er een scala van mogelijkheden, en de politieke discussie zal verstommen als wij alleen overhouden een humeurig vertrouwen in het vrijzinnig kapitalisme.
Er zal iets anders bedacht moeten worden waarover wij het niet alleen incidenteel maar fundamenteel oneens kunnen zijn. Het linkse uiterste is nu weggevallen, en het rechtse uiterste was er al niet meer, hoe hard sommigen ook hun best doen om ons te overtuigen dat er een fascistische herleving dreigt. Het zal slaapverwekkend worden als wij in onze politieke gedachten allemaal vlak bij elkaar staan - als wij met een onbedoeld eenpartijstelsel moeten werken.
Wat kunnen wij inroepen om de kleurloze eensgezindheid te doorbreken? De ecologie zou kunnen helpen, door ons te verdelen in natuurmensen en cultuurmensen; of het rascisme, althans het anti-racisme; of het feminisme. Denkers en grondleggers zullen de leer moeten verzwaren met leerstellingen: dan zal een aantal mensen er de zin van hun leven aan ontlenen.
Of het er genoeg zullen zijn om een nieuw tijdvak te domineren kan niet voorspeld worden. Hoe een geloof tot stand komt, hoe gelovigen in de staat van ontzag en verwachting gebracht worden waar zij behoefte aan hebben, is onbekend. Wij kunnen alleen toezien en gissingen doen.
Het geloof is een wonder; wereldlijke conflicten zijn ons beter vertrouwd. Als de mensheid het erover eens is dat de wereld geen verlossing nodig heeft maar goederen, kan er nog veel getwist worden over de methode en de proporties van de toewijzing. Met hoe weinig welvaart wij genoegen horen te nemen als wij onbekwaam en gemakzuchtig zijn, en hoe hoog boven het gemiddelde de beloning van de knapsten en de handigsten mag uitstijgen; of dat precies geregeld moet worden of alleen bij benadering; wat er voor boetes uitgedeeld moeten worden, en wat voor subsidies - op talloze punten kunnen wij van mening verschillen zonder ons de illusie te maken dat de juiste oplossing de weg aangeeft naar de verlossing van de mens uit zijn onvoldaanheid.
Met deze beperkte ambities zouden wij de twee voornaamste partijen kunnen definiëren als de rechtvaardigen en de opportunisten. De rechtvaardigen zijn de erfgenamen van de progressieven. Zij willen niet dat sommige mensen beter af zijn dan andere zomaar omdat het blinde lot hen voortrekt. Iedereen heeft in beginsel dezelfde rechten; uitzonderingen mogen alleen voorkomen als zij gemotiveerd kunnen worden. Al de regelingen die gemaakt zijn om gelijke behandeling te verzekeren moeten in openheid tot het uiterste toegepast worden.
De opportunisten denken dat een maatschappij die in deze geest geregeld wordt verlamd raakt. Aangezien geen twee mensen en geen twee omstandigheden hetzelfde zijn is het ieders taak om voortdurend alert en beschikbaar te blijven en de kansen te benutten die zich voordoen. Het is zielig voor degenen die er geen handigheid in hebben, en als zij in nood raken mogen zij geholpen worden; maar het hoofdpunt is dat de mensen op de wereld zijn om mee te spelen, niet om in de watten gelegd te worden.
Het idee dat de rechtvaardigen als zij hun zin krijgen de samenleving zullen verlammen stond al in 1714 in The Fable of the Bees van de oud-Rotterdammer Bernard Mandeville die in Londen een carrière was gaan opbouwen als arts en als essayist. De titel dekt uit een leerdicht over goedwillende bijtjes gevolgd door een urenlange toelichting. Private vices, public benefits, was de formulering waarin Mandeville zijn leidende gedachte onderbracht: hoe meer de burgers elkaar proberen te overtroeven, hoe meer welvaart. Een wijdverbreide slogan is het nooit geworden. Rechtvaardigen willen er natuurlijk niets van weten; veel opportunisten kunnen er zich mee verenigen maar willen het niet ongegeneerd uitdrukken. Toen onder Mrs. Thatcher de gedachte van Mandeville het Engelse regeringsbeleid ging bepalen werd hij dan ook anders gesteld. Wat bij hem vices heette noemde zij virtues. Op die manier kunnen eigenbelang en fatsoen met elkaar in overeenstemming gebracht worden; maar niet zo naadloos dat de zaak nu afgehandeld is.
De opportunisten hebben de laatste tien jaar meer steun van de kiezers en de publiciteit gekregen dan zij een generatie lang gewend waren geweest. Dat hun maatschappij van promotiekansen en sponsorship beter aan alle wensen tegemoetkomt dan de rechtvaardige van geborgenheid en subsidies is op den duur niet gebleken. Links en rechts hebben allebei een voordelige en een onuitstaanbare kant. Met een van tweeën voorgoed opgescheept zouden wij niet willen blijven zonder politiek geloof. Anders is het vooruitzicht zo onaantrekkelijk als lopen alleen op een linker- of een rechterbeen.
Als dit voorlopig de opvatting blijft van de meerderheid van de burgers zullen wij verstandige tijden beleven. Alles wordt dan op zijn merites beoordeeld, nergens wordt het heil van overschat; wat een behaaglijke toestand.
Intussen zullen sommigen naar overtuiging blijven zoeken. Misschien zal de politiek nooit meer aan de behoefte tegemoet-