| |
| |
| |
Leven als God in Frankrijk
een psychologische theorie over de kwaliteit van het bestaan
Ad Bergsma
In de naar schatting veertigduizend jaar dat homo sapiens op aarde rondstapt, heeft hij veel bereikt. Zijn denkvermogen heeft zelfs een uitstapje naar de maan mogelijk gemaakt. De enorme vooruitgang heeft echter niet geleid tot het grote geluk voor iedereen. De menselijke emoties laten zich niet dwingen door c.d.'s en videorecorders.
‘Geld maakt niet gelukkig...’ Deze populaire wijsheid levert een belangrijk probleem op voor theorieën over de kwaliteit van het bestaan. Wanneer zij uitgaan van harde, objectieve feiten, zoals inkomen, huisvesting, voedingstoestand en scholingsgraad kan het gebeuren dat iemand met een hoge kwaliteit van het bestaan doodongelukkig is. Een goede theorie kan daarom niet om dit levensgevoel heen. Dit neemt echter niet weg dat ook de objectieve feiten van het grootste belang zijn. Dit wordt onderkend met de veel gehoorde toevoeging: ‘...maar het is wel gemakkelijk!’
De moeilijkheid is het gevoelsmatige aspect te combineren met de meetbare gegevens. De Engelse schrijfster Virginia Woolf vond dit een onmogelijke opgave. De meetbare werkelijkheid is volgens haar even massief als graniet en het levensgevoel is even ongrijpbaar als een regenboog. Het doel beide tot een naadloos geheel aaneen te smeden leek haar te hoog gegrepen. Een begrijpelijke gedachte van iemand die tijdens haar leven welvarend en succesvol was, maar desondanks leed aan zenuwinzinkingen. Zij pleegde in 1941 zelfmoord.
De geschiedenis heeft Virginia Woolf gedeeltelijk gelijk gegeven. In de vijftig jaar nadat zij deze vergelijking maakte, is geen bevredigende theorie over de kwaliteit van het bestaan opgesteld. De Wereld-Gezondheidsorganisatie kwam bijvoorbeeld met de volgende opvatting: gezondheid is een toestand van volledig lichamelijk, geestelijk en maatschappelijk welzijn en niet slechts de afwezigheid van ziekten. Een beetje liefdesverdriet en de kwaliteit van iemands bestaan is ernstig aangetast. Deze definitie is overigens aangepast aan de haalbaarheid sinds de Wereld-Gezondheidsorganisatie zich als doel heeft gesteld dat iedereen in het jaar 2000 gezond moet zijn. Nu is iemand gezond als hij in staat is een sociaal en economisch produktief leven te leiden.
Andere opvattingen over de kwaliteit van het bestaan zijn ook niet volledig. Sommige theoretici denken dat geluk het gevolg is van een optelsom van kleine pleziertjes. Terwijl anderen juist beweren dat het gelukkig-zijn verantwoordelijk is voor het vermogen te genieten van leuke dingen. Hetzelfde geldt voor doel en activiteit. De een beweert dat het bereiken van doelen het ware geluk brengt, terwijl anderen juist de bezigheden om een doel te bereiken belangrijker vinden. Weer een ander beweert dat pijn en genot nauw verweven zijn. Plezier ervaart men alleen als men weet wat pijn is. Men kan met andere woorden niet gelukkig zijn, zonder ongelukkig te zijn geweest.
De hier besproken opvattingen over de kwaliteit van het bestaan tonen aan dat de regenboog moeilijk te vangen is. Toch lijkt de vergelijking van Virgina Woolf te extreem. Het is inderdaad moeilijk vat te krijgen op het levensgevoel, maar helemaal in het luchtledige zweeft het niet. De dood van een geliefde maakt verdrietig, terwijl de terugkeer van de verloren zoon onmiskenbaar geluksgevoelens oproept. De regenboog ontspringt in het graniet van de feiten.
Dat Virginia Woolf deze verbanden een beetje over het hoofd heeft gezien is niet verwonderlijk. Tot voor kort dachten ook psychologen dat emoties zich afspelen in de privé-wereld van het individu. Gevoel was een onderdeel van het meest individuele ervaren van de wereld. Emoties werden beschouwd als een zuiver intra-psychisch gebeuren. Freud dacht bijvoorbeeld dat het affect af- | |
| |
hankelijk is van de stromen energie binnen het individu.
Nieuwe opvattingen over emoties, zoals die van de Nederlandse psycholoog Nico Frijda, hebben gevoelens van dit onbereikbare karakter ontdaan. Volgens hem volgt het gevoelsleven bepaalde wetmatigheden. Frijda: ‘Er bestaat geen onfeilbaar criterium om na te gaan of een ander iets voelt, maar echt twijfelen doe ik niet. Wanneer iemand ruzie heeft met zijn vriendin omdat die de vorige avond met een ander is wezen stappen, denk ik dat hij jaloers is. En wanneer hij dan zegt dat hij alleen maar boos is omdat zij zich niet aan de afspraken heeft gehouden, geloof ik hem niet.’
| |
Hedonistische balans
Wanneer de theorie van Frijda in een zeer kort bestek wordt weergegeven, komt het hierop neer: emoties zijn in de eerste plaats gevoelens dat het goed of slecht gaat. Gevoel is Pijn of Plezier. Dit gevoel is de biologisch ingebouwde aansporing om dingen al dan niet te veranderen. Of in de woorden van Frijda: het zijn actietendensen. Blijheid geeft de tendens ‘houden zo’ en droefheid geeft de neiging tot veranderen. Buiten het gevoel zelf en de geneigdheid tot gedrag onderscheidt Frijda nog een derde aspect aan emoties: de waarneming van de actiebereidheid. Je voelt bijvoorbeeld dat je hart in je keel klopt, of dat je het liefst hard weg zou rennen.
De actietendensen spelen een belangrijke rol bij de interactie van mens en omgeving. Verliefdheid is de neiging om dicht bij iemand te zijn, angst is de neiging om te vluchten en kwaadheid is de neiging om aan te vallen. Verdriet laat een individu terugtrekken in zichzelf en geeft ruimte voor herbezinning. Emoties hebben een duidelijke functie. Zij sporen mensen aan hun belangen te verdedigen. Belangen zijn bijvoorbeeld de behoefte aan sociaal contact, eten, veiligheid en aanzien.
Hierdoor bestaat een direct verband tussen emoties en de kwaliteit van het bestaan. Emoties ‘bewaken’ de kwaliteit van het leven van het individu. Wanneer ons gevoel ons ingeeft dat alles naar wens verloopt, dan leidt dat tot gedrag met als doel de situatie voort te laten bestaan. Een negatief gevoel ontstaat wanneer een situatie strijdig is met de belangen van het individu, en geeft de neiging iets te veranderen: bijvoorbeeld om een relatie te beëindigen of om voor een aanstormende auto weg te springen. Succesvolle acties om belangen te verdedigen leiden tot pleziergevoelens en mislukkingen doen pijn.
Deze positieve en negatieve gevoelens zijn in feite een biologisch ingebouwde evaluator van de kwaliteit van het bestaan. Plezier is goed en pijn slecht. De kwaliteit van het bestaan zou gemeten kunnen worden door de positieve emoties bij elkaar ‘op te tellen’ en vervolgens de negatieve emoties ‘af te trekken’. Deze ‘hedonistische balans’ lijkt bepalend voor de kwaliteit van het bestaan.
Helaas blijkt het allemaal iets minder eenvoudig. Ook in de opvattingen van Frijda zit het levensgevoel niet helemaal vast aan gebeurtenissen. En juist op die momenten dat de regenboog op eigen kracht verder gaat, kan het graniet belangrijke aanwijzingen opleveren om niet uitsluitend op het gevoel af te gaan. Een voorbeeld maakt dit duidelijker.
De sociaal-psycholoog Vivien van Geen deed de afgelopen jaren onderzoek naar de kwaliteit van het leven in de Nederlandse bejaarden- en verzorgingstehuizen. Zij werkte vele vragenlijsten af en merkte dat de meeste bejaarden uitermate tevreden zijn. Het eten is naar hun mening uitstekend, de verzorging is optimaal en klachten ontbreken. Een schriller contrast met het stereotype beeld is nauwelijks denkbaar. Weten we niet allemaal dat het eten maar al te vaak koud geserveerd wordt en dat het verzorgende personeel over onvoldoende menskracht beschikt en daardoor volwassenen soms al om negen uur naar bed stuurt? Van Geen noemt de bejaarden dan ook verbazingwekkend, zelfs ‘schokkend’, tevreden. De relatie tussen de levensomstandigheden en de emotionele reactie lijkt zoek.
| |
Geestelijke gezondheid
Van Geen ging op zoek naar een verklaring en komt tot de volgende conclusie: de bejaarden kunnen zich geen ontevredenheid permitteren. De geïnterviewde bejaarden zien geen mogelijkheden om hun situatie te verbeteren. Dus als zij een negatief oordeel geven over hun leven in het verzorgingstehuis, impliceert dat ook dat het eigen verdere leven veroordeeld wordt. Van Geen: ‘Door te berusten, jezelf zo goed mogelijk aan te passen, jezelf te vertellen dat het allemaal wel meevalt en er niet te veel over na te denken wordt de pijnlijke werkelijkheid vanzelfsprekender en minder schrijnend.’ De tevredenheid is een vlucht uit de realiteit.
De emotietheorie van Frijda bevestigt het idee van Van Geen. Volgens Frijda kan de emotionele reactie uit twee delen bestaan. De primaire reactie is hierboven al beschre-
| |
| |
ven en betekent in een onplezierige situatie dat het individu zal proberen een situatie te creëren die meer in overeenstemming is met zijn belangen. Wanneer bijvoorbeeld op straat spelende kinderen voor de derde keer met een bal in de tuin over dierbare krokussen heenwalsen, rent de tuinbezitter naar buiten en neemt de bal in beslag of laat de kinderen de tuinen één straat verderop verknoeien. De secundaire emotionele reactie treedt pas op wanneer dit ingrijpen niet mogelijk is. Dit gebeurt bijvoorbeeld als de kinderen groot, sterk en talrijk zijn en niet geneigd te luisteren. In dit geval voelt de tuinbezitter zich verdrietig vanwege de vernietiging van zijn mooie tuintje (de primaire reactie) òf hij maakt zichzelf wijs dat die krokussen hem toch niet zoveel kunnen schelen. Hij past als het ware zijn emotionele reactie aan. Deze keuze voor een secundaire emotionele reactie wordt overigens meestal niet bewust gemaakt.
De ‘weggestopte’ bejaarden hebben niet de mogelijkheid om primair emotioneel te reageren. Zij kunnen hun levensomstandigheden niet verbeteren en passen daarom hun oordeel aan. Ze zijn tevreden. De vraag is echter of op grond van die tevredenheid ook gesproken kan worden over een goede kwaliteit van het bestaan? Gevoelsmatig zou je zeggen van niet. Frijda gebruikt in dit verband de niets aan duidelijkheid te wensen overlatende term ‘afstomping’.
Ook op grond van onderzoek naar geestelijke gezondheid lijkt het duidelijk dat deze passieve tevredenheid niet als maatgevend voor een goede kwaliteit van het bestaan beschouwd kan worden. Het blijkt dat het enorm belangrijk is dat een persoon gelegenheid heeft te ageren en in staat is te anticiperen en zich niet hulpeloos te voelen. Het actief ingrijpen in de eigen omgeving vinden verschillende auteurs zelfs belangrijker voor de geestelijke gezondheid dan de resultaten die dit gedrag oplevert. Zo blijkt bijvoorbeeld dat slachtoffers van misdrijven hun ervaring beter kunnen verwerken als zij hebben geprobeerd de misdadiger tegen te werken, zelfs als het resultaat nihil is. De mensen die bij een beroving passief zijn gebleven, zijn daarna emotioneel veel langer van de kaart.
| |
Greep op eigen leven
Deze bevindingen leiden onvermijdelijk tot de conclusie dat de hedonistische balans onbruikbaar is voor de bepaling van de kwaliteit van het bestaan. Bij de secundaire emotionele reactie wordt de regenboog losgerukt van het graniet en dit maakt ook de relatie tussen emoties en de kwaliteit van leven minder hecht. Een betere oplossing is alleen de uitkomst van de primaire emotionele reactie te nemen als maat voor de kwaliteit van het bestaan. Hier zijn het graniet en de regenboog min of meer samengesmolten.
De kwaliteit van het bestaan wordt dus gekenmerkt door de geluks- of pijngevoelens die ontstaan naar aanleiding van primair emotioneel reageren. Dit levensgevoel is overwegend plezierig als acties om omstandigheden te veranderen of te continueren vaak succesvol zijn. Met andere woorden: wanneer het individu er daadwerkelijk in slaagt greep op zijn eigen leven uit te oefenen en dus zijn belangen kan verdedigen, heeft hij een goede kwaliteit van het bestaan.
Enkele voorbeelden illustreren dit. Bij de ‘volksziekte nummer één’, stress, kunnen controlemogelijkheden het verschil uitmaken tussen ziek worden en gezond blijven. Een duidelijk maar wat cru voorbeeld hiervan levert een experiment met twee groepen ratten. Beide groepen kregen een gelijke hoeveelheid elektrische schokken toegediend. De ene groep had echter de mogelijkheid een einde te maken aan de marteling door op een knop te drukken en daarmee sneden zij dan tegelijkertijd de stroomtoevoer af naar de ratten die hun lot deelden, maar die de stroomstoten niet konden beïnvloeden. Na enige tijd bleek dat de groep die de stroomstoten op geen enkele wijze kon beheersen veel meer maagzweren kreeg.
| |
| |
Ook bij mensen is aangetoond dat stress beter hanteerbaar is wanneer het gevoel bestaat dat men de situatie onder controle heeft.
Een soortgelijk experiment met honden brengt een en ander nog schrijnender naar voren. Twee groepen honden werden aan dezelfde hoeveelheid stroomstoten blootgesteld. De ene groep kon echter ontsnappen door over een hek te springen en de andere groep kon alleen maar lijdzaam afwachten. Vervolgens werden de honden die niets hadden kunnen uitrichten ook in een situatie gebracht waarin zij weg konden springen. Dit hadden zij echter niet in de gaten, en jankend bleven zij op de onder stroom gezette grond liggen. Zij zijn geleerd hulpeloos. Hetzelfde lijkt te gebeuren bij de slachtoffers van een misdrijf. De greep op hun leven is hun tijdelijk uit handen geslagen en het daaruit voortkomende gevoel van onveiligheid zorgt ervoor dat zij vaak voor zeer lange tijd van de kaart zijn.
Bij depressies lijkt deze geleerde hulpeloosheid ook een grote rol te spelen. Het gevoel dat het leven niet de moeite waard is, wordt veroorzaakt door het gevoel niet in staat te zijn het eigen lot te bepalen. Depressieve mensen denken dat de wendingen in hun leven gestuurd worden door factoren waarop zij geen invloed kunnen uitoefenen, en raken daardoor diep in de put. Gezonde mensen daarentegen overschatten de eigen invloed op de loop van gebeurtenissen.
Het belang van de greep op het eigen leven komt ook aan het licht bij schuldgevoelens. In de westerse religie spelen deze een grote rol en de reden hierachter zou weleens kunnen zijn dat de eigen invloed op de loop van gebeurtenissen hierdoor wordt vergroot. Niet een onpersoonlijk maatschappelijk krachtenveld is verantwoordelijk voor alles wat fout gaat in de wereld, maar de eigen zonden. Hetzelfde geldt voor slachtoffers van incest. Zij voelen zichzelf schuldig, omdat het helemaal ondraaglijk zou zijn als zij de marteling ‘toevallig’ over zichzelf heen zouden krijgen. Hetzelfde mechanisme is ook aan het werk als slachtoffers van misdrijven zelf de schuld krijgen. Het geloof in een rechtvaardige wereld wordt tegen beter weten in overeind gehouden. Als een vrouw geen aanleiding geeft wordt zij geen slachtoffer van bijvoorbeeld een verkrachting.
Het slot van dit rijtje voorbeelden waarmee ik het belang van de greep op het eigen leven wil aantonen, is de auto. Dit vervoermiddel is zo populair, omdat het bij uitstek de mogelijkheid biedt te gaan en staan waar men wil. Het openbaar vervoer daarentegen is veel minder manipuleerbaar. Of zoals een treinhater het onlangs krachtig samenvatte: ‘Het openbaar vervoer brengt je van een plaats waar je niet bent naar een plaats waar je niet moet zijn op een tijdstip dat je niet schikt.’ Door de gebrekkige beheersbaarheid zullen trein en bus voor velen altijd een tweede keus blijven.
| |
De culturele evolutie
De drang om het eigen lot te bepalen is bij de mens diep ingebakken. Het vormt een van de belangrijkste verschillen tussen mens en dier. De cultureel antropoloog Keesing beschreef dit als volgt: ‘Op het moment in de evolutie dat onze voorouders veranderden van hominiden naar mens ontstond een barst met het verleden. Als hominiden hadden zij een beperkt vermogen om de omgeving naar hun hand te zetten. Als mensen konden zij leven in woestijnen, het oerwoud en in sneeuwgrotten. Vele jaren later zijn wij zelfs in staat naar het zuiden te vliegen om de winter te ontlopen.’
Toch is de gemiddelde burger niet veel gelukkiger geworden door de enorme toename van mogelijkheden om met behulp van technische hulpmiddelen de omgeving te manipuleren. Zelfmoorden en depressies zijn aan de orde van de dag. Dit lijkt in tegenspraak met de gegeven uiteenzetting. Meer mogelijkheden om te manipuleren lijkt meer greep op het eigen leven te waarborgen. Dit is echter niet het geval. De winst van mogelijkheden de omgeving te beheersen, is gepaard gegaan met een vermindering van de controle over die beheersingsmogelijkheden. Het meest schrijnende voorbeeld hiervan is ongetwijfeld de bewapening. Het is op zichzelf zeer prettig voor een volk als het in staat is zich tegen een vijand te verdedigen, maar op dit moment beschikken de verschillende legers in de wereld over het potentieel de wereld zo'n veertig keer te vernietigen. De wil de vijand de baas te kunnen, heeft ertoe geleid dat wij de bewapening niet meer in de hand hebben.
Het blijkt een universeel probleem: wanneer mensen in grotere groepen gaan samenwerken, betekent dit dat zij meer aspecten van hun leven kunnen beïnvloeden, maar tegelijkertijd kunnen zij het samenwerkingsverband minder goed sturen. Toen de mens aan het begin van de culturele evolutie als jager-verzamelaar over het land zwierf, konden de kleine samenlevingsgroepen min of meer doen waar zij zin in hadden, maar zij waren afhankelijk van wat de natuur aan voedsel bood. De landbouw verschafte meer zekerheid en de mogelijkheid tot een zekere taakverdeling tussen de groepsleden, maar
| |
| |
verminderde de vrijheid om bijvoorbeeld verder te trekken. Anno 1990 is de mensheid dank zij een ver doorgevoerde taakverdeling zelfs in staat gebleken een wandeling op de maan te maken, maar het complexe karakter van de samenleving maakt effectief ingrijpen in de loop van gebeurtenissen praktisch onmogelijk.
| |
Vrijheid of structuur
Als voorbeeld kan de gezondheidszorg dienen. Hier werken een keur aan specialisten: orthopedisten, chirurgen, psychologen, radiologen, internisten, verpleegkundigen, oogartsen, vrouwenartsen, psychiaters, enzovoorts enzovoorts. Deze vergaande specialisatie maakt een zeer geavanceerde gezondheidszorg mogelijk. Slecht functionerende nieren of hart kunnen vervangen worden, maar tegelijkertijd is de controle over de gezondheidszorg kleiner geworden. De patiënt heeft moeite om zijn behandelaars te begrijpen en kan zijn eigen behandeling daardoor nauwelijks zinvol sturen. Hij of zij heeft geen andere keus dan zich over te geven aan de zorgen van een deskundige. Andere bijverschijnselen zijn de handel in organen en uit de pan rijzende kosten.
De Nobelprijswinnaar Konrad Lorenz geeft een geheel eigen vergelijking waarmee hij dit dilemma weergeeft. Een grotere daadkracht kan volgens hem alleen bereikt worden door het aanpassen van de structuur. Zo is de complexe westerse samenleving alleen mogelijk dank zij uitgebreide regelgeving en vergaande specialisatie. Iedere structuur heeft echter als nadeel dat zij bepaalde graden van vrijheid uitsluit. Volgens Lorenz kan men dit in het klein al zien aan het skelet van gewervelde dieren. Dit geeft hun grote kracht, maar het ontneemt de vrijheid om het lichaam op iedere gewenste plaats te buigen, zoals bijvoorbeeld een worm wel kan.
Dit alles betekent overigens niet dat geen vooruitgang mogelijk is. De voordelen van een verandering kunnen zwaarder wegen dan de nadelen. Een consequentie is wel dat een waar Utopia nooit zal bestaan, maar eigenlijk had sir Thomas More dit vijfhonderd jaar geleden al voorzien toen hij zijn boek schreef over een volmaakt gelukkige staat. Hij vormde het woord Utopie uit de Griekse woorden ou (niet) en topos (plaats). Het ware geluk kan gevonden worden op een plaats die nooit te vinden is.
| |
Literatuurlijst
Achterhuis, Hans, De markt van welzijn en geluk; een kritiek van de andragogiek. ambo, Baarn 1981. |
Appell, G.N., The health consequences of social change; A set of postulates for developing general adaption theory. Paper prepared for a National Conference on Social Stress Research, October 11-12, New Hampshire 1982. |
Bergsma, Ad, ‘De kracht van emoties’, een interview met Nico Frijda. In: Psychologie, nr. 3, 1990. |
Bertrand, Ton, Politieke democratie en welzijn; een operationalisering door middel van politieke en sociale indicatoren op het niveau van 115 staten. Samsom Uitgeverij, Alphen aan den Rijn 1981. |
Brecht, Arnold, Kan de democratie nog gered worden? orion, Brugge; Gottmer, Nijmegen 1980. |
Diener, E., ‘Subjective Well-being’. In: Psychological Bulletin (95), 1984. |
Fischer, Agneta en Mesquita, Batja, ‘Emoties zijn niet zuiver; De sociale aspecten van emoties nader bekeken’, In: Psychologie en Maatschappij, nr. 3, 1988. |
Freire, Paulo, Pedagogie van de onderdrukten. Anthos, Baarn 1972. |
Freud, Sigmund, ‘Colleges inleiding tot de psychoanalyse’. Uit: Inleiding tot de psychoanalyse 1/2. Boom, Amsterdam (1916-1917), 1989. |
Frijda, Nico H., De betekenis van de gelaatsexpressie. G.A. van Oorschot, Amsterdam 1956. |
Frijda, Nico H., ‘Kunnen computers voelen’. In: Mededelingen der Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen, afdeling Letterkunde, deel 44 no. 1, B.V. Noordhollandse Uitgevers Maatschappij, Amsterdam 1981. |
Frijda, Nico H., De wetten van het gevoel. Rede uitgesproken ter gelegenheid van de zevende Duijkerlezing op woensdag 18 maart 1987, Van Loghum Slaterus, Deventer 1987. |
Frijda, Nico H., ‘Het psychologisch belang van belangen; Reactie op W. Iemhoff. Is er een cognitieve psychologie van emoties’. In: Psychologie en Maatschappij, nr. 3, 1988. |
Frijda, Nico H., De emoties; een overzicht van onderzoek en theorie. Bert Bakker, Amsterdam 1988. |
Geen, Vivien van, Meer greep op eigen leven. Proefschrift, Zwets en Zeitlinger, Amsterdam 1989. |
Giebels, Lambert J., Ontwikkeling van het democratisch denken; democratie participatie en delegatie. Bres, Amsterdam 1987. |
Gleitman, Henry, Basic psychology. W.W. Norton and company, New York 1983. |
Haes, J.C.J.M. de, Kwaliteit van leven van kankerpatiënten. Zwets en Zeitlinger, Amsterdam 1988. |
Lorenz, Konrad, Onze laatste kans; blauwdruk voor een menselijke toekomst. Elsevier, Amsterdam 1984. |
McCall, Storrs, ‘Quality of life’. In: Social Indicators Research, vol. 2, 1975. |
McClelland, David C., ‘Managing motivation to expend human freedom’. In: American Psychologist, maart, 1978. |
Reynolds, Peter C., On the evolution of human behavior; The argument from animals to man. University of California Press, Londen 1981. |
Ridder, Denise de, Determinanten van psychische gezondheid. NcGv-reeks 118, Utrecht 1988. |
Rogers, Carl, Carl Rogers on personal power; inner strength and its revolutionary impact. Constable, Londen 1978. |
Souza, Ronald de, The rationality of emotion. mit-press, Cambridge 1988. |
Steinmetz, Carl H.D., Hulp aan slachtoffers van ernstige misdrijven; effecten van slachtofferhulp en primaire opvang. Proefschrift, Gouda Quint bv, Gouda 1990. |
Welles, H., ‘Iedereen even gelukkig?’; sociaal beleid en het gelijkheidsideaal. In: Intermediair, 9 februari 1979. |
|
|