde dat de lezers perplex achterlaat. Achteraf gezien zijn wij, net als de ex-consul en Juultje, een herinneringsproces ingelokt en hebben we een verhaal beluisterd dat balanceert op de grens van waar en niet waar. Volgens de schrijver berust de setting van ‘Bangkok’ op ‘echte herinnering’, maar beluister wat hij tegelijkertijd over zijn herinneringen staande houdt: Het verhaal is de waarheid. Malraux heeft ooit over het waarheidsgehalte in zijn werk gezegd: ‘Ce n'etait ni vrai, ni faux, c'était vécu’. (het was niet waar en niet onwaar, het was echt beleefd). Ik gebruik vooral de herinnering als inspiratiebron. Al schrijvend wordt die als authentiek beleefde herinnering tot een mooi verhaal, tot fictie. Allemaal gelogen, en toch echt gebeurd’.Ga naar eind17 | |||||||||||
Pin-upWat heeft die gelogen waarheid van Springer nu met zijn hang naar romantiek te maken? Alles. Wanneer we ‘Bangkok’ er nog eens oppervlakkig op nalezen, zijn er al allerlei kleine verwijzingen naar romantiek te ontdekken. De eerste verwijzing zit meteen in het begin van de vertelling, wanneer een hoteleigenaar tussen neus en lippen door het vroegere Bangkok idyllisch noemt, en ook het huidige Bangkok een uitermate romantische standplaats vindt: ‘Inderdaad! Inderdaad!’ riep de Italiaan. ‘Ik heb erover gehoord. Het moet hier idyllisch geweest zijn. Those were the days! Een soort Arcadië dat wij, laatko- | |||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||
mers, nooit meer zullen kennen. Ik benijd u madame, monsieur, en toch, als u mij toestaat het te zeggen, zelfs in haar huidige staat is Bangkok mijn meest romantische standplaats tot nu toe, en ik heb er heel wat achter de rug.Ga naar eind18 Direct daarna kondigt de ex-consul zijn echtgenote aan: ‘Nu ga ik met je naar bed’, een onderneming die, zoals in een Springeriaans verhaal betaamt niet zonder verrassend intermezzo doorgang vindt. Een ander teken van romantiek is het film- star-imago dat Vinnie omringt. Op haar trouwdag brengt de Australische bruid de romantische aanbidding in herinnering die de godinnen van het witte doek te beurt valt, terwijl George Meyer haar even later vergelijkt met Ginger Rogers. Overigens kwam ook de consul zelf‘voorgoed’ onder de indruk van Vinnies romantische pin-up erotiek toen hij haar voor de eerste keer op foto zag: Betty Grable, Rita Hayworth - zij deed niet onder voor de beroemdste pin-up girls van de laatste oorlog voor wie legioenen hunkerende soldaten zich hadden afgerukt, van Iwo Jima tot in de Ardennen. Ik hield de foto veel te lang vast en die grifte zich dan ook voorgoed in mijn geheugen.Ga naar eind19 De romantiek die in ‘Bangkok’ opspeelt is duidelijk van mannelijke aard, maar veelbetekenend is ook Juultjes verwijzing naar de alles overwinnende liefde wanneer haar man zich zorgen maakt over het leeftijdsverschil tussen Jan en Vinnie van Dreumen. Al deze tekens verwijzen naar het doorlopende motief van ‘Bangkok’. Onder de hele herinneringstekst door loopt als een onderaardse rivier een ode aan de eeuwige, grenzeloze liefde. De liefde die zich niet stoort aan leeftijdsverschillen, die de beperkingen van tijd en ruimte overwint, die nationale, nee, continentale grenzen overschrijdt en zelfs de ultieme grens van leven en dood tart. Veel van Springers verhalen haken naar die romantische liefde. Ik had bijvoorbeeld ook Bougainville (1981) kunnen noemen, het tragische verhaal van de verdronken Tommie Vaulant en zijn Madeleen met de ongelofelijk mooie mond, of Rudy en Dollie uit Tabee, New York (1974) die elkaar als kind in Indië dwars zaten, om er na jaren, in Amerika, achter komen dat zij voor elkaar bestemd zijn. Of Quissama (1985) dat zich in Angola afspeelt en de romance van King met zijn afwezige Pauline behelst. Pauline wordt voorgesteld als een onbetrouwbare diva met sterallures die King verlaat. Maar dat doet er eigenlijk niet toe. Focus punt is Kings eeuwige liefde; hij blijft haar trouw tot in den dood, al is het enige beeld van haar dat hem rest een substituut, een nostalgische foto van een volstrekt onbekende filmster uit de oude doos. Zoals ik al eerder | |||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||
heb opgemerkt gaat het bij Springer om de mannelijke blik. Behalve ‘de echtgenote’ hebben de vrouwfiguren die de auteur opvoert stuk voor stuk een vleugje femme fatale en zijn ze bijna te mooi om waar te zijn. Springers vrouwen zijn, kortom, mysterieuze, begeerlijke en onbereikbare schoonheden. Noemen we dat geen romantische schwärmerei? En wat te denken van Springers neiging zijn vertellingen te situeren in exotische, bijna utopische locaties, ver weg van de Nederlandse gezapigheid. En dan zijn voortdurend terughalen van het verleden alsof dat rijker, gloedvoller, en meer bezield is dan het heden? Worden verwijzingen naar een andere tijd en plaats in geleerde handboeken niet steevast verbonden met romantisch verlangen? | |||||||||||
Tegengehouden vertellenToch zijn het niet deze vaardig ingeweven romantische trekjes waardoor Springers werk mij nooit verveelt. Hoe gewiekst beschreven ook, de romantische liefde en de onmogelijkheid ervan horen misschien wel tot de meest ‘afgesabbelde’ thema's van de literatuur. Wat mij fascineert is dat de auteur romantiek weet te beteugelen, terwijl deze desondanks uit de poriën van zijn verhalen blijft stromen.Ga naar eind20 Weergaloos weet hij verschillende tijden door elkaar heen te vlechten, grote uitspraken tegelijkertijd te doen en te relativeren, de clou uit te stellen, en klassieke waarden zoals mannelijke eer en vergelding in bedwang te houden. Zelf noemde Springer ‘Bangkok’ een ‘hommage aan het beginsel van de eeuwige liefde’. Desondanks, of misschien juist daarom heeft hij het grote gevoel in dit verhaal aan banden gelegd. Deze kampioen van de ingehouden romantiek mag, naar eigen zeggen, ‘andermans rare sprongen’ graag afstandelijk observeren, niettemin noem ik Springers vertelstrategie liever ‘tegengehouden’ dan afstandelijk.Ga naar eind21 In zijn manier van vertellen lees ik geen afstand, maar juist engagement alsmede de neiging zich mee te laten slepen door grote gevoelens. Zo sijpelt door de typisch ‘afstandelijk-ironische’ toon waarmee hij ‘afgesabbelde’ Indische thema's bejegent een grote betrokkenheid, en is de Indische tjap met geen mogelijkheid uit zijn woorden te bannen. Een andere Springeriaanse strategie is om in plaats van de ik-figuur anderen, liefst vreemdelingen, bepaalde gevoelsuitingen in de mond te leggen. In ‘Bangkok’ laat hij bijvoorbeeld de Italiaanse hotelbaas de roem van de geliefde stad zingen. Ook de ironische terzijdes, onderkoelde humor en zelfspot waarom de auteur bekend staat bouwen een weerspannigheid op die zowel personages als lezers belemmeren zich helemaal te laten gaan. Als laatste voorbeeld van Springers ‘tegengehouden’ vertelwijze noem | |||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||
ik het optreden van de echtgenote/reisgenote. Zij vervult een misschien minder opvallend, maar uitermate doeltreffende Springeriaanse rol in het geheel. Anders dan de ongrijpbare, geromantiseerde vrouwen-figuren komt zij regelmatig gedecideerd tegenstribbelend uit de hoek. Allereerst biedt zij op deze wijze een ontnuchterend tegenwicht voor de begeerlijke verweggistan schoonheden. Maar de echtgenote heeft nog meer pijlen op haar boog: in ‘Bangkok’ bijvoorbeeld brengen Juultjes opgetrokken wenkbrauwen de gewichtig-doenerij van haar man terug tot de juiste proporties, terwijl haar relativerende reacties de consul-schrijver direct op zijn plaats zetten.Ga naar eind22 Op die manier draagt haar rol in het herinneringsspel er niet in het minste toe bij dat de ik-figuur uit de verf komt als afstandelijke buitenstaander. Deze kan daardoor met de nodige terughouding en schijnbaar zonder enige zweem van romantiek de gebeurtenissen in heden en verleden observeren. Het is deze soort ingenieuze, typisch Springeriaanse tegengehouden strategie die ik bewonder. ‘Je suis un sentimentale!’ riep de schrijver eens uit en in een interview gaf hij zelfs toe een dekmantel te gebruiken voor zijn grote gevoeligheid: Het lijkt misschien een gemakkelijke manier om genoeglijk, relativerend en ironisch de rotzooi waarin anderen terechtkomen vrijblijvend te kunnen beschrijven, maar het is voor mij de enige manier om juist mijn snelle, emotionele betrokkenheid bij vele gebeurtenissen niet te zeer te laten meespelen. Met andere woorden; ik ben, geloof ik helemaal niet afstandelijk. Als tegenwicht tegen te grote betrokkenheid moet ik mij bedienen van een onderkoelde, ironische toon!Ga naar eind23 Uit zijn van ironie druipende verhalen komt het mannelijke perspectief van een buitengewoon vernuftige verhalenverteller naar voren. Een verteller die het meer om de overlevering dan om de inhoud van het verhaal gaat. Deze figuur vertelt geen enkele gebeurtenis gewoon recht toe recht aan, maar vertraagt, meandert, verdiept en schakelt regelmatig terug en vooruit in de tijd. Vaak speelt daarbij, impliciet of expliciet, een of andere romance mee. Springer verlakt zijn lezers, met andere woorden, met een herinneringsspel waarin een grote rol voor de romantiek is weggelegd. | |||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||
Pamela Pattynama is bijzonder hoogleraar koloniale en postkoloniale literatuur- en cultuurgeschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. Zij geeft onderwijs in Indisch-Nederlandse literatuur en in filmstudies. Zij schrijft aan een boek over cultureel geheugen en de herinnering aan Nederlands-Indië in literatuur, film en fotografie. Pamela Pattynama is redactielid van Indische Letteren. |
|