Den Hollandszen praat-vaars nieuwjaars-gift
(ca. 1745)–Anoniem Hollandszen praat-vaars nieuwjaars-gift, Den– Auteursrechtvrij
[pagina 39]
| |
Herderin.
Wel hoe dus Herder, hoe spreekt gy my dus aan,
'k Bid gaat dog verder en laat my gaan,
Want dat zal immers nooit gebeuren,
Houd op van treuren, wilt na een ander gaan,
Ik sluit myn deuren en laat u staan.
2.
Herder.
Ach! verhoord dog eens myn kermen,
Opend eens u hert voor my,
Strek eens uit u lieve ermen
En .... verzagt het geen ik ly.
Herderin.
Ik wil niet hooren, daarom zeg ik vaar wel,
Ik stop myn ooren, adieu gezel,
Kiest vry een ander, na u behagen,
Hoe kunt gy plagen, een die niet minnen kan,
'k Schep geen behagen, in een Jonkman.
3.
Herder.
Moet ik dan troosteloos sterven,
Zonder uwe weder-min
En zult gy u niet ontfermen,
Nog .... verzagten uwe zin.
Herderin.
Neen, neen, myn zinnen zyn altoos als een steen,
| |
[pagina 40]
| |
Gantsch doof voor 't minnen en u geween,
Dat kan myn jonk hert niet verzagten,
Want al u klagten is dog maar ydel praat,
Die 'k niet zal agten, maar altoos haat.
4.
Herder.
Ach! ach! ach! wat bittere woorden,
Voor een hert, opregt in Min,
Droever nooit myn ziele hoorden,
'k Ste...rf, adieu myn Engelin.
Hfrderin.
Vaar wel Leander, neen, neen, men sterft zo niet,
Daar 's wel een ander, die u verdriet
Verzagten zal, wilt dog niet klagen,
Maar stil verdragen, 't zal wel over gaan,
De Min heeft vlagen; dus laat me gaan.
|
|