Hollands Maandblad. Jaargang 1991 (518-529)
(1991)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 30]
| |
Een drama van tien minutenGa naar voetnoot*
| |
[pagina 31]
| |
maar herinnerde zich dat het hem, aartsengel van het Maria Boodschapplein, niet paste om in discussie te treden met een dronken arbeider. Hij hield zijn adem in en boog de lamoenen van zijn brilletje weer over zijn krant. De arbeider bleef, zonder zijn blik af te wenden, naar het brilletje kijken. Het heelal zwom al deinend voor hem uit. De aarde maakte binnen dit heelal in enkele seconden tijds een volledige omwenteling, de zon begon onder te gaan, daar was ze al verdwenen, de witte tanden betrokken. Nacht was over zijn gezicht gekomen. ‘We zullen jullie, tyfuslijders, eens een lesje leren... en of!’ zei hij ineens en hij stond op. ‘Wie denk je wel niet dat je bent, hè? Je bent een kapitalist, dat ben je, ja! Doen alsof je de krant leest, alsof ik niet voor je besta! Maar ik zal je, ik zal je eens een knal op je bril verkopen, dan zul je wel merken wie er bestaat!’ De krant op de knieën van de mooie jongeman trilde. Hij begreep dat zijn Vasiljevski-eilandse droom gesneuveld was: onder het bloed en vol blauwe plekken zou hij toch niet voor zijn Maria kunnen verschijnen. Twintig paar ogen volgden het drama dat zijn ontknoping naderde zonder hun blik ook maar een seconde af te wenden. De arbeider liep op de jongeman af, haalde zijn hand uit zijn zak... Hier moest, volgens de wetten van de dramaturgie een pauze komen, opdat de zenuwen van het publiek als een snaar tot het uiterste gespannen zouden worden. De conducteur vulde deze pauze: hij haastte zich naar de plaats van handeling om zijn plicht als christen en als woordvoerder van de passagiers te vervullen. Hij greep de arbeider bij zijn mouw: ‘Mijnheer, mijnheer! Rustig aan! Dit past hier niet!’ ‘Jij, jij kunt je er beter niet mee bemoeien! Bemoei je er niet mee, zeg ik je!’ gromde de arbeider dreigend. De conducteur deed haastig een stapje terug in de richting van de deur en bleef als bevroren staan. De tram hield stil. ‘Grote Boulevard... nu Boulevard van de Proletarische Overwinning geheten,’ mompelde de conducteur voor zich heen, terwijl hij schuw de deur opendeed. ‘Grote Boulevard? Ik moet er hier uit. Nnou, n-nee, ik ga er nog niet uit! Ik blijf nog even!’ De arbeider boog zich over het Amerikaanse brilletje. Het was duidelijk dat hij niet weg zou gaan voordat het drama in een catastrofe geëindigd zou zijn. De opgewonden, snelle ademhaling van de Komsomol-meisjes was hoorbaar. De dame, die de mand met het hondje vast omklemd hield, maakte zich in een hoekje zo klein mogelijk. De Izvestija trilde op de parelgrijze pantalon. ‘Nou, vooruit! Hé, jij! Til je smoeltje eens op!’ zei de arbeider. De mooie jongeman hief verwezen en gehoorzaam zijn brilbespande gelaat op, zijn ogen knipperden achter zijn brilletje. De tram stond nog steeds stil. De versteende conducteur had de kracht niet om zijn hand uit te strekken naar de bel. De arbeider stampte in zijn reusachtige viltlaarzen en hief zijn hand op boven de ‘kapitalist’. ‘Nou,’ zei hij, ‘ik stap hier uit en misschien kom ik jou nooit meer tegen. Maar ik zal je ten afscheid nog even...’ De conducteur had zijn adem ingehouden maar strekte, omdat hij de ontknoping voelde naderen, zijn hand nu naar de bel uit. ‘Blijf staan! Waag het niet!’ riep de arbeider. ‘Laat me mijn zin afmaken!’ De conducteur bevroor opnieuw. De arbeider schommelde even, alsof hij moest mikken en... maakte zijn zin af. ‘Laat me je ten afscheid, knapperik van me, een pakkerd geven!’ Hij greep de verwezen jongeman in een stevige omhelzing beet, zoende hem vol op de mond en stapte uit. Een pauze van een paar seconden, daarna een uitbarsting. Het trampubliek barstte in lachen uit; de tram ratelde verder over de rails, door wind en duisternis, langs de bevroren Neva. | |
[pagina 32]
| |
Over Zamjatin Evgeni Ivanovitsj Zamjatin was een pope-zoon uit Lebedjan, een provinciestadje in Centraal-Rusland. In Sint Petersburg volgde hij een opleiding om ingenieur te worden. Daar werd hij lid van de bolsjevistische partij en werd hij tot twee keer toe, in 1905 en in 1911, in verband met zijn politieke activiteiten opgepakt en tot verbanning veroordeeld. Zijn werk als ingenieur combineerde hij met zijn schrijverschap. Toen hij tijdens de Eerste Wereldoorlog in Engeland verbleef om toe te zien bij de bouw van Russische ijsbrekers, schreef hij een aantal satirische verhalen over de bewoners van dit eiland. Na de Oktoberrevolutie deelde Zamjatin in de korte, maar hevige artistieke bloeiperiode aan het begin van de twintiger jaren. In het Westen is hij vooral bekend geworden door zijn roman Wij (My, 1920), een voorganger van en misschien ook wel model gestaan hebbend voor Huxley's A Brave New World, iets wat Huxley overigens altijd ontkend heeft. George Orwell ontkende daarentegen niet dat hij Zamjatins roman had gelezen en dat het tot op zekere hoogte als voorbeeld had gediend voor 1984. Het politieke klimaat voor schrijvers veranderde echter. Aan het einde van de jaren twintig stond Zamjatin herhaaldelijk bloot aan aanvallen in de pers. Hij schreef toen een publieke brief aan Stalin, waarin hij het recht om te emigreren eiste. Zijn verzoek werd ingewilligd en in 1931 vertrok hij naar Parijs, waar hij in 1937 stierf. |
|