Hollands Maandblad. Jaargang 1991 (518-529)
(1991)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 26]
| |
Vreemdenjij maakt een smak
op de marmeren museumvloer,
je schoen
glijdt op de verijsde rivier ver
weg, ik zit op tafel
alsof ik zeeziek ben
voortdurend op te bellen
maar ik weet niet naar wie
driemaal klinkt de schel, einde werkdag
in het zog van de zwijgende mensenstroom
staar jij wanhopig naar het rode licht
de zakkende zon in het regenwoud
brengt de mensen in vervoering, ik
keer handschoenen als bananeschillen binnenstebuiten
schud er zand en tabakskruim uit
scheer dan mijn eenzame baard af
en smijt hem met het schuim
tegen de troebele
spiegel, jij loopt door de plassen
en ziet die vreemde gestalte
met achter zich de hemel op een uithangbord
een duif van glas
strijkt neer, ik
wurm me onder het bed, zoek verder
fonkelende sterren krabben mijn handen
in de schemerige bioscoop
kauw jij op een snoepje
en snikt om een verdrietig
verhaal, ik doe het licht aan
en lach, geleund tegen de deur:
al die kansen jou te kennen -
zo te zien zijn wij allesbehalve
vreemden, de deurknop
heeft bewogen
| |
[pagina 27]
| |
De slaapwandelaar van augustusde stenen klok van de zeebodem klinkt
klinkt en stuwt de golven op
het is de maand augustus die daar klinkt
in augustus schijnt op het noenuur geen zon
het driehoekig zeil staat bol van de melk
en torent boven de drijvende lijken
het is de maand augustus die daar torent
de appels van augustus rollen van de heuvel
het lang gedoofde baken
wordt door de blik van de zeeman verlicht
het is de maand augustus die verlicht wordt
weer wacht de markt van augustus op de eerste vorst
de stenen klok van de zeebodem klinkt
klinkt en stuwt de golven op
de slaapwandelaar van augustus
heeft de zon in de nacht gezien
| |
De sneeuwgrensvergeet wat ik gezegd heb
vergeet de in volle vlucht neergeschoten vogel
vergeet het koraalrif
laat het alles weer ondergaan
vergeet zelfs de zon
op haar onvergankelijke zetel
hangt nog slechts een dik bestofte lamp
te schijnen
de steile wanden boven de sneeuwgrens
zijn de een na de ander ingestort
als om iets weg te sluiten
onder de sneeuwgrens
stromen de beekjes door het malse gras
loom en lui voorbij
|