Hollands Maandblad. Jaargang 2009 (734-745)(2009)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 21] [p. 21] Walter de la Mare (1873-1956) vertaling: Hafid Bouazza The Sleeping Beauty The scent of bramble fills the air, Amid her folded sheets she lies, The gold of evening in her hair, The blue of morn shut in her eyes. How many a changing moon hath lit The unchanging roses of her face! Her mirror ever broods on it In silver stilness of the days. Oft flits the moth on flimsy wings Into his solitary lair; Shrill evensong the cricket sings From some still shafow in her hair. In heat, in snow, in wind, in flood, She sleeps in lovely loneliness, Half-folded like an April-bud On winter-haunted trees. [pagina 22] [p. 22] De schone slaapster De geur van braam vult de lucht, Tussen haar geplooide lakens ligt zij, Het goud van de avond in haar haar, Het blauw van de morgen opgesloten in haar ogen. Hoe vaak bescheen een veranderlijke maan De onveranderlijke rozen van haar gezicht! Haar spiegel overpeinst het steeds In de zilveren stilheid van de dagen. Vaak flittert op flinteren vleugels de mot Zijn afgelegen stede in; Een schril avondlied zingt de krekel Vanuit een stille schaduw in haar haar. In hitte, in sneeuw, in wind, in vloed, Slaapt zij in liefelijke eenzaamheid, Half-geplooid als aprils bloesembot In winter-bezochte bomen. [pagina 23] [p. 23] Fare Well When I lie where shades of darkness Shall no more assail mine eyes, Nor the rain make lamentation When the wind sighs; How will fare the world whose wonder Was the very proof of me? Memory fades, but must the remembered Perishing be? Oh, when this my dust surrenders Hand, foot, lip, to dust again, May these loved and loving faces Please other men! May the rusting harvest hedgerow Still the Traveller's Joy entwine, And as happy children gather Posies once mine. Look thy last on all things lovely, Every hour. Let no night Seal thy sense in deathly slumber Till to delight Thou have paid thy utmost blessing; Since that all thing thou wouldst praise Beauty took from those who loved them In other days. [pagina 24] [p. 24] Vaar wel Wanneer ik zal liggen waar duisterschaduwen Mijn ogen niet meer zullen overvallen, Noch de regen een jammerklacht aanheft Wanneer de wind gaat zuchten; Hoe vergaat het dan de wereld wier wonder Juist het bewijs van mijn zelf was? Herinneringen vervagen, moeten wie herinnerd worden Tevens vergaan? Oh, wanneer mijn eigen stof Hand, voet, lip, weer aan stof afstaat, Mogen deze geliefde en liefhebbende gezichten Andere mensen dan behagen! Moge de roestige schovenhaag Nog steeds der Reiziger Vreugde omwinden, En als vrolijke kinderen bloementuilen vergaren Die eens van mij waren. Werp elk uur op alle liefelijke dingen Een laatste blik. Laat geen nacht Uw bewustzijn zegelen met doodse sluimer Voordat u vervoering Uw ultieme zegening heeft gegeven; Want alle dingen die u ooit verheerlijkte Nam schoonheid weg van degenen die ze liefhadden In andere dagen. Vorige Volgende