Afluisteren
Paul van Capelleveen
Roland Barthes door Zijn Buurman
- | die man kan nog wel wat anders |
- | 'hum |
- | ja, ik ga gewoon naar de Denneweg, hoor |
- | toen bij die man op tafel met de spons, maar die man kan dat helemaal niet |
- | ik dacht dat je het per ongeluk deed |
- | echt? |
- | nee, doorgaan gestremd of zo staat er te lezen |
- | mam, mijn fietsband moet opgepompt worden |
Wat kan een luisteraar zich toch gewichtig voelen. Het is niet anders, of de woorden die ik bij toeval hoor, onder mijn raam, of onderweg, worden door jou uitgesproken op een cruciaal moment van je leven: het moment waarop je mijn leven binnenstapt en de vreemdeling wordt die je er zult blijven.
De zinsdelen die ik op deze wijze opvang, worden niet bepaald door de aanhef of door de antwoorden die er normaal gesproken op zouden volgen (jij schoof verder over het trottoir en ik bleef achter), maar door een simpele beweging: de lichte, soms verbaasde hoofdknik die aangeeft dat mijn verbeelding jouw onvoltooide zin omvormt tot een essentieel drama. Het aantrekkelijke van dit drama, dat dus geschoeid is op de onvoltooidheid, de onvoltooibaarheid zelfs, is dat het zich geheel afspeelt tussen de coulissen.
Er mag een afloop worden verondersteld, maar het is beter dit niet te doen.
Waarom zouden we anders tussen de coulissen blijven staan?
Onvrijwillig werd ik het slachtoffer van andermans zinnen, maar ik moet toegeven: zonder noemenswaardige verwondingen. Mijzelf moet ik ook iets toegeven: de zinnen in mijn hersens zijn opgeweld tijdens een procédé dat niets, maar dan ook niets, heeft uit te staan met de zogeheten écriture automatique.
Oorspronkelijk hadden je woorden een doel. Er bevond zich een gespreksgenoot naast jou, op straat. Die andere luisteraar echter hield zich daar niet op: ik zat binnen, aan de andere kant van het venster. Jouw woorden hoefden mij niet te overtuigen. Je ondervroeg mij niet. Deze woorden, gebruikt voor je conversatie, begrepen en achtergebleven, waren voor mij slechts en-passant-taal. Geen taal is minder automatisch. Doel en onderwerp zijn even afwezig in deze taal als in een droom die ik ooit had (een droom die jij ooit had): ze lijken onbestaanbaar, onverklaarbaar, onherleidbaar.
Maar een goede spion trekt niet te vroeg zijn conclusies. En dat is wat deze zinnen zijn: de conclusies die geen enkele spion getrokken heeft, behalve de spion die de zinnen zelf heeft uitgesproken: luister jij wel naar jezelf? Kortom, de woorden van deze vreemdeling zeggen me honderd keer achtereen: het is of ik mezelf hoor praten. Geloof, nog korter om, geloof de butler, want Agatha Christie heeft het zelf gedaan.
- | mama wordt hier heel boos van, mama is al boos |
- | ik heb een gat in mijn trui |
- | nee, nee, het enige probleem dat hij heeft, het enige probleem dat hij heeft |
- | veel bewuster, weet je dat ik naar de stad loop, gerust |
- | dat had je eerst zelf moeten ontdekken |
- | het is leuk om dingen te verzinnen die niet waar zijn |
- | ze zit bij haar in de klas |
- | nee, hoor, helemaal niet |
- | kom dan! |
Zoals tijdens een verhuizing steeds andere boeken door mijn handen gaan en ik nauwelijks tijd kan vrijmaken om ze in te kijken en enkele zinnen aan de pagina's te ontrukken, zo gaan de mensen door mijn straat en hoor ik ze praten op het moment dat ze mijn raam passeren, waarmee ze van willekeurige wandelaars met een eigen leven verworden tot willoze passanten; op datzelfde moment hoor ik hun woorden alleen omdat ik toevallig, verstoord, opzie uit mijn lectuur, of omdat ik, verstrooid, niets om handen had, daar ik verkeerde in een stemming die het beste valt te vergelijken met een geestelijke verhuizing; de woorden van buiten hebben mij betrapt in die impasse tussen twee gedachten in.
Roerloos blijf ik, verankerd in mijn angst