| |
| |
| |
Een oorlog voor Israël
J. Pen
De Golfoorlog stimuleert het denken. Door grote gebeurtenissen worden we gedwongen oude meningen tegen het licht te houden - zit alles nog op zijn plaats? Toen het Sovjetrijk ineenstortte, moest ik mijn vastgeroeste opinie herzien dat een linkse terreurstaat stevig in het politieke zadel zit. Het zou al vreemd zijn als de recente turbulentie in het Midden-Oosten niet soortgelijke herzieningen in de politieke beeldvorming teweeg zou brengen. Die kans is des te gereder omdat er zulke tegenstrijdige verhalen in omloop zijn over de manier waarop de oorlog is ontstaan, over schuld en onschuld, over wat er had moeten gebeuren en wat niet. Eén van mijn geliefkoosde stellingen wordt in elk geval bevestigd: grote historische gebeurtenissen (en van kleine geldt hetzelfde) kunnen op sterk uiteenlopende manieren worden beschreven. Historici van de narratieve school, zoals bij ons F.R. Ankersmit, maken daar een punt van. Er bestaat geen ‘waarheid’ als het over complexe verhalen gaat. Maar de Golfoorlog heeft tegelijk een andere waarheid bevestigd: er worden bij zulke gelegenheden leugens verteld, en die kunnen, onder gunstige omstandigheden, worden ontmaskerd. Terwijl ik dit schrijf, bericht Philip Freriks in De Volkskrant dat de Algerijnse regering de plaatselijke journalisten heeft opgedragen het landsbelang te dienen. ‘Het regeringsblad El Moudjahid volgt wat dat betreft de lijn: zondag meldde de krant dat Irak had gecapituleerd nadat president Bush met de atoombom had gedreigd. De coalitie had volgens de krant 170.000 soldaten verloren.’ Te vrezen valt dat er veel mensen bestaan die geloof hechten aan zulke berichten in de Algerijnse pers. Persoonlijk geloof ik dat Philip Freriks min of meer de waarheid spreekt met het bovenstaande citaat, maar hoe weet ik dat? Komt dit geloof misschien voort uit mijn al jaren lang bestaande vermoeden dat de regering in Algiers uit een stelletje boeven bestaat? En
berust dat vermoeden niet op een uiterst smalle basis van geselecteerde feiten? Ja natuurlijk. Eigenlijk ken ik die lui niet zo goed. Sterker, ik wil ze niet kennen. Het zijn vijanden van Israël, en de vijanden van Israël moeten worden gewantrouwd. Dat slaat uiteraard op de meeste regeringen van de Arabische landen, op de regering van de Sovjet-Unie die Israël nog steeds niet heeft erkend en op de paus van Rome. Het slaat ook op de Nederlandse commentatoren die pro-Arabisch zijn. In dat opzicht heeft de Golfoorlog mijn wereldbeeld wel enigszins veranderd - vroeger wilde ik deze lieden nog wel eens het voordeel van de twijfel geven, maar dat valt mij steeds zwaarder. Ze staan aan de verkeerde kant in een oorlog die nog lang niet is afgelopen. De bewapening van het Midden-Oosten gaat onverminderd door. De Arabische landen maken zich op voor Arabische oplossingen. Wat dat zeggen wil, is pas nog gedemonstreerd in Koeweit waar het onderling slachten van de broedervolken alleen gestopt is door de Amerikanen. Nu zijn de Arabieren onder elkaar in Irak bezig, allemaal in naam van Allah. De Saudi's gelden als gematigd en maken uiteraard aanspraak op wapens, wapens en nog eens wapens. Syrië koopt raketten. Tegen wie zou dat allemaal gericht zijn? Tegen elkaar, ten dele, en tegen Iran, maar toch vooral tegen de zionistische entiteit die Jeruzalem bezet houdt. Wie voorspellingen wil doen, moet deze realiteit onder ogen zien. Wie daarentegen het ‘vredesproces’ op gang wil helpen, moet de dodelijke bedreiging voor Israël niet al te veel accentueren. Er moet over verzoening worden gesproken, en niet over de voorgenomen vernietiging, want helderheid verstoort het spel. Wie een moreel oordeel wil uitspreken - en ieder verhaal over de oorlog bevat een reeks morele elementen, hoezeer de verteller het ook probeert te verbloemen - moet helder positie kiezen, en dat is voor of tegen Israël. Waarom zo'n strategische plaats toegekend
aan zo'n klein landje? Is dat geen overschatting van het belang van de joodse staat, die een beetje doet denken aan de Arabische stelling, in spiegelbeeld, dat sinds 1948 alle vernederingen in de Arabische wereld te wijten zijn aan de zionistische vestiging?
| |
| |
| |
2
Israël staat in drie opzichten centraal. In de eerste plaats moreel - en dat bepaalt het verhaal. In de tweede plaats feitelijk - want als Israël er niet was geweest, was er waarschijnlijk geen coalitie geweest die Irak met zoveel kracht uit Koeweit had verdreven; dan had Amerika de voorkeur gegeven aan een meer Arabische oplossing, dat wil zeggen aan een defensieve strategie. In de derde plaats: wat het toekomstige vredesproces betreft. Doorslaggevend is het morele aspect. Israël is het enige land in de regio dat een stabiel en beschaafd politiek bestel bezit, waarin de democratie, de mensenrechten en de vrijheid worden gehandhaafd. Niet volmaakt natuurlijk, met talloze inbreuken, maar in principe is het een beschaafd land. Geen beter bewijs dan het feit dat de Palestijnen in Jeruzalem openlijk en ongehinderd een pro-PLO standpunt kunnen innemen. Iedere Arabische woordvoerder die onder het bereik van de Israëlische autoriteiten de Israëlische regering aanklaagt wegens schending van de mensenrechten, levert daarmee argumenten die tegen zijn eigen zaak pleiten. In Israël bestaat vrijheid van godsdienst en van meningsuiting; de Arabische burgers van Israël hebben vrijwel dezelfde rechten als de joden. Er liggen complicaties op het terrein van de huwelijkswetgeving omdat de verschillende religieuze gemeenschappen er hun eigen huwelijksrecht op nahouden; daardoor worden gemengde huwelijken belemmerd. Arabieren zijn vrijgesteld van de dienstplicht, een vorm van positieve discriminatie. Het land staat vol moskeeën en de geestelijken worden betaald door de joodse staat. Wist u dat eigenlijk wel? Vergelijk dat eens met Saudie-Arabië, waar de Zwitserse ambassade de vlag niet mag uithangen omdat er een soort kruis in staat. Israël kent een breed spectrum van politieke partijen met extremisten aan weerskanten. In de Knesset zitten Arabieren. Het sterkste punt vind ik dat al deze grondrechten in stand zijn
gehouden tegen de druk van de omstandigheden in. Dus in weerwil van de oorlogstoestand, die door de Arabieren met hun overval in 1948 is uitgeroepen en die alleen door Egypte ongedaan is gemaakt. De politieke en religieuze vrijheid is gehandhaafd in weerwil van de Palestijnen, en in weerwil van de intifada. Door de intifada worden mensen gedood, en ieder slachtoffer komt op rekening van de Arabische leiders, Allah zal ze straffen, die kinderen ophitsen om met stenen en brandbommen te gooien. De intifada is bedoeld om de ogen van de wereld te openen voor de Palestijnse zaak, net als de gijzeling van de Israëlische deelnemers aan de Olympische Spelen in München - en inderdaad, dat trekt de aandacht. Of beschaafde mensen op die manier veel sympathie voor de Palestijnen zullen voelen, is een tweede. Dat de Palestijnen geloven in terreur als propagandamiddel is moreel gesproken een zware aanklacht tegen hun denkbeelden. Ditzelfde geldt voor de executies die Palestijnen op de westelijke Jordaanoever uitvoeren; de slachtoffers zijn moslims, dus broeders en zusters. Er wordt bericht over een vrouw, moeder van een stel kinderen, die opgehangen is voor haar eigen huis: Arabische oplossing. De joden zijn het onderling oneens, dit leidt tot bekvechten. De Arabieren hebben hun eigen methoden. De joden geloven in mensenlevens, de moslims geloven in martelaren. Om al deze redenen moet de existentie van een kleine vier miljoen joden zwaarder worden gewogen dan de frustratie van de Arabische massa's, waar de Arabische lobby het zo graag over heeft. Het is een morele keuze. De Golfoorlog, die officieel niets te maken heeft met Israël, maar in feite des te meer, heeft de noodzaak van deze keuze opnieuw aan het licht gebracht. Vooral door de televisie heeft iedereen kunnen zien en horen hoe de argumenten en praktijken van de Arabieren er uit zien. Het zijn vooral hun onderlinge omgangsvormen die ons afgrijzen inboezemen, en die te denken geven over wat er straks in
Jaffa en Haifa gaat gebeuren, als Israël geen stand houdt.
| |
3
Speculeren over de oorzaken van de Golfoorlog is natuurlijk een bezigheid waarbij iedereen gemakkelijk gelijk kan krijgen; zulke speculaties zeggen meer over degene die aan het woord is dan over de werkelijkheid. Juist daarom zijn zulke speculaties zo interessant. Men kan er uit aflezen of iemand anti-Amerikaans is, of iemand pro- of anti-Israël is. Naar mijn mening zou de oorlog niet deze vorm hebben aangenomen als Israël er niet geweest was. Het Westen zou geaarzeld hebben om de zaak zo grondig aan te pakken. Amerika zou de Arabische oplossing waarschijnlijk een grotere kans hebben gegeven. Nadat Saddam Hoessein Koeweit had bezet, zou natuurlijk een militaire verdediging in Saudie-Arabië zijn opgeworpen, maar er zou wellicht een succesvolle pressie zijn uitgeoefend om het daar maar bij te laten. Men zou niet zijn overgegaan tot wat J. Brugman in het Hollands Maandblad van februari ‘een onbezonnen oorlog’ noemde. Let wel, die onbezonnenheid slaat bij deze arabist op de coalitie, niet op Saddam Hoessein. De Russen zouden in de periode van het uitstel de
| |
| |
kans hebben gekregen hun Iraakse vrienden te blijven steunen. Primakow, de man die de Scuds persoonlijk in Irak heeft geïnstalleerd, zou in Moskou hebben gezegevierd. Natuurlijk zouden daarmee de Koeweiti's zijn opgeofferd - maar wat is Koeweit anders dan een als staat vermomd benzinestation? (De uitdrukking is van Maarten van Rossem). De Saudi's met hun middeleeuwse theocratie zouden voorshands door de coalitie beschermd worden, maar deze bescherming is niet noodzakelijkerwijs een groot offer aan mensenlevens waard. De oliestaatjes aan de Golf zouden vroeg of laat voor de bijl zijn gegaan, maar het bezonnen standpunt heeft daar misschien niet zoveel moeite mee. Men zou voortdurend de Veiligheidsraad bijeenroepen, men zou de boycot handhaven, men zou allerlei diplomatiek verkeer op gang houden en men zou stijf de ogen sluiten voor drie onaangename ontwikkelingen. Ten eerste: de boycot zou worden ontdoken, speciaal door Jordanië en Iran, twee landen die daarmee in een strategische machtspositie zouden raken. Ten tweede: Saddam Hoessein zou zich verder bewapenen, hoewel dat natuurlijk eigenlijk niet zou mogen van de Veiligheidsraad, maar binnenslands valt er allerlei militair spul op te bouwen, met technische hulp van jan en alleman, Nederland incluis. Ten derde: Israël zou zonder twijfel in de oorlog worden betrokken. Wie daar over heen praat of het niet noemt, is te kwader trouw. De opvatting dat er langs deze defensieve weg mensenlevens zouden worden gespaard, is dubieus en in elk geval enigszins ongevoelig ten opzichte van de ongelukkige bevolking van Koeweit. Het is ook maar de vraag welke mensenlevens men op het oog heeft. Zeker niet de levens van de Israëli's.
De tegenstanders van de grote militaire tegenaanval op Irak gebruiken uiteenlopende leuzen - ‘geen bloed voor olie’, ‘onbezonnen oorlog’, ‘laat de Arabieren hun eigen problemen oplossen’ - maar in één opzicht zijn hun standpunten gelijkvormig: de belangen van Israël tellen niet mee. Als het Komité van Marokkaanse Arbeiders in Nederland de straat op gaat, weten de meeste toeschouwers niet dat deze demonstranten een furieuze haat koesteren jegens Israël. Als Bertus Hendriks, arabist en ‘hoofd van de arabische afdeling van de Wereldomroep’ op de beeldbuis verschijnt, weten de meeste kijkers niet dat hij voorzitter is geweest van het Palestina Komité, warm medestander van Jasser Arafat en gezworen vijand van Israël. En de lezers van het Hollands Maandblad zullen zich misschien niet herinneren dat de auteur van ‘Een onbezonnen oorlog’ in het februarinummer dezelfde is die in het Hollands Weekblad van juni/juli 1967 het volgende opmerkte: ‘Indien een eventuele verdwijning van de Joodse staat of gedeeltelijk liquidering daarvan - die bij een Arabische overwinning zeker zou zijn gebeurd - al voor de Israëli's een tragedie moge zijn, het is slechts een tragedie die de leiders en stichters van Israël hebben kunnen en moeten voorzien. Wanneer ik bijna twintig jaar in een huis woon dat niet van mij is ...... moet ik niet tragisch doen als ik er op een goede dag word uitgezet.’ Let op de woordkeus: op een goede dag gebeurt er iets dat voor sommige mensen een tragedie moge zijn, maar die mensen mogen niet tragisch doen. En let ook op het geval dat hier voorspeld wordt: niet de bevrijding van de Westelijke Jordaanoever, maar de vernietiging van een staat die door de Verenigde Naties in het leven is geroepen en die meteen door de Arabieren met
wapens is overvallen. Zolang er op deze ongevoelige wijze over Israël wordt gesproken en als dat zelfs gebeurt in een overigens beschaafd land als Nederland, lijkt het mij nogal begrijpelijk dat dat land vertrouwt op eigen kracht en niet op de internationale gemeenschap, waarin dictaturen en terreurstaten de dienst uitmaken (China, Cuba, noem maar op). Aan het slot van zijn artikel in het Hollands Maandblad schrijft Brugman nog eventjes dat de bescherming van Israël niet kan liggen in het uitdelen van rake klappen. Dat zou volgens hem de afgelopen 42 jaar gebleken zijn. Ik dacht dat het tegendeel is gebleken: Israël bestaat nog, in weerwil van de Arabische moordlust, dankzij een aantal rake klappen die vooral door de Israëlische luchtmacht zijn uitgedeeld. Dankzij deze klappen moest Saddam Hoessein het zonder atoombom stellen. Dat de dictator verdwijnt, is het gevolg van de Amerikaanse interventie, ook al een rake klap, die Brugman onbezonnen vindt.
| |
4
Volgens mij is de Golfoorlog van Amerikaanse zijde gevoerd met het gebruikelijke mengsel van politieke motieven, dat al vele malen is beschreven, maar doorslaggevend is de positie van Israël. Resoluties van de Veiligheidsraad dienen om de zaak juridisch aan te kleden - zij moeten niet verward worden met de zaak zelf. Om de olie had het ook niet gehoeven. Welke potentaten er ook aan de kraan draaien, ze moeten uiteindelijk hun produkt op de markt brengen. Het economische motief, dat door links aan het Westen wordt toegedicht - bloed voor olie - heeft zich waarschijnlijk juist aan Arabische kant voorgedaan. Saddam Hoessein had geld no- | |
| |
dig en dan is een snelle overval op de rijke buurman nog wel eens een uitkomst. Wie er in het Westen een economische calculatie op nahoudt, begint geen oorlog maar drijft handel. De homo economicus valt de buren niet aan; hij probeert in hun markt door te dringen. Daar wordt een land rijk van en het schaadt de buren niet. Economen zijn gewend om de internationale betrekkingen te zien in het licht van een oude theorie die zegt dat arbeidsverdeling en de daaruit voortvloeiende handel de wederzijdse welvaart vergroot. Harmonie beheerst het veld. Daarom kunnen economen de oorlog zo slecht begrijpen - er is wel eens bepleit dat ze daar meer hun best voor moeten doen, maar de opleiding voorziet daarin niet. Die beschrijft de mensen als nutsmaximalisatoren, maar wat had Napoleon dan in Rusland te zoeken? Wat bezielde een man als Nasser? Het panarabisme, de haat tegen Israël - wie zulke ideologische factoren wil begrijpen, moet geen econoom om raad vragen. In het bovenstaande is dan ook geen enkel economisch begrip te berde gebracht; wel een rijtje nieteconomische factoren zoals de ideologie, de haat en de moraal. Dat wil echter niet zeggen dat economen niets zouden kunnen bijdragen tot de bevordering van de vrede - daarover aanstonds.
De aanwezigheid van het kleine Israël heeft, naar mijn mening, de Amerikaanse strategie bepaald omdat Bush en zijn adviseurs doordrongen waren van het besef dat een minder dan radicale oplossing van het kwaad dat Saddam Hoessein heet voor Israël een maximaal risico zou inhouden. Ieder scenario dat de man van Baghdad intact zou laten, ook al was het maar voor een extra half jaar, zou tot een chaos in de coalitie hebben geleid - precies datgene wat de voorstanders van Arabische oplossingen wensen. In deze chaos krijgt Jordanië onbedoeld een centrale rol. Er hoeft weinig te gebeuren of de aanhangers van Arafat nemen daar de macht over. Zonder Israël zou een cynicus in Amerika kunnen zeggen: laat ze elkaar maar uitroeien, het zijn tenslotte Arabieren, die maken daar hun nationale sport van. Ik heb het hier in Nederland horen zeggen. Met Israël op de achtergrond is dat isolationisme niet overtuigend. Deze laatste stelling zal door de commentatoren, die tegen Israël zijn, misschien worden onderschreven, maar dan met een verwijzing naar de joodse lobby in de Verenigde Staten. Persoonlijk ben ik van mening dat degene die zo redeneert misschien wel een beetje gelijk heeft, maar zich tegelijk lelijk in de kaart laat kijken. De joodse lobby wordt door zulke commentatoren per definitie als slecht beschouwd. Wie zo denkt, heeft geen oog voor het morele aspect van de kwestie en bevindt zich op hetzelfde morele peil als de commentator die zegt: laat de Arabieren elkaar maar afmaken. Naar mijn mening steunt de regering van de Verenigde Staten de joodse staat omdat deze de democratie, de vrijheid en de mensenrechten nog tamelijk wel overeind weet te houden. Het is waar dat diezelfde regering van de Verenigde Staten bij andere gelegenheden, ondemocratische régimes steunt en verdrukte volkeren in de steek laat (Tibet). Maar dat bewijst alleen dat geen enkel beleid consistent kan zijn in een verwarde wereld en bovendien dat de
Amerikanen niet overal de rol kunnen spelen die sommigen voor wenselijk houden. De vijanden van Israël kunnen dat niet begrijpen; zij zien een joodse lobby, dollars, olie, kapitalistische belangen, de wapenindustrie, een voortgezette poging om de derde wereld te domineren (Fred van der Spek). Zo de waard is, vertrouwt hij zijn gasten.
Ik geloof dus dat de Amerikaanse regering op doorslaggevende wijze wordt gemotiveerd door morele, of als men wil, ideologische factoren. Dat sluit uiteraard niet uit dat ook financiële belangen een rol spelen - dat weet iedereen. Het ideologische complex is zelf tamelijk ingewikkeld. Israël wordt door mij bij voorkeur gezien als een beschaafde democratie, zoiets als Denemarken, en er zijn Amerikanen die dat ook zo zien, maar anderen redeneren vanuit hun christelijke geloofsovertuiging. Het schijnt dat Bush een speciale variant van het christendom aanhangt, voor mij ontoegankelijk, waarin Israël een unieke plaats inneemt. In Nederland worden de meest fervente Israël-aanhangers onder de niet-joden gevonden in de kringen van de Evangelische Omroep. Zo hebben wij een Israël Comité Nederland, dat in meerderheid bestaat uit mensen met een dergelijk geloof (Wim Thomassen zit er trouwens ook in). Hoe de getalsverhoudingen in de Verenigde Staten precies liggen, kan niemand schatten, maar zoveel is zeker dat de vrienden van Israël ook daar vogels zijn van zéér diverse pluimage. Waar het om gaat is dat de overwegingen, die de Amerikaanse regering hebben gemotiveerd, minder te maken hebben met stemmenmaximalisatie of met geld dan met waardeoordelen.
| |
5
Economen kunnen mijns inziens weinig bijdragen tot een verklaring van de Golfoorlog. Als het over vrede gaat, ligt dat iets gunstiger. Want economen hebben een beproefd vredesrecept en dat heet vrije handel, tussen vrije
| |
| |
mensen. Geen blokkades en belemmeringen - dus daar ligt een duidelijk advies dat de economen in dienst van de vrede aan de Arabische landen kunnen geven. Hou eindelijk eens op met de immorele en uit een oogpunt van economisch eigenbelang schadelijke boycot tegen Israël. Maak een einde aan de zwarte lijsten waar bedrijven op staan die zaken doen met Israël, schei uit met het mensonwaardige onderzoek naar het ras van medewerkers van westerse bedrijven. En laat Syrië, Saudi-Arabië, en alle moslim-landen, eens ophouden met hun discriminatie tegen de ongelovigen; dus laat rustig de mensen binnen die op de formulieren, onder het hoofdje ‘geloof’ invullen: geen. Geen christen, geen jood, geen moslim, niks. Want Arabieren zijn toch zo verdraagzaam? Welnu, daar kunnen ze, in het vrije verkeer van personen en goederen, een mooi begin mee maken. En zorg er eens voor dat de passagiers weer gewoon in de vliegtuigen kunnen stappen, zonder al die controles. Als ik econoom was in dienst van de vrede zou ik adviezen geven van dit type.
Misschien verwacht iemand dat ik ook nog wat welgemeende raad uitdeel aan de regering en de burgers van Israël, want in het bovenstaande wordt immers de joodse staat beschreven als de kern van het probleem. Dit advies blijft bijna helemaal achterwege. Want de Golfoorlog heeft mijn opinie over de Israëlische politiek aan het wankelen gebracht. Tevoren sympathiseerde ik met Vrede Nu. Gesprekken met de Palestijnen en desnoods met de PLO, als het niet anders kan; land opgeven voor vrede, dat soort van dingen. Sjamir, die het beleid van Begin inzake Judea en Samaria voortzet, leek mij, geheel volgens de bij ons gebruikte clichés, halsstarrig en onbuigzaam en nogal sterk geïnspireerd door het oude joodse geloof met zijn dreigende oppergod - dat geloof lijkt me nauwelijks beter dan het christendom. Maar sinds de Golfoorlog ons de volle omvang van de Arabische woede en de Arabische methoden heeft laten beseffen, weet ik het niet meer. Speciaal die opgekropte haat in Jordanië, waar ze dan ook nog die sinistere kleine koning hebben die alle kanten op kan en dus ook de verkeerde (aanvallen richting Middellandse zee), dat zijn afschuwelijke verschijnselen. Syrië is alweer bezig raketten te kopen; voor Assad bestaat de Zionistische entiteit niet eens. Ik heb wel eens boven op de Golan gestaan en zou Israël liever geen goede raad geven, noch over de uitvoering van resolutie 242 noch over een flexibele instelling. Dat soort adviezen zijn nogal makkelijk als je zelf in Washington of in Haren (Groningen) woont. Ik hoop wel dat ze in Jeruzalem over de beste informatie beschikken die er bestaat en dat ze die verwerken op de beste manier om de veiligheid van de mensen te waarborgen. Ik hoop dus ook dat men zich in Israël niet te veel laat leiden door de heiligheid van heilige plaatsen. Laat dat soort theologische overwegingen maar over aan de moslims. Die zijn er zelden beter van geworden. Het geloof mag iets
prachtigs zijn, voor sommige gelovigen, maar in de politiek leidt het steevast tot bloedvergieten. Ik geloof niet dat Israël nog erg lang zal bestaan. Wie naar psychologische verklaringen zoekt voor mijn standpunt moet het zoeken bij deze laatste stelling.
|
|