Den Hollandszen praat-vaars nieuwjaars-gift
(ca. 1745)–Anoniem Hollandszen praat-vaars nieuwjaars-gift, Den– Auteursrechtvrij
[pagina 77]
| |
Als de slaap wierd weg gezonden:
'k Lag wel zoetjes vast gebonden,
In de armen van myn Lief:
Och! wat valt het zoet te Dromen,
Was die nagt nooit om gekomen,
Minne-stookster, Harte-dief.
2.
Ryst myn weelden niet in top?
Heb ik niet daar ik om hengel?
Doed zy niet haar mondje op?
Zeid zy niet, ‘Kom hier myn Engel,
Zie myn tipjes, kust haar, strengel
Onze Zieltjes onder een,
Moet ik u myn handjes ryken,
Kom dan: wilje grooter tyken?
Eisste ik ooit iet meerder? Neen.
3.
Lieve Hemel wat een vreugd,
Stond die Droom eens uit te breken,
Tot verkwikking van myn Jeugd,
Hoorde ik haar eens wakend' spreken,
Blyf niet in u Dromen steken,
Trouwe Dienaar? myn gezag,
Mag u diensten niet mis-rekenen;
'k Zou, ô! Nagje, 'k zou u tekenen
Jaarlyks in myn Almanag.
|
|