Hollands Maandblad. Jaargang 1991 (518-529)
(1991)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 42]
| |
ClaartjeDit glas bevat
zoveel een glas
bevatten kan:
doorzichtig koel
onaangedaan
en tot de rand
gevuld met water
dat het licht
stil doorlaat
de lamp spiegelt.
| |
Zie jede woorden
die ik gewoon was te proeven
op dat goudschaaltje
te wegen op mijn tong
de woorden
die ik gewoon was
begonnen me op den duur
samen stuk voor stuk
tegen te spreken.
Dus wilde ik andere.
Ik nam ze van anderen
en liet ze voor mij uitgaan
als kinderen misschien wel
als heraut of herder.
Dat zou ik nog wel zien.
Ze liepen namelijk op stelten.
Maar het moeras
was keihard opgedroogd
beklinkerd, het publiek
drong voor en ik
ben nu ouder en als de dood
zo bang dat we vallen.
| |
[pagina 43]
| |
AprilSlordige wolken bij vlagen
bijeengeveegd door de wind.
Een bui die snel afgeraffeld
alweer voorbij is. Komt er
de zon fel licht tegenin.
Ik sta daar wel van te kijken.
| |
EindeDe verschikbare verenbegrenzing
van vogels verschrikt me niet meer
nu ik leunen kan in je gevleugelde oksel,
broer van het mouwloos netelhemd.
Hoor hoe ik mompel, mijn eerste woorden
sinds ik mij brandde aan de dood:
‘Dat er een reiger was
verstard skelet
aan de kant
waar ook asters
langs het water bloeiden
spiegelend lila
op grijs, koel
en zachter sterven.
Dat, toen de wielen over de keien
vonken spatten, onder de toren
de klokken ronder klonken, mij bijna
raakten, waar zij stonden
met man en macht
en het hout
wachtte.
Hoe daarna, zwanen laag over,
het zoevend bewegen van al jullie vleugels
ertussen viel.’
|
|