Klein kapitaal uit het handschrift-Van Hulthem
(1992)–Anoniem Hulthemse handschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 86]
| |
Ene dispitacie tusschen den sone ende den vader
| |
[pagina 87]
| |
herfst, de levensfase van de ‘jongere ouderen’. Het gestel van de mens wordt met het verstrijken van de jaren steeds kouder, en koude maakt bangelijk en somber. Vandaar dat het in onze tekst de vader is, die de wijn aanprijst als moedgever en pepmiddel (v. 6-8, 15, 47, 92, 96). In zijn beroemde traktaat over de liefde De amore libri tres (eind 12de eeuw) bespreekt Andreas Capellanus onder meer, welke personen voor de liefde geschikt zijn. Leeftijd kan een belemmering zijn: na het zestigste jaar van de man en het vijftigste van de vrouw is liefde niet meer mogelijk. Dan begint de natuurlijke warmte zijn kracht te verliezen, en de natuurlijke vochtigheid neemt sterk toe. Dit leidt tot problemen en allerlei kwalen, en er valt dan alleen nog werelds genot te verwachten van lekker eten en drinken. Ditzelfde idee wordt verwoord in een tekst, die als zelfstandig gedicht in het handschrift-Van Hulthem voorkomt (F.136V-137R), maar die we ook kennen als de aanhef van de proloog bij het tiende boek van de Roman van Limborch. Het lyrische ik beschrijft daarin hoe met het verstrijken van de tijd alles voorbijgaat; hij ondervindt dit aan den lijve, want zijn vespertijt (‘levensavond’) staat voor de deur. Alle genot en vreugde die er voor hem nu nog zijn weggelegd bestaan in eten en drinken, en de liefde kent hij alleen nog van horen zeggen, hoewel hij daar nog steeds veel genoegen aan beleeft. Een latere collega-dichter, de rederijker Joris van Lis, schildert in zijn nostalgische refrein op de stok Hey hey voerleden tijt waer sidi duere (‘Waar blijft de tijd’) een levendig beeld van zijn zeer amoureuze jonge jaren. In de prince-strofe constateert hij met meer verbazing dan spijt dat hij van lieverlee in Bacchus gelach geraakt is, en dat de wijn hem nu veel beter bevalt dan de liefde. Daar moet hij op zijn oude dag zelfs niet aan denken. Voor ons gevoel ligt het met elkaar vergelijken van wijn met vrouwen niet erg voor de hand, zeker niet wanneer ze als elkaars alternatief worden voorgesteld. In de Middeleeuwen komt de vergelijking wel meer voor, ook vanuit een andere optiek. In onze tekst is het verbindende element het schenken van vreugde. Elders worden vrouwen en wijn met elkaar vergeleken om hun macht of potentiële gevaar. Een kwestie van bijbelse herkomst (Ezra 3:3-4) is de volgende: Wat is het sterkste? De disputanten opteren voor respectievelijk de koning, de wijn, de vrouw en de waarheid. Het winnende antwoord luidt, dat de vrouw machtiger is dan de koning of de wijn, maar dat in het licht van de eeuwigheid de waarheid het sterkst is. De vraag sloeg blijkbaar aan; hij wordt - met varianten - besproken door Thomas van Aquino, in Maerlants Spiegel Historiael (eerste partie, boek 3, kap. 15), in het koningsspel in de Roman van Limborch (boek 11, v. 409-466) en in Hadewijchs tweede Rijmbrief. Traditioneel is ook de vergelijking van vrouwen met wijn - en liefde met dronkenschap - als waarschuwing tegen het gevaar van overdosering. In Maerlants Eer- | |
[pagina 88]
| |
ste Martijn (v. 911-923) bijvoorbeeld wordt van vrouwen gezegd, dat ze in wezen goed zijn en vreugde schenken, zoals ook wijn en vuur dat doen. Wie echter geen maat houdt, teveel drinkt, of te dicht bij het vuur komt, haalt zich door eigen schuld schade op de hals. Onze tekst vertoont dezelfde, exclusief mannelijke visie op de vrouw als genotof consumptie-artikel, vergelijkbaar met wijn. Maar van een vermaning tot maathouden ontbreekt elk spoor: van beide worden hier alleen de positieve kanten belicht.
Deze tekst was bedoeld om ten overstaan van een publiek te worden voorgedragen. Het is heel goed mogelijk dat dit door twee personen gedaan werd, waarbij de ene de rol van de vader en de andere de rol van de zoon op zich nam. Dit zal de levendigheid zeker ten goede zijn gekomen. S. Neumeister, die een studie schreef over Oudfranse samenspraken die de liefde als onderwerp hebben, is nog een stapje verder gegaan en sprak het vermoeden uit dat dit soort teksten zelfs door twee dichters gemaakt is, die het debat gemproviseerd zouden hebben ten overstaan van het publiek. Het geheel zou gezongen zijn waarbij de melodie een hulp geweest zou zijn om de woorden in de juiste vorm (strofen, regellengte, rijm) te gieten. Dit is een aantrekkelijke hypothese, maar het bewijs ervoor is moeilijk te leveren. | |
LiteratuurEen overzicht van de Middelnederlandse disputaties geeft: S. Axters, ‘Over “quaestio disputata” en “quaestio de quodlibet” in de Middelnederlandsche literatuur’. In: Ons geestelijk erf 17 (1943), p. 31-70. ‘Hey hey voerleden tijt waer sidi duere’ van Joris van Lis is uitgegeven als refrein cviii in: De refreinenbundel van Jan van Doesborch. Uitgegeven door C. Kruyskamp. Leiden, 1940. 2 dln. De editie van Ene dispitacie tusschen enen clerc ende sinen meester is: ‘Fragment eener berijmde zamenspraak uit de xiiie eeuw’. In: M. de Vries, Nieuwe werken der Maatschappij der Nederlandsche letterkunde 6 (1844), p. 123-186. De paralleltekst van de Limborch-proloog in Hulthem (‘Die tijt lijdt, ende henen veert’) is uitgegeven door J.F. Willems: ‘Oude rijmspreuken en priamelen’, in: Belgisch Museum 6 (1842), p. 184-217, aldaar p. 210-211. Voorts is gebruik gemaakt van: J.A. Burrow, The ages of man; A study in medieval writing and thought. Oxford, 1986; S. Neumeister, Das Spiel mit der höfischen Liebe. Das altprovenzalische Partimen. München, 1969. Beihefte zu Poetica 5 en P.L. van Veldhuijsen, ‘“Wat is het sterkste, de wijn, de vrouw, de koning of de waarheid?” Een quodlibetale kwestie van Thomas van Aquino.’ In: Millennium 2 (1988), p. 144-149. | |
[pagina 89]
| |
Ene dispitacie tusschen den sone ende den vader
| |
[pagina 90]
| |
Vader, hoe moeghdi des ghewaghen!
Al waer ic herde out van daghen,
Vrouwen souden mi behaghen
36[regelnummer]
Wel als si te voren plaghen.
Sone, aldus docht mi van desen
Doen ic van uwer tijt mocht wesen,
Maer nu es die brief ghelesen.
40[regelnummer]
Haddic den wijn, ic ware ghenesen.
Vader hevet u vergheten
Waerom dat vrouwen vrouwen heten?aant.
Omdat si vroude onghemeten
44[regelnummer]
Gheven connen, wildijt weten.
Sone, ic hebbe u wel verstaen,
Maer dat es mi al vergaen.
Die wijn doet mi vroude ontfaenaant.
48[regelnummer]
Als men mi scinct den edelen traen.aant.
Vader, een lieflijc opsien
Dat mi van vrouwen mach gescien,aant.
Willic altoes prisen voer dien
52[regelnummer]
Wijn, salic der waerheit gien.aant.
Sone, ic prise meer een gelach
Van goeden wine die ic wel mach,
Dan dat opsien dat si op mi sach,aant.
56[regelnummer]
Die mi te verblidene plach.
Vader, ghi en doet niet wel,
Dat ghi den vrouwen sijt rebel,
Die goedertieren sijn ende niet fel;
60[regelnummer]
Daervoer en prisic gheen dinc el.
Sone, bi trouwen, ic en ben,
Maer op den wijn steet mi mijn sen,
Want ic hebbe meerre ghewin
64[regelnummer]
Vanden wine dan van hen.
Vader, volgdi dan ghewinne,
Ende wilt laten vrouwen minne,
Die ic soe goedertieren kinne,
68[regelnummer]
Soe sidi onwijs van sinne.
Sone, soe seldi noch doen
| |
[pagina 91]
| |
Als ghi sijt een out gartsoen,
Ende prisen meer des wijns fantsoen,
72[regelnummer]
Dan ghi nu doet der vrouwen perdoen.
Vader, ic en sal nemmermeer,
Want ic sprac tot u lanc eer:
Ic blive vaster dan een meeraant.
76[regelnummer]
Bi vrouwen, sonder wederkeer.
Sone, ic sprac noch als ic sprac,
Al sijn vrouwen sonder lac,
Vanden wine hebbic gemacaant.
80[regelnummer]
Dat mi aen die vrouwen gebrac.
Vader, noch gemac noch joyen
En mach niet soe wel verfroyen
Als solaes van goeden vrouwen;
84[regelnummer]
Daer blivic bi, in goeder trouwen.
Noch en es gheen feeste volmaect,
Daer en sijn vrouwen wel gheraect.
Vader, eest dat ghi vrouwen laect,
88[regelnummer]
Soe sidi van vroetscapen naect.
Sone, ic wille vrouwen loven,
Want si connen droefheit roven,
Maer den wijn prisic daerboven:
92[regelnummer]
Hi can soe blidelike doen hoven.
Salic oec, sone, van uwen dingen
Der waerheit na den rechte gehingen,
Ghi moestet anderssijns toebringen.
96[regelnummer]
Die wijn doet mi soe vrolijc singen.
Vader, die werelt groet ende smal
Es van vrouwen comen al.
Die vrouwe die ons noch helpen sal,aant.
100[regelnummer]
Si beterde des menschen val.
Hierbi salmen vrouwen minnen,
Int ere der werder coninghinnen,
Want sonder hare, wilt versinnen,
104[regelnummer]
Soe en mach nieman troest gewinnen.
Sone, ic kinne dat tonser vrame
| |
[pagina 92]
| |
Jhesus daelde in Marien lichame,
Die edel Gods Sone bequame;
108[regelnummer]
Hi dede daer met af onse blame.
Vader, of ghi dat dan kint,
Waerom sidi dan soe blint
Dat ghi den wijn hier prosentaant.
112[regelnummer]
Boven den vrouwen ende houdt convertent?
Sone, ic kinne voer waerhede:
Marien doeghet ende hare gratie medeaant.
Bejaghede ons den iersten vrede
116[regelnummer]
Van dien dat Adaem mesdede.
Dit es kinlijc ende openbaer,
Maer metten brode ende wine claeraant.
Maect men Gode in den outaer.aant.
120[regelnummer]
Hiermet scakic u al daer.
Al scaecti mi, ic en ben niet mat.
Vader, wanen quam ons dat
Anders, dan die Gods Sone trat
124[regelnummer]
In Marien suveren vat?
Vader, dit merct ende besiet:
En ware ons dat niet gesciet,
Dat tsacrament dat ons God lietaant.
128[regelnummer]
En conformeerde men dan niet.
Sone, ghi hebt al waer geseit.
Te biddene es si altoes bereit,aant.
Maer den wijn prisic, hoe dat geit,
132[regelnummer]
Want hi verhoget al die werelt breit.
Vader, gemaect joye ende spelaant.
En mach mijn herte niet verfroyen soe wel
Als vrouwen, ter doget snel;
136[regelnummer]
Ic en prise daervoer gheen dinc el.
Maria es met sterren ghecroent,aant.
Al dat hemelsche heer daer mede verscoent,
Si es die alle doghet loent;
140[regelnummer]
Wie haer dient en es niet ghehoent.
Sone, dit hebdi wel begonnen,
Dat ic mi liden moet verwonnen.
| |
[pagina 93]
| |
Allen vrouwen willic goets onnen
144[regelnummer]
Om ene die gecleedt es met der sonnen
Ende es op die mane gestaen.
Laet ons haer wesen onderdaen,
Soe moghen wi den loen ontfaen
148[regelnummer]
Die nemmermeer en mach vergaen.
Amen.
CXVIII verse. | |
AantekeningenDe tekst, die te vinden is op F.100R,b-F.101R,b, werd eerder uitgegeven door J.F. Willems in Belgisch Museum, dl. 5, p. 76-81. De tekst is in het handschrift gestructureerd d.m.v. hoofdletters en paragraaftekens. De strofenindeling in de editie is gebaseerd op de aanwezigheid van hoofdletters die zich onderscheiden van de andere hoofdletters doordat ze iets groter en dikker zijn; de paragraaftekens zijn in de editie weergegeven door in te springen. Een structurering d.m.v. witregels kent het handschrift niet.
| |
[pagina 94]
| |
|
|