Indische Letteren. Jaargang 20
(2005)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 81]
| ||||||||||||||||||||
‘Je hebt mij beloofd je flink te zullen houden’
| ||||||||||||||||||||
[pagina 82]
| ||||||||||||||||||||
Adrianus Kruyt in zijn tenue als inspecteur bij de Deli Spoorweg Maatschappij, 1930. Privé-collectie de heer A. Kruyt.
| ||||||||||||||||||||
[pagina 83]
| ||||||||||||||||||||
Voor de hand liggendDe vraag bij het thema ‘Vrouwen over Indië’ is duidelijk: schrijven vrouwen over Indië als vrouwen en produceren ze daarmee vrouwenliteratuur, die qua genre en functie, stijl en thematiek anders is dan literatuur die door mannen is geschreven? Wat ik jammer vind, is dat het zo vaak uitsluitend vrouwen zijn die centraal staan in bespiegelingen over de rol van gender in literatuur. Gender is de term die Amerikaanse en Engelse literatuurwetenschappers en historici als categorie hebben geïntroduceerd om de sociale constructie van sekse in de literaire en historische teksten te analyseren. Gender kan worden omschreven als de wijze waarop vrouwelijkheid en mannelijkheid (in teksten, verhalen of herinneringen) tot stand worden gebracht.Ga naar eind5 Van vrouwen wordt verondersteld dat zij hebben nagedacht over gender-rollen. Van mannen niet - of nauwelijks. Het is dan ook illustratief dat er in december 2004 een discussiemiddag in Amsterdam plaatsvond onder de titel ‘De verklarende kracht van gender. Mannelijke historici aan het woord’.Ga naar eind6 Hierbij bogen de gerenommeerde hoogleraren Jan Luiten van Zanden, Hans Blom en Willem Frijhoff zich over de vraag hoe het toch kwam dat het gender-perspectief als analytisch instrument in de Nederlandse geschiedwetenschap vrijwel niet gebruikt wordt, terwijl historici buiten Nederland dit perspectief veel vaker lijken te hanteren.Ga naar eind7 Het zal een van de weinige discussiemiddagen zijn waarbij het adjectief ‘mannelijke’ aan het woord historici is toegevoegd. Je kunt niet duidelijk genoeg zijn: dat het thema gender bijna altijd met vrouwen wordt geassocieerd, onderstreept deze toevoeging nog eens. De gedachte dat gender over vrouwen gaat, is de meest voor de hand liggende manier om over dit thema na te denken. Dat is niet zo vreemd. Voor wie zich in het centrum bevindt, is de periferie vaak zichtbaarder en boeiender dan zijn of haar eigen situering in het centrum.Ga naar eind8 Aandacht voor de marge dus: vrouwen en Indië. Loriaux typeerde de periferie van de schrijfsters uit Nieuwenhuys' damescompartiment als een ‘dubbele marginaliteit’: marginaal als vrouwelijke auteurs ten opzichte van mannelijke schrijvers én marginaal als Indische auteurs ten opzichte van Nederlandse schrijvers. Dat gender als de sociale constructie van sekse niet alleen vrouwen betreft, maar ook op mannen van toepassing is, zal ik verderop in dit artikel laten zien. Er is nog een andere reden om een typering en categorisering als ‘vrouwenliteratuur’ kritisch te benaderen. Wat is namelijk de afbakening die we daarvoor gebruiken? Vrouwenliteratuur is literatuur geschreven door vrouwen; daar is iedereen het over eens. Het auteurschap wordt gekoppeld aan de persoonlijke ervaring van vrouw-zijn: dat is het onbetwiste criterium. Immers, als vrouwenliteratuur zou | ||||||||||||||||||||
[pagina 84]
| ||||||||||||||||||||
Adrianus Kruyt, Jacoba Kruyt-Loosekoot en hun zoons Arie en Adrianus jr., circa 1942. Privé-collectie de heer A. Kruyt.
| ||||||||||||||||||||
[pagina 85]
| ||||||||||||||||||||
worden bepaald door alles wat over vrouwen is geschreven, zou vrijwel de gehele wereldliteratuur vrouwenliteratuur zijn! Met andere woorden: vrouwen worden beschreven (vooral door mannen) en soms schrijven zij zelf (over zichzelf). Maar in dat geval schrijven zij.... vrouwenliteratuur. | ||||||||||||||||||||
Persoonlijke ervaringDe waardering voor de persoonlijke ervaring is bij de afbakening van Indische literatuur heel wat minder eenvoudig. Hierover zijn in de afgelopen twee decennia tal van discussies gevoerd en niet in de laatste plaats op symposia van de werkgroep Indisch-Nederlandse Letterkunde en binnen de kaften van het tijdschrift Indische Letteren.Ga naar eind9 Over de afbakening verschillen de meningen. Er is een brede opvatting à la Rob Nieuwenhuys en Peter van Zonneveld. Nieuwenhuys gaf zijn standaardwerk Oost-Indische Spiegel een ondertitel mee waarin hij de grenzen van Indische literatuur als volgt vast stelde: ‘Wat Nederlandse schrijvers en dichters over Indonesië hebben geschreven, vanaf de eerste jaren der Compagnie tot op heden’.Ga naar eind10 Het ‘heden’ was destijds het jaar 1972. Twintig jaar later treedt Van Zonneveld in de voetsporen van Nieuwenhuys door naar voren te brengen: ‘Indisch Nederlandse literatuur is in het Nederlands geschreven literatuur over Indonesië. Dat is naar mijn mening het enige criterium om het terrein af te bakenen.’Ga naar eind11 Van Zonneveld stelt expliciet dat ‘[...] schrijvers die nooit in Indië zijn geweest, zoals Van Lennep, Potgieter en Hofdijk, toch hun bijdrage aan de Indische Letteren hebben geleverd’.Ga naar eind12 Hieruit volgt zijn conclusie: ‘persoonlijke ervaring met de koloniale samenleving [is] geen voorwaarde.’Ga naar eind13 Ofwel: auteurs die zelf nog nooit een stap in Indië hebben gezet, maar wel (vanuit hun verbeelding) over de kolonie schrijven, produceren Indische literatuur. Bert Paasman sluit zich hierbij aan, maar neemt stelling tegen ‘het louter vermelden van Indië of het Indische in een tekst’.Ga naar eind14 Hij introduceert de term ‘engagement’ om de grenzen van Indisch-Nederlandse literatuur te markeren. Niet alleen het tijdperk van Indië als kolonie (circa 1800-1950), maar ook de VOC-tijd en het naoorlogse Indisch Nederland met auteurs van de Indische tweede en derde generatie liggen daarin besloten. Anderen, zoals O1f Praamstra en Alfred Birney, hechten juist wel aan de persoonlijke, Indische ervaring. Praamstra stelt: ‘Persoonlijke ervaring is een voorwaarde om niet op een stereotype manier over Nederlands-Indië te schrijven [...] en niet te blijven steken in mythes en clichés.’Ga naar eind15 ‘En moeten we weer een halve eeuw lezen hoe ánderen over Indo's schrijven’, verzucht Birney, waarbij hij de nadruk legt op de specifieke positie van Indo-europeanen in de Indische literatuur.Ga naar eind16 Er is dus een wezenlijk verschil in de waardering en inzet van de persoonlijke ervaring in de definitie van vrouwenliteratuur en | ||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| ||||||||||||||||||||
Indische literatuur. Dit brengt mij tot de volgende kwestie: wat is Indische vrouwenliteratuur? Is dat literatuur geschreven door Indische vrouwen? Of literatuur geschreven over Indische vrouwen? De werkgroep Nederlands-Indische letterkunde lijkt voor het symposium ‘Vrouwen over Indië’ te hebben gekozen voor de eerste benadering. Indisch kan daarbij zowel verwijzen naar Nederlandse vrouwen die in én over Indië schreven, maar ook naar schrijfsters van Indo-europese afkomst. Bij Indische literatuur die door vrouwen is geschreven, wordt verondersteld dat het thema gender in het oeuvre van vrouwelijke auteurs een rol speelt. Zoals ik al eerder in dit artikel heb vermeld, wil ik dit uitgangspunt verbreden door niet alleen het werk van vrouwelijke, maar ook van mannelijke auteurs uit bezet Nederlands-Indië op gender-aspecten te bestuderen. De context van de Tweede Wereldoorlog in Zuidoost-Azië, preciezer gezegd de Japanse bezetting van Nederlands-Indië (1942-1945), geeft hier namelijk alle aanleiding toe. Het corpus literatuur dat ik zal bespreken, bestaat uit kampdagboeken en kampmemoires, geschreven door vrouwen en mannen die in burgerkampen waren geïnterneerd.Ga naar eind17 Vrouwen en mannen werden door de Japanse bezetter in afzonderlijke vrouwen- en mannenkampen ondergebracht. Gezinnen werden op basis van sekse gescheiden. Partners en kinderen werden gedwongen om elkaar juist in oorlogstijd los te laten. Ongeveer drie lange jaren leefde men in vrijwel volstrekt van elkaar afgesloten vrouwen- en mannenwerelden. Welke rol speelde gender hierin? Hoe schreven de auteurs over zichzelf als vrouw of man in hun kampdagboeken en -memoires? | ||||||||||||||||||||
Emancipatoir effectEerst wil ik stil staan bij de motivatie van degenen die in het kamp een dagboek bijhielden. Ondanks de risico's die zij daarmee namen, is een kleine groep van vrouwen en mannen erin geslaagd om tijdens de internering regelmatig in een dagboek te schrijven.Ga naar eind18 De uitzonderlijke en extreme gebeurtenissen van oorlog en internering zetten deze geïnterneerden aan tot schrijven. Door de historische urgentie in het bezette Nederlands-Indië namen zij de pen op: om de bijzondere situatie vast te leggen - voor later én voor degenen die er niet bij waren, zoals familieleden in Nederland of elders ter wereld. Het schrijven van kampdagboeken kan dan ook worden verbonden met een tweeledig emancipatoir effect - in de niet-traditionele zin van het woord. In de eerste plaats gingen personen die in normale omstandigheden (lees: vredestijd) nooit een dagboek zouden hebben geschreven, daar wél toe over tijdens oorlog en internering. Deze omstandigheden wisten de drempel tot het schrijven van een persoonlijk document als een dagboek kennelijk te slechten. Wordt het genre van het dagboek | ||||||||||||||||||||
[pagina 87]
| ||||||||||||||||||||
dikwijls getypeerd als een vrouwelijk genre omdat met name vrouwen hierin actief zouden zijn, oorlog en internering zetten ook mannen tot het schrijven in dit genre aan.Ga naar eind19 In de tweede plaats wijzigde de traditionele functie van het dagboek, omdat het door de interneringsomstandigheden een kampdagboek is geworden. Niet langer stond het privé-karakter van het dagboek voorop, waarbij het schrijven op persoonlijke introspectie en ontboezemingen was geënt. Veel kampdagboeken waren uitdrukkelijk op een lezerspubliek gericht, waarmee de functie van publieke expressie naar voren kwam. Het dagboek kreeg daarmee de betekenis van een getuigenis.Ga naar eind20 Het (over)leven in het kamp was een zeer ingrijpende verandering voor de geïnterneerden. Zij moesten zelf alle werkzaamheden in het kamp verrichten. Dit betekende dat vrouwen ook zogenaamde mannentaken moesten uitvoeren en omgekeerd. Deze gedwongen doorbraak in het traditionele rollenpatroon werd door lang niet iedereen gewaardeerd. Zo merkte een geïnterneerde in het mannenkamp over zijn echtgenote op: ‘Mijn vrouw stond tot nu toe altijd op een voetstuk. Als ik haar nu in de huidige omstandigheden zie, dan valt ze eraf en dat wil ik niet!’Ga naar eind21 Voor geïnterneerde vrouwen gold een tegengestelde boodschap: zij moesten hun charmes bewaren maar tegelijkertijd moesten ze zich kranig opstellen. Schrijfster Elisabeth Keesing kende deze dubbele moraal en schreef in haar dagboek: ‘Een van de nietsdoeners heeft gezegd: “'t zijn allemaal Kenaus, zonder charmes meer”. Het beroemde voetstuk dat er niet is. Stel je es voor, dat we niet stoer waren.’Ga naar eind22 | ||||||||||||||||||||
Flink zijnStoer en flink zijn: het waren eisen die de geïnterneerde vrouwen zichzelf oplegden, maar ook door hun mannen werden gevraagd. Dit wil ik als laatste punt in mijn artikel uitwerken, omdat aan de hand hiervan duidelijk wordt dat zowel vrouwen als mannen zich over hun gender-rol hebben uitgelaten. In de dagboeken komt naar voren dat mannen hun vrouwen op het hart hebben gedrukt om mentaal sterk te zijn. ‘Je hebt mij beloofd je flink te zullen houden. Ik vertrouw op deze belofte, zoals ik steeds op je vertrouwd heb, hoewel ik ook goed kan begrijpen, dat het je wel eens te machtig zal worden’, aldus Adrianus Kruyt, geïnterneerd in Sumatra's Oostkust, die zich in zijn kampdagboek rechtstreeks tot zijn echtgenote Jacoba Kruyt-Loosekoot richtte.Ga naar eind23 Een vrouw wier man reeds in maart 1942 in de strijd tegen de Japanners was omgekomen, herinnerde zich in haar dagboek haar belofte aan hem. Ook hier valt op dat deze auteur haar overleden man direct aanspreekt/schrijft: ‘Nu sta ik hier, met lege handen. Je wilt, dat ik flink zal zijn. Ik beloof het je. Ik weet, wat je van me verwacht, en je hoeft niet bang te zijn, dat ik je zal teleurstellen.’Ga naar eind24 | ||||||||||||||||||||
[pagina 88]
| ||||||||||||||||||||
Schrijver en journalist Henk Leffelaar in 1956. Privé-collectie mevr. E.C. Leffelaar-Slavenburg.
| ||||||||||||||||||||
[pagina 89]
| ||||||||||||||||||||
De belofte om flink te zijn kan als een bezwering worden geïnterpreteerd. Omdat men wist dat het onmogelijk was om elkaar tijdens de oorlog bij te staan, probeerden geliefden elkaar door beloftes ervan te verzekeren dat alles uiteindelijk goed zou komen. Flink zijn betekende echter soms een verbod op het uiten van twijfel en verdriet. Dit maakte het voor de oorlogsweduwe extra zwaar. Zij noteerde in haar dagboek: ‘Dit aldoor vroolijk zijn en vroolijk meedoen is te veel voor me geweest. Ik zou nu graag een poosje mezelf willen zijn en uitrusten.’Ga naar eind25 Pas na afloop van de oorlog nam een enkeling afstand van het flink en vrolijk zijn. Elisabeth Keesing noteerde in 1953 de volgende opmerking in de kantlijn van haar dagboek: ‘Ik merk allerlei groothouderij in dit boekje op, waar ik nu het wijze hoofd over schud.’ Daarmee was zij een uitzondering. Ook na de Japanse bezetting bleef het beeld van de sterke vrouw voortduren - in het schrijven van vrouwen én mannen. | ||||||||||||||||||||
Man als mislukkingIn de kampmemoires die na de oorlog werden gepubliceerd, is het beeld van de sterke vrouw prominent aanwezig. Het overheersende thema in de gender-verhoudingen is: de vrouw als heldin versus de man als mislukking. Wat werd er geschreven over de vrouw als heldin? Auteur, dichter en journalist Willem Brandt merkte in 1946 op ‘dat de vrouwen dapperder en fierder dan wij haar lot dragen. Dat zij - ja zij, die verwende Indische vrouwtjes, meneer - dat zij de handen uit de mouwen steken en wonderen weten te scheppen waar niets is, practisch niets.’Ga naar eind26 Het is belangrijk om in te zien dat het beeld van de vrouw als heldin een constructie van mannen op afstand was: zij waren immers niet zelf in het vrouwenkamp aanwezig. Het ging in hun schrijven dan ook deels om een geïdealiseerd beeld van vrouwen, los van het heldhaftige optreden van vrouwen dat er daadwerkelijk is geweest. Het beeld van de heldin ging vaak samen met (zelf)kritiek ten aanzien van de houding van de geïnterneerde mannen. Dit is een opmerkelijke situatie, want het is een van de weinige situaties waarin mannen er blijk van geven over hun rol en positie als man te reflecteren. Zo schreef een man: ‘onze vrouwen waren moediger dan onze mannen. [...] Hij [de Japanse bezetter] had bedroevend respect voor de qualiteit van ons leger. En voor de moed van ons burgermannen blijkbaar niet veel meer.’Ga naar eind27 Mannelijke auteurs spaarden zichzelf in hun opmerkingen niet. Zo was schrijver en journalist Henk Leffelaar in 1959 van mening: ‘De vrouwen hebben in ieder geval zo lang mogelijk aan de normale standaarden vastgehouden. Zij hebben dat gedaan met grote opoffering en een moed waartegen het gedrag van de mannen vaal afstak.’Ga naar eind28 Het beeld van mannen in de kampen werd verder ontman- | ||||||||||||||||||||
[pagina 90]
| ||||||||||||||||||||
teld, waarbij met name de vooroorlogse gezagsdragers het moesten ontgelden. Zo schreef Brandt over zijn kampleiders: ‘Van deze twee eenvoudige, flinke Nederlanders, die nooit gezagsfuncties hebben bekleed, gaat meer autoriteit uit dan van tien bestuursambtenaren in dit kamp, die in het normale leven, bedekt met zilver en verguldsel, op de voorste stoelen plachten te zitten.’Ga naar eind29 | ||||||||||||||||||||
Gevoel versus verstandZowel vrouwen als mannen hebben in hun dagboeken en memoires het beeld van de vrouw als heldin beschreven. Omdat vrouwen in de constructie van dit heroïsche beeld een even groot aandeel hebben als mannen, is het des te opvallender dat zij niets schrijven over het falen van de mannen. Deze stilte is voor mij moeilijk te verklaren. Was de houding van hun mannen dermate pijnlijk, dat de vrouwen er maar het zwijgen toe deden? Voor de voormalig geïnterneerde mannen zelf moet de herinnering aan hun gedrag tijdens de oorlog ontluisterend en ongemakkelijk zijn geweest. Er was slechts één auteur die dieper inging op het falen van de mannen. Dominee H.J. Trommel, zendingspredikant te Celebes, verklaarde het échec door de verschillende aard van vrouwen en mannen: ‘Ons ontbreekt vaak de moed om omstandigheden te accepteren zoals ze zijn. [...] De meesten van ons hadden veel liever in de oorlog meegevochten, dan het einde ervan “lijdzaam” te moeten afwachten. We hadden een gevecht tegen onszelf moeten leveren om de moeilijke omstandigheden waarin we verkeerden, de baas te worden, maar dat deden we niet. Zij [de vrouwen] handelden impulsief, vanuit hun gevoel. Wij mannen, gingen meer ons verstand te rade, dachten meer aan de mogelijke gevolgen. Wij overwogen het vóór en het tegen, maar kwamen dientengevolge veel minder tot daden.’Ga naar eind30 Voor de goed verstaander van gender-verhoudingen is bovenstaande uitleg minder roldoorbrekend dan zij wellicht aanvankelijk lijkt. De voormalig geïnterneerde mannen hebben inderdaad gefaald, maar de reden hiervoor is een houding die aan het traditionele gender-patroon voldoet. Volgens dat patroon zijn mannen rationele wezens, vrouwen daarentegen emotionele schepsels. Mannen geven de voorkeur aan de actieve strijd, terwijl vrouwen zich eerder schikken in passiviteit. Wanneer een gender-perspectief wordt toegepast, niet alleen op het schrijven door vrouwen maar ook door mannen, kunnen nieuwe inzichten naar voren komen. Uit mijn onderzoek naar kampliteratuur van vrouwelijke en mannelijke auteurs uit bezet Indië is gebleken dat een scherp onderscheid tussen vrouwelijk en mannelijk schrijven geen stand houdt, noch qua genre, noch qua functie van het schrijven.Ga naar eind31 Met andere woorden: oorlog doorkruist een aantal schrijfconventies ten aanzien van gender. Qua genre en functie blijken de overeenkomsten in | ||||||||||||||||||||
[pagina 91]
| ||||||||||||||||||||
het schrijven tussen vrouwen en mannen groter dan de verschillen. Om die conclusie te trekken, was het nodig niet alleen het schrijven van vrouwen, maar ook van mannen te analyseren.
Esther Captain is werkzaam als adjunct-directeur van Stichting Het Indisch Huis te Den Haag. Haar proefschrift verscheen in 2002 onder de titel Achter het kawat was Nederland. Indische oorlogservaringen en -herinneringen 1942-1995. Ze is mede-organisator van de laatste twee edities van de Indische Studiedagen. | ||||||||||||||||||||
Literatuur
| ||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| ||||||||||||||||||||
|
|