Den Hollandszen praat-vaars nieuwjaars-gift(ca. 1745)–Anoniem Hollandszen praat-vaars nieuwjaars-gift, Den– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 34] [p. 34] Den vlyende minnaar. Vois: Piet en Tryn. DUizend Kusjes duizend maalen En die zo veel duizend maal Als 'er 's Winters Sterren pralen, Aan den hoogen Hemel-zaal, Als 'er Water dropp'len loopen, Op de Spaanszen golven grond, Zo veel kusjes wil ik hoopen Van u schoone Rozemond. Van u kaakjes, die daar gloeijen Van het aller-êelste bloed, Van u lipjes, die daar vloeijen, Van het allerzoetste zoet. Van u oogjes, die my steeken In myn overwonnen hert, Die getuigen, zonder spreeken, Van myn vriendelyke smert. Maar wanneer ik aan de lipjes, Schier het eêlste van u lyf, Aan u roode kaaken tipjes, Als een Moszel, hangen blyf: Daar in zie ik nog u stralen, Nog u kaakjes, nog u mond, [pagina 35] [p. 35] Daar gy schoonste meê gaat pralen En ik myn vermaak in vond. Dan zie ik geen lagjen schynen, Dat myn smarten, dat myn pyn, Dat myn droefheid doed verdwynen, Als een Zomer Zonneschyn: Daar voor myne zorgen loszen, Als een digte nevel-nagt, Tot Apol zyn vlugge Roszen Aan den Hemel heeft gebragt. Laas! hoe kwalyk komen d'oogen, Met de lippen over een, Hoe vind ik my dan bedrogen, Wat een stryd is tuszen tween: Myn gezigt en mag 't niet leyen En wie 't kuszen myn verbiên, Want, wanneer 'er kusjes gleyen, Kan ik Rozemond niet zien. Vorige Volgende