Fata Morgana
Piet Wentzel
Het glaasje op de bar had een bruine inhoud; eenendertig kruidensoorten en vijfendertig procent alcohol. Hij keek ernaar en dacht, als ik deze opdrink kom ik nooit meer thuis. Niet dat thuis zoveel voorstelde, dan wat kale muren van een uitgeleefd appartement, maar hier kon hij toch ook niet slapen. Hij keek de bar rond.
De jonge vlotte barman stond met een grietje van twintig te praten, haar rode jurkje spande zich om haar vormen en haar zwarte netkousen accentueerden haar mooie lange benen. Kijk, het is jaren geleden dat ik zoiets heb gehad. De man keek misnoegd naar z'n bruine glaasje.
Hij dronk het in één teug leeg, gleed van de barkruk en zei met dikke stem: ‘Joop, hoeveel krijg je van me.’ Nadat hij had betaald, wandelde hij naar de deur, in een rechte lijn, want heer moest je blijven in het verkeer, en buiten op de stoep moest hij even op adem komen.
De lichtgroene deur deed hem denken aan Pisang Ambon en het rasterwerk aan de tralies van een gevangenis. Hij deed de deur open en liet deze beelden achter zich, want hij was dan wel misschien dronken, maar niet geschift. De groene kleur van Pisang Ambon kende hij van het café en in de gevangenis zou hij wel nooit terechtkomen. Drie hoog plofte hij in een fauteuil neer en dacht, wat moet een mens als ik met z'n leven. Het behang moest vernieuwd worden en de bezem moest eens door het appartement, overal stonden lege flessen...
Als hij in zo'n bui was als deze mocht hij het licht graag wat dempen, het raam een weinig openzetten, en in het schemerlicht naar de muur tegenover hem kijken.
Eerst was er niks te zien, maar alsof een schilder een schilderij schilderde, werden de contouren langzaam zichtbaar; kleuren.
Uit het penseel trok zich een lange witte streep, als een branding op een ver en onbewoond eiland. En zoals een ander voor de televisie onderuit gezakt in de stoel ging zitten, zo liet hij z'n oogjes luiken teneinde maar niets van het gebeuren te missen. Want als je helemaal helder was, zoals overdag bijvoorbeeld, dan zag je niets.
Het beeld verfraaide zich tot een vrouw die in haar naakkie voor hem stond, zich voor hem uitkleedde. En als hij, dat had hij weleens gedaan, de hand naar z'n broek liet gaan, vervaagde ze meteen, alsof ze wilde zeggen, zoals al die vrouwen op straat en meestal in de bar, je mag er wel naar kijken maar niet aan komen.
Hij glimlachte en vergenoegde zich met het kijkspel.
Ze was altijd bezig om hem gek te krijgen, zien hoe ver dat ze kon gaan. Hoe meer hij deed alsof er niets aan de hand was, des te verder ging ze...
Vanavond was er nog een tweede figuurtwee vrouwen!
Hij mocht meegenieten van het liefdesspel van twee vrouwen. En langzaam had hij het gevoel dat hij getransformeerd werd!
Hij zwom, waarachtig hij zwom, het vrouwelijk binnen, alsof dat hij op een zee