Hollands Maandblad. Jaargang 2007 (710-721)
(2007)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |
Acht minnezangen
| |
Minnezang van een kleermakerMet verlating tornde je de naden van de liefde
Sinds de naald van afkeer mij prikte
Zo nauw is de saraballa van mijn hart
Dat het al over een broeksknoopsel struikelt
En o kaproen van verwijdering je bedrukte
Mij met de twee gerenGa naar eind3 van mijn hartstocht
De lusgaten van mijn oog zijn door jou verbonden
Met de knooptouwen van tranen op mijn wang
O vingerhoedje van het hart o zijn boord
De herinnering aan de beloften kwelt mij
En wat er ervaren is aan zijn verening wordt geknipt
Door de schaar van verwijdering dun en scherp van snede
O gordel van de ziel en o haar zoomfranje
Ik kan niet ontsnappen aan een verening met jou
O kousen van mijn vreugden en o
Kraag van mijn leven: jullie zijn anders dan ik jullie kende
| |
[pagina 4]
| |
Minnezang van een bakkerAfscheid kneedde de bloem van de liefde tot deeg
In een schaal van houten afwijzing
En verwijdering gistte: het vuur van liefde
Wordt onstoken door de mest van verte
En afscheid kwam met zijn pookGa naar eind4
De platbroden van hartstocht oprakelenGa naar eind5
De schoonbroden van beloftes zijn vergiftigd
Afgebrokkeld op het dienblad van inspanning
| |
Minnezang van de paardenmeesterAls afwijzing de kribben van mijn lichaam afbreekt
Dan blijft mijn hart gevuld met gedroogde klaver
Ik ben een man in het gareel van de liefde ingetoomd
Door de teugel van verlatenheid gebreideld in verterende ziektes
Troost mij met een fraaie sjabrak van je verening
Of met schone slaap want mijn sluimer is in jaaglijnen gevangen -
Die reikte naar het halstouw van samenzijn toen deze tevoorschijn zwiepte
Terwijl de vliem van afwijzing in zijn handen ontbloot was
Hierna heb ik mij in ooglappen gehuld
In de stal van genegenheid: de toortel van liefde ligt verspreid
| |
[pagina 5]
| |
Minnezang van de boerIk zaaide zijn liefde in de voren van zuiverhartigheidGa naar eind6
En bevloeide haar met het water van trouwbestendigheid
En ik bemestte haar met verening en liet geen moeite na
Opdat het mest haar bescherme tegen mislukking door afwijzing
En toen het gewas oprees en rijp groende
Kroop afscheidsschimmel in de aren van genegenheid
Minnezang van de geneesheer
Samenzijn uit de pipetGa naar eind7 van afscheid waarop
De maag van samenkomst los sloeg in diarree
En mijn lief trof mij met de koliek van een verwijdering
Die onverschillig maakt voor de verwijten van de albedillen
Zo wordt het hart van de geliefde vermagerd door de tering
En mijn hart gemarteld door knokkelkoortsGa naar eind8
En mijn hart heeft de pleuris en is ziek
O Ibn MāsawayhGa naar eind9: mijn uitvluchten zijn mij ontdwaald
Als Hippocrates leed aan wat ik lijd en Galenus
Dan zouden zij beiden in een sombere staat zijn
| |
Minnezang van de drankslijterEen korte teugGa naar eind10 dronk ik samen uit de beker van de liefde
En taptappelde de wijn van verening in de bokaal van afscheid
De kruiken van verlating negen voortgeduwd door jeugdig verlangen
En braken de glazen urnen van verdriet in mijn borst
En de bland van de beker was de vurige dorst van Eros
En de karaf van verlating en twee fiolen van bedrog
| |
[pagina 6]
| |
Minnezang van de onderwijzerVerlatenheid heeft de leerlingen van mijn hart gedood
Mijn cor wordt gemarteld door waanzin
Afscheid heeft het houttablet van mijn lever gebroken
Niet meer hoop ik op een verening met wie ik liefheb
Rekenkunde is uit mijn leven opgeheven en mijn
Meester heeft zijn band met mijn banden verbroken
Liefde griffelde in mijn hart op twee
Leien en onderwierp mijn ribbenkast aan de tering
Mijn lever verschoonde zijn inktkoker - dus de inkt
Van het oog door de verlating van mijn meester in waterval
De katoenwollen kokerstopGa naar eind11 van verwijdering zwartte mijn gezicht
Door mijn aanraking en mijn hart staat door verwijdering in brand
| |
[pagina 7]
| |
Biografische notitie- Abũ cUthmān cAmr ibn Baẖr al-Basri (776-868), bijgenaamd Al-D̰j̰āh̰iz̰, ‘De Bol-ogige’, werd geboren te Basra in een armelijke familie. Door zelfstudie ontwikkelde hij zich tot een bekende en begaafde prozaschrijver, geleerde, theoloog en polemisch vrijdenker. Hij was een van de voornaamste leden van de wijsgerige Muctazila-school, waarvan de aanhangers neoplatonisme met de islam wilden verzoenen en bijvoorbeeld niet geloofden dat de Koran het eeuwige woord van God was. De reikwijdte van de onderwerpen die Al-D̰j̰āh̰iz̰ aansneed in zijn geschriften was enorm, net als zijn productiviteit: hij schreef over zowel theologische, filosofische als wereldse en zelfs ‘liederlijke’ onderwerpen. Als schrijver kan hij, door zijn brede interesse en kennis (en psychologische inzicht) worden aangemerkt als een ware homo universalis. Zijn werk wordt tegenwoordig vooral als literatuur beschouwd en niet als wetenschappelijk, hoewel de scheidslijn, wat mij betreft, moeilijk is vast te stellen. Hoe omvangrijk zijn oeuvre ook was, er is helaas veel van verloren gegaan. Een van zijn verhandelingen heb ik eerder vertaald onder de titel Rond voor rond of als een pikhouweel (Uitgeverij Prometheus 2002). De hier vertaalde ‘minnezangen’ van Al-D̰j̰āh̰iz̰ komen uit een traktaat (risālah, ook ‘epistel, brief, essay’) met de titel ‘Het beroep van de souteneur’. Elk van deze gedichten lijkt gevloeid uit de pen van steeds een andere ambachtsman, maar in werkelijkheid zijn ze alle van de hand van ‘De Bol-ogige’ die speelt met de literaire conventies van de nasāb, de liefdespoëzie. Het gaat dan bijvoorbeeld om het gebruik van de dualis (het tweevoud, dat verwijst naar zaken die alleen paarsgewijs voorkomen) en de stereotype smartelijke termen zoals ‘afscheid’, ‘verlating’, ‘afwijzing’, ‘verwijdering’ enzovoort. Zoals moge blijken, was Al-D̰j̰āh̰iz̰ niet gespeend van humor. | |
[pagina 9]
| |
|