Indische Letteren. Jaargang 18
(2003)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 69]
| |||||||||||||||||||||||||
Het voortbestaan van de zeventiende-eeuwse Khoi-vrouw Krotoa in de Zuid-Afrikaanse historiografie en letterkundeGa naar eind*
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||||||||||||
Bredekamp (1982), Christina Landman (1996), Yvette Abrahams (1996), Carli Coetzee (1998) en Pieter Conradie (1998). | |||||||||||||||||||||||||
‘Feiten’ volgens de schriftelijke geschiedschrijvingstraditieEnkele maanden nadat de Hollanders aan de Kaap landden, werd Krotoa als jong meisje in het huishouden van Jan van Riebeeck (1619-1677) en zijn vrouw Maria de la Queillerie (1629-1664) opgenomen. De tienjarige Krotoa (ca. 1642-1674) was de schoonzuster van de chef van de Kaapmans oftewel de Goringhaiqua, een man met de naam Autshumao (ca. 1600-1663). Chief Harry/Herry, zoals hij zichzelf graag noemde, had wat Engels geleerd toen hij, waarschijnlijk in 1631-1632, door de Engelse kapitein John Hall werd meegenomen naar Bantam op Java. Herry was het eerste lid van de plaatselijke bevolking met wie Van Riebeeck kon communiceren. Vermoedelijk heeft hij Krotoa aan de Nederlanders als dienstmeisje aangeboden. Krotoa werd binnen korte tijd Eva genoemd en door de Van Riebeecks zo Hollands mogelijk opgevoed. Reeds vanaf 1654, maar vooral vanaf midden 1658, werkte Eva niet alleen in het huishouden maar werd er van haar verwacht dat zij de Nederlanders zou inlichten over de bewegingen van de Khoikhoi.Ga naar eind1 De daaropvolgende drie jaar verwijst Jan van Riebeeck regelmatig in zijn beroemde DaghregisterGa naar eind2 naar haar rol als tolk. Zij sprak behalve haar moedertaal vloeiend Nederlands en een beetje Portugees. Vaak werd zij ingezet als tolk in ruiltransacties van vee met de Khoikhoi. Veel van de historici die over haar schreven, wijten haar latere ‘verval’ aan haar regelmatige verdwijningen uit de Hollandse enclave aan de voet van de Tafelberg. Tot ontsteltenis van de Nederlanders verruilde ze namelijk eens in de zoveel tijd haar Hollandse kleding of Indische sarong en kabaja voor de typische huidendracht van de Khoi en liep ze voor geruime tijd van het Fort weg naar ‘haar mensen’. Ogenschijnlijk probleemloos bewoog zij tussen het Fort waar de christelijke God zondags werd aanbeden, en de Khoikhoi met hun goden zoals Tsui//Goab, Heitsi-Eibib en //Gaunab.Ga naar eind3 Op 3 mei 1662, enkele dagen voordat Van Riebeeck en zijn gezin de Kaap verlieten om naar Malakka in Maleisië te gaan, werd zij gedoopt. Dit weten we uit andere bronnen dan Van Riebeecks Daghregister. Alhoewel hij door de jaren heen wel vaak had verwezen naar het feit dat zij christin geworden was, vond hij de doop van deze vertrouweling in zijn huishouding kennelijk niet vermeldenswaard, zelfs al was zij de enige gedoopte inlandse persoon tijdens zijn tien jaar lange verblijf aan de Kaap. Krotoa/Eva was reeds tijdens Van Riebeecks bestuur met de Deense chirurgijn en VOC-dienaar Pieter van Meerhoff (ca. 1635-1668) gaan samenwonen en zij hadden al twee kinderen toen Van Riebeeck vertrok. Tijdens het bewind van Van Riebeecks opvolger Zacharias Wagenaer (1614-1668) vond het tweede christelijke ritueel plaats waarin Krotoa/ | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||||||||||
Eva een hoofdrol had: zij trouwde in 1664 in de Nederlandse kerk met Van Meerhoff. Die werd al door Van Riebeeck op expedities naar het binnenland gestuurd, maar kreeg plotseling een jaar na het huwelijk een baan op Robbeneiland als opzichter van de gevangenen die daar schelpen moesten rapen. Eva/Krotpa en Pieter werden op 19 mei 1665 naar het posthuis geroeid. In het zicht van de Tafelberg werden ze zo goed als bannelingen, nagenoeg vergeten op dat barre eiland in Tafelbaai, zo dichtbij, maar toch zo ver van de Hollandse ‘vlek’ die zich langzamerhand aan de voet van de Tafelberg aan het uitbreiden was. Ook zijn de Khoi-verwanten naar wie Krotpa regelmatig terugging buiten haar bereik. Op 30 juni 1667 werd Van Meerhoff van het eiland gehaald om een VOC-expeditie te leiden tijdens een slaventocht naar Oost-Afrika. Acht maanden later kwam het bericht dat hij vermoord was. Pas acht maanden later werden Krotoa en haar drie kinderen teruggebracht van het eiland naar het vasteland. Vier maanden daarna verliet Krotoa haar kinderen en begon een losgeslagen leven van drank en prostitutie voordat zij op 10 februari 1669 op aanklacht van immoreel openbaar gedrag in hechtenis werd genomen. Zes weken later werd zij mét haar kinderen naar Robbeneiland gestuurd, nu als gevangene. Zij verbleef vijf jaar lang in ellendige omstandigheden op het eiland en stierf daar, ongeveer 32 jaar oud, op 29 juli 1674, waarschijnlijk ten gevolgen van syfilis. De volgende dag werd ze volgens christelijke traditie begraven in de kerk van het nieuwe Kasteel. | |||||||||||||||||||||||||
Uitsluiting van ‘volksplanting’-geschiedenisBijna tweeëneenhalve eeuw lang was het heel stil om Krotoa/Eva. Wanneer er wel naar haar in geschiedenisboeken wordt verwezen is het onder de naam Eva en dan heel zijdelings.Ga naar eind4 Zij paste niet in de bewust exclusief gecreëerde blanke Afrikaner-geschiedenis die rond grote momenten en grote mannen uit de ‘eigen’ volksgeschiedenis, zoals de ‘volksplanting’ van 1652, de Grote Trek (1836-1838) en de Anglo-Boerenoorlogen (1880-1881 en 1899-1902) werd ‘uitgevonden’. Alhoewel lemma's wel gewijd zijn aan ‘Herry’ en ‘Eva’ in deel 2 van het Suid-Afrikaanse biografiese woordeboek/Dictionary of South African Biography door De Kock en Krüger (1972/1983), kon de blik op Herry en Eva in die tijd niet anders dan eurocentrisch zijn. Hoezeer Krotoa/Eva van cruciaal belang was bij de ‘volksplanting’, dat wilde men toen nog niet onder ogen zien. De Nederlandse historicus Georgi VerbeeckGa naar eind5 stelt het zo: ‘Er was een “schoolboekversie” van de geschiedenis ontstaan die in grote lijnen de ideologische onderbouw voor de apartheid leverde en de blanke overheersing legitimeerde. Hierin was geen of amper plaats voor de black experience, de historische ervaringen van de niet-blanke [...] bevolkingsgroepen, noch in de pre-koloniale periode en evenmin daarna.’ | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||||||
Zuid-Afrikaanse historici waren ervan overtuigd dat Eva's ‘inherente’ en ‘natuurlijke’ slechtheid naar boven kwam omdat zij niet meer op de ‘goede weg’ werd gehouden door Jan van Riebeeck en andere pleegvaders. Deze boodschap werd dan ook generaties lang ter versterking van het blanke superioriteitsgevoel aan Zuid-Afrikaanse schoolkinderen doorgegeven of er werden ‘neutrale’ weinigzeggende mededelingen gedaan waarin de ‘goede zorg’ van de blanken voorop komt te staan. Een voorbeeld hiervan is te vinden in het handboek dat ik als student in de jaren zeventig aan Stellenbosch Universiteit kreeg voorgeschreven: Mullers 500 jaar Suid-Afrikaanse geskiedenis (1968). Daarin staat één enkele zin over Eva: ‘[V]oor [Jan van Riebeeck se] vertrek [is] slegs een Hottentotmeid gedoog, naamlik Eva, wat as jong kind in sy huis opgeneem en opgevoed is.’Ga naar eind6 Waarom en of haar familie toestond dat zij bij de Nederlanders ging wonen, wat zij in en om dat huis deed, wordt niet vermeld. Het is niet verwonderlijk dat Eva's echte naam Krotoa tot voor kort bij het brede Zuid-Afrikaanse publiek totaal onbekend was. Ook vermeldden Muller en andere historici niet dat zij een aandeel had in het strategisch beleid dat gevoerd werd om een verversingspost aan de Kaap te vestigen. Hier treffen we een voorbeeld aan van het doelbewust verzwijgen van talrijke verwijzingen naar Eva die Van Riebeeck in zijn Daghregister wel had gemaakt. Als tolk vervulde ze namelijk een centrale functie in de ruiltransacties van Jan van Riebeeck met de inlandse bevolking. De tekstkritische uitgaven van dit Daghregister was in 1952-1957 door Bosman en Thom uitgegeven en Muller wist daar zeker van af. Dat Eva met een Europese man trouwde en kinderen had, dat zij dus de stammoeder is van vele Zuid-Afrikaanse families die eeuwenlang prat gingen op hun ‘zuiver’ Europese herkomst, wordt door Muller evenmin genoemd. Na Eva's dood op Robbeneiland zijn haar kinderen met hun pleegouders naar Mauritius gegaan. Haar dochter Pieternella, die met de vrijburger Daniel Zaayman bijna dertig jaar op Mauritius heeft gewoond voordat zij in 1709 naar de Kaap terugkeerden, was de moeder van acht kinderen. Deze kinderen op hun beurt hadden grote gezinnen en zijn stamvaders en stammoeders van Kaapse families geworden. | |||||||||||||||||||||||||
Moralistische portretjesVanwege de wijdverbreide schriftelijke geschiedschrijvingstraditie hebben de dagboeken van Van Riebeeck en zijn VOC-opvolgers eeuwenlang bepaald wat ‘de feiten’ over Krotoa zijn. Zoals hierboven reeds werd aangeduid zijn deze ‘feiten’ toen ook nog eens zeer selectief weergegeven in twintigste-eeuwse geschiedenishandboeken. Ondanks de status van het dagboek van Jan van Riebeeck hebben weinig mensen dat ook echt gelezen en voor zover Krotoa/Eva's naam is blijven klinken | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||||||||||||
in Zuid-Afrika was dat in weergaven van mensen die voor hun eigen doeleinden hele scheve kleine moralistische portretjes van Krotoa/Eva hebben gedestilleerd uit Van Riebeecks dagboek. In deze bijdrage ga ik niet in op een uitgebreide weergave van de hervertellingen en revisies van Krotoa's verhaal voor ca. 1990. Ik verwijs daarvoor naar de kerkgeschiedenis van A. Moorrees uit 1937. Het leven van de ‘arme heidin’ Eva wordt aangegrepen om de geschiedenis van de Nederduitse Gereformeerde Kerk aan de Kaap van een mooi begin te kunnen voorzien. Ook fantaseert Moorrees graag dat Eva ‘een berouvolle sondares’ was toen zij stierf.Ga naar eind7 In het verhaal van Moorrees is geen plaats voor een mogelijk conflict van culturen of religieuze waarden. In 1942 zijn twee artikelen door D.B. Bosman (een van de redacteuren van Van Riebeecks dagboek) over ‘Eva’ in het gezinsblad Die Huisgenoot verschenen. In ‘Uit die biografie van 'n Hottentotten: 'n eksperiment in beskawing’, gaat Bosman heel ver in zijn patroniserende moralisering. Bosman kan Krotoa/Eva goed gebruiken in zijn verhaal over de ‘raciale identiteiten’ van wit en zwart en vooral om de ‘inherente minderwaardigheid’ van zwarte Zuid-Afrikanen uit te werken. Dat Eva behoefte had aan het onderhouden van familiebanden met haar eigen mensen komt niet bij hem op. Hij citeert slechts de zeventiende-eeuwse Nederlandse verwondering over het feit dat Eva haar Hollandse kleren weglegde wanneer zij naar haar familie ging: ‘wegh werpende haer reijne en nette clederen en daer voor in plaets gebruikckende stinckende oude beestevellen gelijcq alle andere smeerige Hottentoose wijven doen’. Hij schrijft verder: ‘Mens sou graag die morele ineenstorting van Eva wil toeskryf aan die verlies van haar leermeesters, en dit is hoogs waarskynlik dat hulle vertrek 'n belangrike rol gespeel het in haar verval van die genade.’ Over het gegeven dat Van Riebeeck doelbewust veel drank aan de Kaapse plaatselijke bevolking als lokmiddel had gegeven en de mogelijkheid dat Eva uit wanhoop aan de drank was geraakt, speculeert Bosman liever niet. Ook niet over de mogelijkheid dat Eva misschien om den brode moest hoereren in een koloniale buitenpost met weinig vrouwen nadat haar man in Oost-Afrika was gestorven. Bosmars conclusie is: ‘Soos die doop geen waarborg is van christelikheid nie, so is die beskawing geen waarborg van sedelikheid nie. By Eva was sowel christelikheid as sedelikheid baie oppervlakkig, bloot 'n lagie vernis. Telkens verval sy weer in haar oorspronklike staat van barbarisme.’Ga naar eind8 Ondanks Bosmans pretentie van objectiviteit plooit hij dus het zeventiende-eeuwse Europees en patriarchaal gecentreerde perspectief, zodat door contrastwerking de superioriteit van de zeventiende-eeuwse Hollander en dus ook van de twintigste-eeuwse blanke Afrikaner naar voren komt.Ga naar eind9 | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||||||||||||||
Egodocumenten zijn ook verhalenWat telkens blijkt, ook in Anna Boëseken's biografie Jan van Riebeeck en sy gesin (1974) is dat alle historici claimen dat ze objectief zijn omdat zij, meer of minder selectief, gebruikmaken van geschreven bronnen. Vroeger werd veel te weinig onderkend dat ook de keurig bewaarde geschreven VOC-bronnen verhalen zijn. Ook egodocumenten zoals dagboeken en brieven zijn namelijk soms gedeeltelijk verzonnen, en altijd maar ten dele waar. Een reden voor het selectief omgaan met ‘de’ waarheid door zelfs een plichtsgetrouwe ambtenaar als Jan van Riebeeck kan in het geval van het Daghregister zijn dat hij bijvoorbeeld wilde verhullen dat hij veel verder ging in wat een handelspost aan de Kaap moest worden dan zijn VOC-bazen voor ogen stond. Over zijn desperate pogingen om het land te ‘temmen’ zal hij heus niet alles hebben opgeschreven. De vraag hoe Krotoa/Eva, die zich duidelijk in geen enkel opzicht conformeerde aan haar tijdgenoten of zelfs aan de meeste moderne morele normen, dan wel uitgebeeld kan worden zodat haar eigen handelingsmacht, haar ‘agency’ meer tot zijn recht komt, is zeer relevant. De historicus Timothy Keegan heeft immers in verband met de Zuid-Afrikaanse geschiedschrijving terecht gewaarschuwd dat er, behalve de geneigdheid tot een ‘schoolboekversie’ van de geschiedenis gebaseerd op een moraliserende selectie uit schriftelijke bronnen, ook een ‘liberale’ geschiedenisvervalsende neiging is: om de Zuid-Afrikaanse geschiedenis tot een ander moralistisch verhaal te reduceren. In dat verhaal wordt dan een lange serie calamiteiten en vernederingen door de boze krachten van Europees kolonialisme op de plaatselijke bevolking naar voren gebracht. ‘There is enough truth in this’, zegt hij, ‘but Africans were never passive victims, stripped of agency, and the invasive forces were never omnipotent. Conspiracy theories about the past make for good politics, but bad history. In the intellectual cauldron of contemporary South Africa, reconstructing our understandings of the past is a crucial and contested task.’Ga naar eind10 Gewapend met de postmoderne neiging tot relativering zoeken academische en, zoals we later zullen zien, vooral ook literaire schrijvers de afgelopen decennia dus naar andere interpretaties voor gebeurtenissen uit het koloniale verleden. Historici voelen er steeds meer voor dat een zo groot mogelijke verscheidenheid aan methoden en methodologische inzichten ingezet moeten worden. Zo las de zwarte Afrikaanssprekende historicus Henry C. Bredekamp voor zijn proefschrift Van veeverskaffers tot veewagters (1982) de beschikbare primaire bronnen op een sociokritische eerder dan een empirische wijze.Ga naar eind11 Hij probeerde Krotoa's leven dus vanuit een Khoikhoi-perspectief te reconstrueren. Blanke schrijvers proberen in de postapartheidsperiode vooral om de complexiteit van haar rol als ‘tussenganger’/‘cross-over figure’ te benadruk- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||||||||||||||
ken door haar te plaatsen in zowel de context van het Fort van Van Riebeeck als in haar familie-(‘kinship’) relaties als vrouwelijk lid van de Khoi-gemeenschap. Dat werd bijvoorbeeld gedaan door de feministische theologe Christina Landman in haar artikel ‘The religious Krotoa’. Landman huldigt hetzelfde standpunt als Keegan wanneer zij waarschuwt dat niet alleen de schoolse historische voorstellingen eenzijdig en gevaarlijk zijn, maar dat ook sommige recente pogingen om Krotoa's verhaal te verheffen tot hét verhaal van zwarte religieuze vrouwen in Zuid-Afrika dat kunnen zijn.Ga naar eind12 Monolithische categorieën zoals ‘vrouw’, ‘zwart’, religieus’ en het ongedifferentieerde vrouwelijke, raciale en religieuze zelf moet volgens Landman krachtig worden geëlimineerd in de godsdiensthistoriografie. De dualiteit tussen zogenaamde witte objectiviteit en zwarte subjectiviteit moet worden ondermijnd, alsook benaderingen zoals missionaire functionaliteit, piëtistische gestileerdheid, verouderde objectiviteitsnormen en romantische overdrijving.Ga naar eind13 ‘Just as the notions of “the human nature is corrupted” and “the Khoekhoe are by nature uncivilised and irreligious” led to Krotoa being portrayed (since the time of Wagenaer) as the victim of her birth, the notion of Krotoa as representing a universal (black) womanhood as well as the global and timeless suffering of all women, creates “a female nature” for women as if there are no differences amongst them.’Ga naar eind14 Het spraakmakende artikel ‘Was Eva Raped? An Exercise in Speculative History’ door de Kaaps-Khoise historica Yvette Abrahams ging vele voorstanders van nieuwe benaderingen echter te ver en werd als opportunistisch beschouwd.Ga naar eind15 Carli Coetzee heeft echter als belangrijkste element uit het artikel van Abrahams gedestilleerd dat Krotoa conflict en verdriet symboliseert en als zodanig in ere moet worden gehouden.Ga naar eind16 | |||||||||||||||||||||||||
Verbeeldingrijke bevrijdingDe figuur van Krotoa heeft niet alleen academische verhalen gegenereerd. Vooral in een tijd van politieke overgang is een begeerte naar heling en heelheid soms overweldigend en tal van schrijvers hebben Krotoa in het centrum van hun werk geplaatst. Carli Coetzee wijst terecht in haar artikel ‘Krotoä remembered: A mother of unity, a mother of sorrows?’ op de verleiding om vergeten vrouwenfiguren als metaforen voor eenheid te gebruiken. Zij toont aan dat vooral blanke Afrikaners in het nieuwe postapartheid Zuid-Afrika een dringende behoefte hebben om ‘erbij te horen’ en dat Krotoa daarvoor ‘inzetbaar’ is en dus opnieuw wordt gemanipuleerd. De hoeveelheid en verscheidenheid aan teksten over haar zijn dan ook indrukwekkend. Talrijke pogingen zijn in de jaren negentig en vroeg in het nieuwe millenium ondernomen om haar verhaal op een verbeeldingrijke wijze te onderzoeken, om haar te bevrijden uit de onderdrukte positie waarin zij vastgeketend werd door historici die zich eeuwenlang hadden beperkt tot een reproductie | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||||||||||||||
van de autoritaire zeventiende-eeuwse ambtenarenpennen die alleen maar over haar schreven. De Engelstalige Karen Press schreef in 1990 een kinderverhaal Bird Heart Stoning the Sea en in diezelfde tijd een gedichtencyclus, Krotoa's Story waarin de poëtische stem van Krotoa zelf opklinkt in de kraal van haar oom Oedasoa. Zij praat hier met andere Khoikhoi-vrouwen, met de goden, met de vogels. Oedasoa geeft haar volgens deze weergave als een geschenk aan Van Riebeeck met de instructie dat zij haar mensen in die nieuwe omgeving het beste kan dienen. Krotoa ontsnapt in dit verhaal dus gedeeltelijk aan haar positie als bediende en aan de macht van de mannen aan de Kaap. Press legt namelijk de nadruk op een interpretatie dat Krotoa de taal en religie van de witte mensen aanleert en hun tolk wordt om daardoor vooral haar eigen mensen te kunnen helpen. In 1995 voerde de actrice Antoinette Pienaar met groot succes een zelfgeschreven ‘muziekdrama’ op bij het ‘Klein Karoo Nasionale Kunstefees’, waarin Krotoa als belangrijk thema in de recente Afrikaanstalige cultuur werd ingevoegd. Het slotlied van Pienaars voorstelling wordt gelegd in de mond van Krotoa's dochter Pieternella. Zij zingt daar over haar ouders Eva en Van Meerhoff, over de zon en de maan. Zij herinnert zich een verhaal van haar moeder dat er een tijd was toen de zon en de maan één waren. Geboorte overwint de dood, overleving is sterker dan vernietiging. Het is duidelijk dat het lied genezing en verzoening wil brengen, en de voorstelling was dan ook uitzonderlijk populair toen het in Oudtshoorn en Kaapstad werd opgevoerd in de opbloei van wat bisschop Desmond Tutu toen nog optimistisch de ‘regenboognatie’ noemde. Een jaar na de euforische eerste democratische verkiezingen van 1994 was het duidelijk dat vooral blanke Afrikaanssprekende Zuid-Afrikanen door middel van Pienaars weergave van het Krotoa-verhaal een poging deden om zich in te voegen in een nieuwe Zuid-Afrikaanse identiteit, hergearticuleerd in een Afrika-context. In tal van recensies werd Krotoa dan ook plotseling geclaimd als ‘onse ma’. De omschrijving van de Kaap als moederstad kreeg een nieuwe impuls. Pienaar leverde een pleidooi voor Krotoa's hybride identiteit en bij implicatie ook voor die van alle Afrikaners die het nieuwe Krotoa-verhaal aanhangen. Deze voorstelling van Krotoa was vooral belangrijk omdat het aangaf hoezeer zij de bron van een conflictueus verhaal is, dat met veranderde politieke agenda's telkens opnieuw voor ideologische redenen kan worden ingezet. Carli Coetzee heeft er daarom ook terecht voor gewaarschuwd dat Pienaars weergave van Krotoa een conservatieve impuls kan hebben, omdat al te gemakkelijk een valse soort eenheid gecreëerd wordt waarbij conflict en strijd door de profiteerders ervan wordt vergeten.Ga naar eind17 | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||||||||||||||||
Drie romansIn haar biografie Jan van Riebeeck en sy gesin (1974) heeft de VOC-historica Anna Boëseken al geschreven: ‘Oor elkeen van die vier Hottentot-tolke sou 'n mens 'n boek kan skryf.’Ga naar eind18 Bosman had trouwens hier ook al een interessante opmerking over gemaakt: ‘By 'n vorige geleentheid het ek vir Herry aan die hand gegee as held vir 'n historiese roman. Ek vra my nou af of dit vir die skrywer moontlik sal wees om Herry en Doman te sien as patriotte en volkshelde, Eva as 'n vroulike Quisling?’Ga naar eind19 Romans over Herry en de andere tolken bestaan bij mijn weten niet. Krotoa is duidelijk het favoriete personage van de moderne schrijvers. In 1999 verscheen de eerste van drie recente romans: Krotoa-Eva: The woman from Robben Island geschreven door Trudie Bloem. Bloem kwam tijdens haar werk als bibliothecaresse aan de Index to South African Periodicals de artikelen van Bosman tegen. Zij raakte gefascineerd door Krotoa en heeft jarenlang onderzoek gedaan. Haar boek is vrij traditioneel maar soms ook ‘experimenteel’. Zo geeft zij een variant op de traditie om ‘gezaghebbende’ kaarten van serieuze mannelijke ontdekkingsreizigers af te drukken. In haar boek reconstrueert zij de reizen die Krotoa/Eva zou hebben afgelegd in bijvoorbeeld de kaart getiteld ‘The route travelled by Krotoa and Arre’. De onmogelijke positie die Krotoa aan de Kaap had en de wijze waarop zij reageerde op de botsing van culturen staat centraal in het boek. Bloem verbeeldt haar personage als aanvankelijk trots op de nieuwe naam Eva, maar op haar doodsbed laat zij haar dan bijna onhoorbaar iets mompelen. Wanneer de gouverneur naar haar laatste woorden vraagt, zegt de ziekentrooster: ‘It sounded as if she said her name is not Eva.’ Behalve van het dagboek van Van Riebeeck heeft Bloem van ongeveer twintig andere historische en antropologische bronnen gebruikgemaakt. Haar boek is uitstekend gedocumenteerd, een kenmerk ook van de twee latere, veel dikkere boeken van Afrikaanstalige schrijvers. Pieternella van die Kaap (2001) door Dalene Matthee (647 pagina's) en Eilande (2002) door Dan Sleigh (750 pagina's) zijn kort na Bloems boek verschenen. Het blijkt dat de Afrikaanstalige schrijvers Krotoa voorbij haar dood willen nemen. Door de dochter Pieternella, die waarschijnlijk geboren werd in 1662, als spil te gebruiken, proberen zij kennelijk de stilte rondom de tussenfiguur, de zogenaamde ‘tweekopvrouw’ Krotoa en de niet te ontkennen ‘schandelijke’ dood die zij stierf, op te heffen. In het boek van Matthee is Pieternella de focaliseerder en verteller. De discontinuïteit van de levens van Krotoa en Pieternella wordt benadrukt door de herstructurering van geschiedenis in de roman. De geschiedenis van de ‘setlaars’ en hun onderhandelingen met de Khoi is als een lappendeken verweven met de officiële geschiedenis, met anekdoten en overgeleverde herinneringen. De Nederlandse historicus Schutte noemt het boek ‘een anti-koloniale roman’ en schrijft: ‘Matthee veegt | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||||||||||||||||
met veel oud koloniaal sentiment en met Europese superioriteitsgevoelens de vloer aan. Heren Bewindhebbers waren niet veel meer dan een stelletje roofridders. Matthee wijst de VOC en de Hollanders af. Maar ook het traditionele zelfbeeld van het Afrikanervolk [...] Pieternella van die Kaap houdt zich dus wel degelijk bezig met de historie, maar is desondanks geen geschiedschrijving. Want in wezen is Pieternella een zeventiende-eeuwse Kaapse vrouw met twintigste-eeuwse problemen, gevoelens, verlangens en overtuigingen in het hoofd.’Ga naar eind20 Eilande is een meesterstuk van ongelijke wijdte en diepte, een epos waarin de eerste jaren van de Kaapse nederzetting worden herroepen in zeven grootse taferelen. De uitgever prijst niet ten onrechte het boek als volgt aan: ‘Het verhaal strekt ver en wijd: over drie oceanen, drie vastelanden en een handvol eilande. [...] Als je weer uit dit boek terugkeert naar het leven van vandaag, ben je anders gemaakt. Dit is een onuitputlijkheid, een bakenboek voor ons gezamenlijk geheugen.’ De auteur dr. Dan Sleigh is archivaris van beroep en werkt als redacteur in de transcriptie-afdeling van het Kaaps archief. Hij is gespecialiseerd in het Nederlandse koloniale tijdperk en zijn belangrijkste werk voor deze roman was zijn proefschrift uit 1987, Die Buiteposte. VOC-buiteposte onder Kaapse bestuur, 1652-1795. | |||||||||||||||||||||||||
ConclusieDoor de postkoloniale critica Gayatri SpivakGa naar eind21 weten wij dat lezers stemmen van de stemloze zogenaamde ‘subaltern’, iemand die zelf geen tekst heeft nagelaten, alleen maar kunnen horen dankzij de interventies van feilbare tolken. De figuur Krotoa heeft vele vertolkers geïnspireerd tot telkens nieuwe verhalen. Sleigh onderstreept mijns inziens beter dan alle voorgaande schrijvers over Krotoa het besef dat het verleden niet een gegeven is in de zin van een objectiveerbare entiteit die neutraal kan worden weergegeven. Zijn boek is een demonstratie dat geschiedenis alleen bij de gratie van taal bestaat. Dat wat gebeurd is, kan alleen maar in woorden worden geactualiseerd: in historiografische én in literaire teksten.
Ena Jansen studeerde Afrikaans en Nederlands in Stellenbosch (Zuid-Afrika) en Algemene literatuurwetenschap in Utrecht. Zij promoveerde op Afstand en verbintenis: Elisabeth Eybers in Amsterdam (1996/1998). In 2001 verscheen de bloemlezing Boer en Brit. Ooggetuigen en schrijvers over de Anglo Boerenoorlog in Zuid-Afrika. Ze is verbonden aan de Vrije Universiteit als docent letterkunde en als bijzonder hoogleraar in de Zuid-Afrikaanse letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 80]
| |||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 81]
| |||||||||||||||||||||||||
Tal van recensies over de Krotoa-boeken zijn ook geraadpleegd. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||||||||||||||||
De Khoise Krotoa die als Eva van tolkte voor Jan van Riebeeck.
|
|