Indische Letteren. Jaargang 20
(2005)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 94]
| |
Lilian spreekt tijdens haar officiële afscheid van Moesson op 23 december 1991. Foto: Archief Moesson.
| |
[pagina 95]
| |
Lilian Ducelle, Moeder aller Moessons...
| |
MalangLilian Ducelle is het pseudoniem van Lilly Mary Hermine van Zele, geboren op 7 december 1919 te Sitoebondo op Oost-Java. De Van Zeles (vader Sylvester, moeder Johanna, broer Lud en zus Hetty) zijn een zeer muzikaal en belezen, hecht Indisch gezin. Van jongs af aan is Lilly omringd geweest door boeken. Haar vader was - net als Tjalie later - ervan overtuigd dat je kinderen geen kinderachtige boeken hoeft te laten lezen. Hij laat haar alles lezen, desnoods met een woordenboek. Op vijftienjarige leeftijd durft Lilly dan ook tegen haar lerares Nederlands te verklaren dat ze Couperus verschrikkelijk vindt. De discussie die daarop volgt, resulteert in een huisbezoek van de lerares, die versteld staat van de bibliotheek van | |
[pagina 96]
| |
haar vader. Lilian vertelde me later dat ze toen wist dat het eigenlijk een geval van discriminatie was, maar het op dat moment nog niet kon benoemen: ‘Een Indo met boeken, hoe kan dat nou?’ Het grootste gedeelte van haar ‘bakvisjaren en alle vreugdes die daar bijhoren’,Ga naar eind1 brengt Lilian door op de fiets in en rond Malang. Ze blijft uren weg. Lilly spaart, net als alle andere meisjes in die tijd, foto's van filmsterren. Op vlooienmarkten koopt ze tweedehands boeken en tijdschriften: Asta en Nova. Lilian zelf heeft ook nog muzikale ambities gehad, of beter gezegd, haar vader had muzikale ambities voor haar: Op een of andere onverklaarbare wijze had mijn vader kans gezien me leren cello te spelen. Zelf een goed violist en cellist probeerde hij iets van het muzikale vuur ook in ons kinderen aan te wakkeren. Bij mijn broer Lud (altijd pianist geweest en gebleven) lukte dat geweldig, bij mij bleef het een knetterend sinteltje dat soms even oplaaide. In een van die oplaaiingen hanteerde ik de cello en met een ferme duw in de rug van Pa belandde ik ook in het jeugd-soosorkest. [...] Mijn cellistencarrière eindigde vrij abrupt toen ik ging werken in Soerabaia. Mijn vaders droom om me bij een van de beste cellisten toen, Nicolai Varfolomejef, te laten lesnemen werd niet vervuld. Ik ging het slechte pad van de jazz op en ging zingen.Ga naar eind2 Lilly doorloopt de zusters Ursulinen Mulo. Ze is dan al een eigenwijze tante; zo knipt ze zelf haar haar kort, ondanks dat haar vader dat heeft verboden. Na de Mulo wil Lilly niet verder leren. Haar vader probeert haar nog lessen boekhoudkunde te laten volgen, maar dat werkt niet.Ga naar eind3 In de eerste klas van de mulo gaat zij op excursie naar het dagblad De Malanger en dat maakt grote indruk op Lilly, vooral de zetterij en de drukkerij waar de krant tot leven komt. Dat wil ze ook: journaliste worden én zelfstandig zijn. Op haar achttiende wil ze het huis uit en naar Soerabaja. ‘Ga maar, in vredesnaam, ga maar kind’, zegt haar moeder.Ga naar eind4 Haar moeder zoekt een kosthuis uit van het IEVVO (Indo Europees Verbond Vrouwen Organisatie). Binnen de diverse uitgaven van het Soerabaiasch Handelsblad-concern werkt Lilly zich snel omhoog van correctrice tot journaliste. | |
Oorlog en bersiapMaar dan komt de oorlog. Lilian probeert wat bij te verdienen door kindertjes stiekem Engelse en Nederlandse les te geven. Geen van de directe familieleden hoeft het kamp in; ze gaan voor de veiligheid samen in één huis wonen in Soerabaja. Voor de erkenning van ‘buitenkampers’, vooral voor de vrouwen en meisjes, heeft Lilian zich in Moesson altijd ingezet. Lilian glipt voortdurend weg, het benauwde | |
[pagina 97]
| |
huis uit, tot verontrusting van haar familie. Een persoonlijk dieptepunt tijdens de bezettingsjaren is het overlijden van haar zus Hetty (1943).
Na de oorlog, tijdens de bersiap, heeft Lilian verschrikkelijke dingen gezien. Eén herinnering: op zoek naar haar broer fietst zij door de uitgestorven straten van Soerabaja. Slechts af en toe komt ze een groepje Indonesische nationalisten tegen met bamboe roentjing.Ga naar eind5 Er hangt een onheilspellende stilte en wreedheid in de lucht - als in een film van David Lynch.Ga naar eind6 Alleen bij de Simpang-club, het hoofdkwartier van de Soerabajaanse nationalisten, is te horen hoe Indische jongens en mannen mishandeld, gemarteld en vermoord worden door Indonesische nationalisten.Ga naar eind7 Die dag zal de Indische geschiedenis ingaan als Bloedige Maandag. ‘Onze oorlog’, schrijft zij later in Moesson, ‘is nooit een zegetocht geweest van overwinnaars, maar een martelgang van nog-niet-verslagenen.’Ga naar eind8 Ten tijde van het roemruchte vlag-incidentGa naar eind9 op 19 september 1945, bevindt Lilian zich in het Oranjehotel. Ook nu laat ze zich niet snel van haar stuk brengen: Toen opeens gebeurde 't. Eerst een steen door 't raam. Toen vluchtten we naar boven. Naar de eerste verdieping. De menigte drong binnen en toen zei een dame: ‘Nu moeten we bidden.’ Toen zei ik: ‘Nee, we moeten niet bidden, we moeten naar de 2e etage, dat bidden kunnen we boven ook wel ...’Ga naar eind10 | |
Jan BoonNa de bersiap werkt Lilly als oorlogscorrespondent voor de Regeringsvoorlichtingsdienst. In diezelfde periode treedt ze op als zangeres met haar broer Lud aan de piano en danseres Puck Meyer. In opdracht van Welfare vermaken zij de troepen op Java en het op dat moment explosieve Bali.Ga naar eind11 Vervolgens maakt zij een overstap naar de Leger Voorlichtingsdienst om in Djakarta in dienst te treden bij het blad Wapenbroeders. Ze doet veel buitenwerk; reportages, politierapporten, nieuws van de haven. Hier, bij Wapenbroeders, ontmoet ze hoofdredacteur Jan Boon, die ze al snel zal vergezellen op zijn straatslijperijen tijdens het hete Djakartaanse middaguur. De dood van haar ouders doet haar echter terugkeren naar Soerabaja. In Soerabaja krijgt zij een betrekking bij de Nieuwe Courant. Al spoedig raakt zij in conflict met de hoofdredacteur - haar tante Führi-MieropGa naar eind12 - en Lilian vertrekt naar de veilige haven van de Vrije Pers onder leiding van Ed Evenhuis. Bij de Vrije Pers zal ze voor het eerst haar pseudoniem Lilian Ducelle gebruiken. In december 1949 zit ze weer op Bali (‘Ik zat overal in die tijd, je had zoveel energie in Indië’). Ze is op de aloon-aloon van Den Pasar op het | |
[pagina 98]
| |
moment van de soevereiniteitsoverdracht.Ga naar eind13 Ze koopt een klein huisje van bamboe, gedek en atap in Kampong Sangla, twee kilometer buiten Den Pasar. In 1974 schrijft ze in Tong Tong waarom ze daartoe besloot. 1949. Er was zoveel te doen geweest, zoveel in te halen na 3½ jaar bezetting. Ik kwam handen en tijd tekort deze vier jaar die me via twee Voorlichtingsdiensten, twee politionele acties van de onveilige perimeters weer terugbrachten naar de rustige haven van De Vrije Pers in Surabaja. Met stads- en bioscoopnieuws en een eigen damesrubriek. Lilian wat wil je nog meer. Maar met de Overdracht in zicht kwam de onrust. Een paniekerig gevoel van rusteloosheid en moeheid tegelijk: wat heb ik deze 4 jaar nu NIET gedaan wat ik straks helemaal niet meer kan doen als de onafhankelijke Republiek een feit is? Ik heb vier jaar lang geen vacantie gehad, ik ken alleen Java. Nooit op Sumatra, Borneo of de kleine Soenda-eilanden geweest. Alleen op Bali voor werk, een alles behalve prettige tijd om het land te leren kennen. Mijn allesbegrijpende baas (Evenhuis) viel, mij langer kennende, niet eens achterover toen ik hem vertelde dat ik wegwou. ‘Waar je ook heen gaat, succes. En als het de moeite waard is om erover te schrijven, schrijf dan!’ Dat heb ik gedaan. Mijn belevenissen op Bali verschenen in 1949 in De Vrije Pers.Ga naar eind14 Tjalie Robinson besluit te scheiden van zijn tweede vrouw. Met de drie kinderen uit zijn eerste huwelijk volgt hij Lilian naar Sampit op Borneo om met haar te trouwen, ‘voordat ze 'm nog verder smeert’.Ga naar eind15 In Sampit beleven zij hun gelukkigste tijd samen. Na omstreeks een jaar op Borneo keert het gezin terug naar Djakarta. Jan Ritman haalt hen beiden binnen bij de Nieuwsgier. | |
NederlandIn juli 1954 komt het gezin in Nederland aan, waar Lilian het zelfs in de zomer ijskoud heeft - daar zal ze nog heel lang over klagen, ook in Moesson. Hoe kan een zelfstandige, jonge Indische vrouw die zo'n avontuurlijk leven gewend is, zich in het benauwende Nederland thuis voelen? Dat kan niet. En dat doet ze dan ook niet. Ondanks de naam die zij in Indië had opgebouwd, kan Lilian in Nederland als journaliste niet aan de slag komen. Ze neemt haar toevlucht tot allerlei administratieve banen en wordt geconfronteerd met de moeilijke kanten van het werkend-moederschap. Zo vertelde haar dochter Vivian me dat Lilian nooit naar haar omkeek om te zwaaien als ze naar haar werk liep en Vivian thuis achterbleef, want dan, wisten ze, zouden ze beiden moeten huilen. | |
[pagina 99]
| |
In 1956 wordt het tijdschrift Onze Brug opgericht. Lilian schrijft er vóór Tjalie al in. Waarschijnlijk omdat haar tante mevrouw Führi-Mierop in de beginjaren aan Onze Brug verbonden was. Met haar tante - overigens eveneens gevreesd vanwege haar scherpe pen, net als haar nichtje nu - had Lilian reeds eerder gewerkt bij de Nieuwe Courant in Soerabaja. Lilian verzorgt de column ‘Tussen U en mij’, die onregelmatig in Onze Brug verschijnt (drie keer in 1957). In ‘Tussen U en mij’ klaagt Lilian vooral over hinderlijke Indische gewoonten, zoals ongevraagd mampirren,Ga naar eind16 hinderlijke Hollandse gewoonten, zoals beschreven in het volgende fragment: Eindelijk heb ik iets wat niemand hier heeft. [...] Schaamteloos ongezeemde ramen. Ze blinken niet, ze glanzen niet, ze zijn wat een Hollandse huisvrouw zou zeggen: allersmerigst. Voor mij zijn ze mooi genoeg. Er zijn kringetjes en plekjes en stofjes op, er twee maanden lang door regen, wind en zon op geborduurd. Als je lang naar al die plekjes kijkt ga je filosoferen en mijmeren. Over bergen, kali's en reusachtige keien. Dat ene plekje daar, op die uiterst linkse ruit, lijkt precies op de grote waringin op de aloon-aloon in Malang. Kent U Malang? Mijn stad, de liefste stad van de wereld.Ga naar eind17 In Tong Tong begint Lilian in 1961 aan de damesrubriek ‘Myana voor de vrouw’ en in 1964 de kookrubriek ‘1001 avonturen met de soetil’, waarin ze lezers aanspoort hun lekkerste recepten voor de vergetelheid te behoeden. Daarnaast schrijft ze over mode. In de eerste jaren bij Onze Brug en Tong Tong deed ze eigenlijk wat ze in Indië bij de Nieuwsgier deed, het ‘luchtiger werk’ zoals ze dat zelf noemde: ‘Dames- en kinderrubrieken, losse reportages, recensies wanneer de vaste medewerkers daar geen tijd (of zin) voor hadden’. Maar Lilian maakt zich in die tijd ook sterk voor liefdadigheid (steun aan achtergebleven landgenoten in Indonesië) en voor milieubewustheid. In 1962 emigreert het gezin Boon naar Californië. Lilian voelt zich gelukkig in het warme, gemoedelijke klimaat. Zij regelt alles: school voor de kinderen, het huis, een auto, nog voordat Tjalie er is. En nog voordat hij er is, ligt ook de eerste aflevering van The American Tong Tong op de pers. Zelfs de redactietafel timmert ze in elkaar. Omdat het in Nederland niet goed gaat met Tong Tong, keert het gezin Boon in 1966 noodgedwongen terug. | |
PlichtsbesefAanvankelijk heeft Lilian een meer vrijblijvende relatie met Tong Tong, maar als het met Tjalie's gezondheid slechter gaat, neemt haar verantwoordelijkheid toe. In 1973 wordt ze directeur van Tong Tong. Na de | |
[pagina 100]
| |
dood van Tjalie in april 1974 is het voor Lilian, uit een diep plichtsbesef, vanzelfsprekend dat ze Tong Tong voort zal zetten. Want trouw is een van haar meest in het oog springende karaktertrekken. Zelf zegt ze hierover: ‘Ik heb altijd gezegd: Ik kan mijn man niet vervangen, maar ik kan wel zijn werk voortzetten.’ Voor het eerst maken lezers kennis met de Lilian zoals we die nu kennen: met een sterk ontwikkeld verantwoordelijkheidsgevoel - ze wil het béste voor Indo's - en met een scherpe pen. Lilian Ducelle is de laatste journalist die de roemruchte Indische ‘tropenstijl’ beheerst. Onvermijdelijk strijkt zij met haar artikelen veel mensen tegen de haren in. Je kunt Lilian Ducelle eigenlijk geen schrijfster noemen; zij is vooral journaliste. Een journaliste die vrijwel altijd een directe aanleiding nodig heeft om te schrijven. Gelukkig is daar tot op de dag van vandaag vaak niet veel voor nodig. Toch keren in haar werk thema's terug: de platvloersheid van de pornografische maatschappij om haar heen tegenover de harde, maar eerlijke Indische maatschappij; tempo doeloe als symbool van verloren onschuld; de lafheid en domheid van Nederlandse wetenschappers en journalisten die de Indische maatschappij vanuit hun luie stoel bekritiseren. Het onbegrip in die jaren tussen Nederland en de Indische gemeenschap beschrijft Lilian treffend in het volgende citaat over een lezing die ze op een culturele vrouwendag moest houden: Na een diep tragisch optreden van een paar Zuid-Amerikaanse dames, kom ik over als Pipo de clown na een uitvaart plechtigheid. Ik hoor mezelf een kort overzicht geven van de historie van Nederlands-Indië. Ik doe pogingen een neutrale lijn te volgen in de geschiedenis van de Indische Nederlander maar ergens in mijn achterhoofd gaat een seintje naar de afdeling ‘voorgevoel’ dat ik gewoon voor gek zit te praten en dat het allemaal bij voorbaat fout zit. Het feit alleen al dat ik uit het koloniale verleden ben gestapt, nog steeds durf te vertellen dat Indonesië een heerlijk land is, neen ik zit fout. LD denk ik, ben je na dertig jaar nog niet wijzer geworden? In de brievenrubriek is Lilian op haar best. Vooral in deze rubriek is de tropenstijl springlevend. Lilian zegde zelfs het abonnement op van mensen die op Tong Tong kankerden, met de toelichting: ‘We hebben altijd al te weinig abonnees gehad, u kunt er ook nog wel van af.’ In 1976 vergelijkt zij, naar aanleiding van een brief van een boze | |
[pagina 101]
| |
abonnee, Tjalie Robinson's karakter met het hare. Lilian schrijft vol zelfkennis: Ik zou haar meteen hebben afgevoerd, maar Tjalie schreef haar een lieve brief, omdat hij de gewoonte had, begaan te zijn met mensen die boos of venijnig waren. Ik kan die eigenschap maar heel zelden en dan nog met moeite opbrengen, wat dat betreft ben ik een slechte leerlinge van Tjalie geweest.Ga naar eind19 | |
UitgeverijIn de jaren dat Lilian Ducelle Tong Tong leidt, besteedt zij speciale aandacht aan boeken. De uitgeverij Moesson draait onder haar leiding in de jaren zeventig en tachtig dan ook op volle toeren. Werk van Lin Scholte, Ralph Boekholt, Dick Visker, Greet Gaudreau, Harryet Marsman, en vele anderen wordt uitgegeven. Lilian zoekt ‘echte’ Indische boeken. Wat zij daaronder verstaat - of beter, wat zij daar níet onder verstaat - legt zij uit in een passage over Margaretha Ferguson: Als ik zo 18 jaargangen Tong Tong doorblader, overspoelt me een gevoel van trots, echt waar: wat is er veel en goed geschreven. Over honderden zaken, door honderden mensen. Gewone mensen wel te verstaan, geen literaire buitenbeentjes, geen knappe journalisten, maar zomaar ‘schrijvers’ uit de tropen. [...] Deze gedachten kwamen bij me op toen ik Margaretha Fergusons Hollands-Indische verhalen doorlas. Wat is nu eigenlijk háár Indië geweest, haar leven? Een reeks tot waargebeurd gepromoveerde kwade dromen, die mij als echte Indische, geen spoor van herkenning met mijn leven daar vertonen. [...] Wat een afschuwelijk land, wat een vreemde mensen bewoonden Indië. Een land vol kleffe situaties, waarin een glas stroop met glibbertjes (waarom wordt er nooit gesproken van selassi, agar-agar of kolang kaling?) en een gajoeng water verkoeling brengen, maar verder gaat alles en iedereen gebukt onder geestelijke frustraties. Eén groot drama waar de platvloersheid van bierdrinkende Hollanders onvermijdelijk de flutterigheid van Indische vrouwtjes aantrekt.Ga naar eind20 Lilian beleeft haar bloeitijd met de getalenteerde Ralph Boekholt aan haar zijde; zij vormen een ijzersterk team. Indische actualiteit staat in de jaren tachtig in Moesson centraal: het Indisch monument, de kwestie van de backpay, de rechtszaak tegen de staat en Lou de Jong en de opkomst van de tweede generatie schrijvers - waarover zij zich een keer laat ontvallen: ‘Doe maar gewoon, dan doe je al Indisch genoeg.’ Tegelijkertijd kampen Lilian en Ralph met wat zij ervaren als een gebrek aan solidariteit en daadkracht van hun Indische medemens: | |
[pagina 102]
| |
‘Zet twee Indo's op een onbewoond eiland’, is een van Lilian gevleugelde uitspraken, ‘en je hebt binnen de kortste keren twee verschillende stichtingen.’ Lilian zal officieel aan het bedrijf verbonden blijven tot eind 1991. Nog jaren daarna blijft zij regelmatig publiceren in Moesson. Zij is veertien jaar directrice en dertien jaar hoofdredactrice van het blad geweest. In totaal heeft zij ruim duizend artikelen geschreven in Moesson. Teveel en te veelzijdig om in enkele bladzijden zelfs maar een impressie van te kunnen geven. Dat er ook ontroerende artikelen tussen zitten, blijkt uit deze prachtige passage waar ik mee afsluit: Sampit, Borneo Marjolein van Asdonck (1972) studeerde Indonesiëkunde aan de Universiteit Leiden en is hoofdredacteur van het Indische maandblad Moesson. Zij is bezig met haar promotieonderzoek over vijftig jaar Onze Brug/Tong Tong/Moesson. |
|