Hollands Maandblad. Jaargang 1991 (518-529)
(1991)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 21]
| |
De overwinning van het liberalisme
| |
[pagina 22]
| |
pese cultuur zich heeft ontwikkeld? Niet lang geleden heeft de voorzitter van de Europese Commissie Jacques Delors daar een slag naar geslagen. Hij noemde in Straatsburg drie kenmerken: rationalisme, humanisme en Christendom. Ten tijde van die toespraak was ik in Turkije. Onmiddellijk voelde ik de weerbots - het woord is van Van Agt - want de Turken zeiden mij: ‘Wij Turken zijn islamieten, dus wij horen er niet bij’. Hun humeur werd er niet beter op toen ik hen antwoordde dat naar mijn mening Turkije inderdaad geen volledig lid van de Europese Gemeenschap zou kunnen worden. Maar dit terzijde. Rationalisme, humanisme en Christendom vormden gedrieën de Weltanschauung waarbinnen die grote negentiende-eeuwse Europese cultuur kon gedijen. Zij vormden de voedingsbodem van die cultuur. Maar in de loop van diezelfde eeuw en daarna onderging deze Weltanschauung de corroderende kracht van de verschillende ideologieën die toen ontstonden. En dat weerspiegelde zich natuurlijk in de cultuur. In zijn opstel De descriptione temporum ging C.S. Lewis na welke breuklijnen door de geschiedenis het diepst zijn. Hij concludeerde dat de overgang naar het moderne tijdvak, omstreeks het jaar 1900, het meest fundamenteel is geweest. Een van de redenen daarvoor zag hij in het feit, dat kunst rond de eeuwwisseling voor velerlei uitleg vatbaar - poly-interpretabel - werd. Vroeger wist iedereen wat een kunstwerk betekende. Geef nu tien hoogleraren Engels een gedicht van Eliot en ontvang tien interpretaties. De verschillende ideologieën hebben die ene Europese Weltanschauung aangetast en de cultuur versplinterd. Kunst wordt terecht genoemd de zelfreflectie van de cultuur en nu zitten we dus met het postmodernisme dat niet eens meer naar een interpretatie zoekt. De vraag is hoe die verschillende ideologieën zich verhouden tot de cultuur. In de voorstad van Rome EUR kan men fraaie voorbeelden zien van fascistische architectuur. Het communisme had het socialistisch realisme van Zhdanov. Bestaat socialistische kunst? Misschien mogen we sommige werken van Herman Gorter en van Henriëtte Roland Holst daartoe rekenen, evenals de schilderijen van de Amsterdamse schilder Johan van Hell. Maar van liberale kunst heeft nog nooit iemand gehoord. Hoe geslotener het wereldbeeld der ideologie, des te directer de invloed op de kunst. Het liberalisme wil niets inhoudelijks en vindt an sich dus ook geen enkele kunstzinnige uitdrukking. Het liberalisme streeft naar de grootst mogelijke vrijheid van elk individu. Het streeft naar burgerlijke vrijheid; vrije politieke instellingen; vrijheid van uitdrukking; vrijheid van godsdienst en vrijhandel. In West-Europa en Noord-Amerika zijn die vrijheden grotendeels verwerkelijkt. Er zijn in dit deel van de wereld ook geen serieuze concurrenten van het liberalisme meer, althans niet nu. Zoals Daniel Bell zei: All the isms are wasms. Wat dat betreft ben ik het eens met Francis Fukuyama. Na de Tweede Wereldoorlog zei de Engelse Labour-politicus Lord Shawcross: We are all socialists now. Nu, veertig jaar later, antwoord ik hem: We are alle liberals now. Het liberalisme is in hoge mate een formele ideologie: het eist respect voor de regels en dus eerbied voor de wet. In die zin was Socrates liberaal want hij weigerde te ontsnappen, hoewel hij daartoe de gelegenheid had. Wat de mens met zijn vrijheid doet, moet hij zelf weten; want hij is zelf de beste beoordelaar van zijn eigen belang. Ontplooiing is het gerechtvaardigd handelen naar eigen inzicht. Het liberalisme streeft naar depolitisering: de samenleving moet zoveel mogelijk zelf doen, het domein van de politiek moet zo klein mogelijk zijn. De Europese Weltanschauung is de voedingsbodem van het liberalisme en het liberalisme moet die voedingsbodem koesteren. Ik zeg dit niet zonder reden. Een van de kenmerken van de revolutie van de jaren zestig was het culturele relativisme. In mijn onlangs verschenen boek De Engel en het Beest heb ik dat relativisme beschreven (in het hoofdstuk ‘Nineteen sixty-eight and all that’). Volgens het gauchisme van die jaren bestonden er geen correcte antwoorden op vragen naar een juiste handelswijze. Alle meningen waren immers van gelijke waarden, alle culturen op hun eigen wijze volmaakt.Ga naar eind1.) Cultureel relativisme is het thema van een boek dat in de Verenigde Staten voor veel opschudding heeft gezorgd. Ik doel hiermee op The closing of the American Mind van Allan Bloom. In dat boek verdedigt deze hoogleraar aan de Universiteit van Chicago de stelling dat alle Amerikaanse studenten kennis behoren te nemen van de belangrijkste werken van de westerse beschaving, ook wanneer meer dan de helft van die studenten behoort tot een minderheid, zoals de zwarte, de Latijns Amerikaanse, of de Oost-Aziatische. In de Universiteit van California is die verhouding nu bereikt. Bloom bestrijdt het culturele relativisme omdat het een waar-de-relativisme met zich meebrengt, dat volgens hem onvermijdelijk tot een verval van | |
[pagina 23]
| |
westerse waarden moet leiden. Allan Bloom heeft met zijn boek een bestseller geschreven maar is overladen met kritiek. Misschien was het één wel voorwaarde voor het ander. Zijn tegenstanders, van wie sommigen hun pen in gif lijken te hebben gedoopt, hielden hem voor dat bijna alle meesterwerken van de westerse beschaving waren geschreven door mannen en, wat nog erger schijnt te zijn, door blanke mannen. Bloom bezondigde zich er aan, een hiërarchie van culturen te willen aanleggen, die de verscheidenheid van de Amerikaanse studentenbevolking tekort zou doen. Zijn elitaire opvatting over cultuur veronachtzaamde de multiculturele representativiteit die Amerikaanse universiteiten moest kenmerken, aldus zijn critici. Het is een debat dat hier nog moet worden gevoerd want wij zijn de Amerikanen niet zozeer een oplossing vóór alswel een probleem achter. Zijn de Europese Weltanschauung en de Islamitische cultuur gelijkwaardig? De Islamieten zelf vinden van niet. In een aantal Islamitische landen is het dan ook onmogelijk een kerk te bouwen. Ook ik zie die gelijkwaardigheid niet. Ik vermoed dat de meeste Nederlandse vrouwen mijn mening delen want de wijze waarop vrouwen worden behandeld in de wereld van de Islam is een smet op het blazoen van die cultuur. Het liberalisme gedijt niet in een Islamitische omgeving. Het gedijt alleen binnen een Weltanschauung van rationalisme, humanisme en Christendom. Het is kwetsbaar zoals die Weltanschauung kwetsbaar is en moet zich verdedigen om te kunnen overleven. De aanvallen van fascisme en communisme zijn afgeslagen. Het ideologische debat is voorlopig gewonnen. Maar wie weet wat ons te wachten staat? Wat dat betreft, deel ik geenszins het optimisme van Fukuyama.
Hoe kan het liberalisme zijn voedingsbodem koesteren? Ik word nu erg concreet want dat verwacht u toch van een fractievoorzitter. Ik brengt vier punten op: 1. de economie; 2. het onderwijs; 3. de media; en 4. de Europese integratie. Ten aanzien van de economie wil ik kort zijn want het gesprek daarover met de regering vormt mijn dagelijks brood. Ik volsta met te zeggen dat de sanering van de overheidsfinanciën nog lang niet is voltooid want de nationale schuld groeit elk jaar nog met een zeer aanzienlijk bedrag. Deze toestand is in moreel opzicht onaanvaardbaar. Ook op andere economische terreinen staat ons nog zeer veel te doen. Wij moeten ons voorbereiden op de concurrentie die ons wacht: wat betreft high tech produkten uit Oost-Azië - zie Philips - en wat betreft low tech produkten uit Oost-Europa. De gezondheid van onze economie is belangrijk want economisch verval leidt uiteindelijk tot cultureel verval. Het liberalisme beschikt hier over goede papieren want allerwege wordt nu toch erkend dat de liberale economische politiek de beste is. Dan het onderwijs. Ik wil een krachtig pleidooi laten horen voor het belang van de zgn. cognitieve vakken: zeg maar de leervakken, de vakken waarvoor leerlingen moeten blokken. Sinds de jaren zeventig is de betekenis van de cognitieve vorming op school sterk gerelativeerd, om niet te zeggen aangetast. Niet de leerstof maar de leerling moest centraal zijn. De prestatiemoraal als belangrijkste waarde van onze scholen kwam daarmee op de tocht te staan. In het leerlinggerichte onderwijs van de toekomst zou selectie dan ook niet meer op zijn plaats zijn. Een dergelijke gedachtengang is uiting van een hedonistische, anti-intellectuele tendens en ik wil mij daartegen verzetten. Ik merk daarbij op dat Nederlanders die ambtenaar willen worden bij de Europese Commissie in Brussel en die daarvoor vergelijkende examens moeten afleggen - de zgn. concours - het moeilijk blijken te hebben, in het bijzonder op het terrein van deze cognitieve vakken. Mijn pleidooi voor meer nadruk er op beoogt dus onze internationale concurrentiepositie te versterken. Maar er is meer. De emancipatie van achtergestelde groepen is hier ook in het geding. Ik volg nu de argumentatie van Prof. Dr. J.M.G. Leune, hoogleraar in de onderwijssociologie te Rotterdam, zoals hij die heeft neergelegd in zijn artikel ‘Sociaal-democratie, arbeiderskinderen en middenschool’.Ga naar eind2.) De inzet van onderwijs, schrijft Leune, is spreiding van kennis en niet het onthouden van kennis aan kinderen voor wie het spreidingsideaal is bedoeld. Ik citeer: ‘De vraag is of een accentverschuiving in non-cognitieve richting een bijdrage levert aan de maatschappelijke weerbaarheid van groepen in achterstandssituaties. (-) In vele opzichten moet een versterking van de cognitieve functies van de school van meer belang worden geacht voor de stimulering van maatschappelijke weerbaarheid dan een vergroting van de aandacht voor houdingen, waarden, emoties en andere psychische en lichamelijke eigenschappen’. Aldus Leune. Dus ook vanuit het oogpunt van emancipatie verdienen de cognitieve vakken alle aandacht. Meisjes uit Islamitische gezinnen moeten onverkort aan de leerplichtwet voldoen, ook al hebben zij de puberteit bereikt. | |
[pagina 24]
| |
Nu doet de onderwijsinspectie vaak een oogje dicht. Dat is ontoelaatbaar. Voorts ben ik van mening dat de selectie aan de poort van de universiteit strenger moet zijn, in die zin dat niet iedereen wordt toegelaten tot elke studie. Er is geen reden waarom sommige studies niet een bepaald takenpakket op de middelbare school zouden mogen vereisen, die aankomende studenten liefst met cijfers van een bepaald niveau moeten hebben voltooid. Het merkwaardige is dat het beroepsonderwijs wel eisen stelt maar het universitaire onderwijs niet. Ik kom nu op het terrein van de media. Dat was mijn derde punt. Ik beschouw het Hilversumse omroepbestel als vermolmd en volstrekt achterhaald. Het is mij nog steeds duister waarom iedereen mag kijken naar een Italiaans televisieprogramma dat wordt uitgezonden vanuit Milaan maar niet naar een Nederlands programma vanuit diezelfde stad, en dat nog wel ter bescherming van de Nederlandse culturele identiteit. Het is hoog tijd dat ons omroepbestel op een andere leest wordt geschoeid. Pappen en nathouden helpt niet meer. Die nieuwe leest zou kunnen bestaan uit drie beginselen. Volgens het eerste moet de overheid uitgaan van de vrijheid van meningsuiting zoals die is verwoord in de Grondwet en in internationale verdragen. De overheid regelt, gebiedt en verbiedt te veel. De nadruk ligt meer op het beperken van vrijheid dan op het bevorderen ervan. De overheid moet via satelliet en kabel alle ruimte geven aan het verspreiden en ontvangen van berichten. De kabel moet zo vrij zijn als het papier. Het tweede beginsel moet zijn dat technologische mogelijkheden zo goed mogelijk worden benut. Niet de overheid maar de ontvanger dient te bepalen wat deze laatste ziet. Ten derde moet de openbare functie van de omroep behouden blijven. Mij dunkt dat de openbare functie moet worden vervuld niet door private Hilversumse omroepverenigingen maar door een aparte nationale omroep. Daartoe moet de NOS worden omgevormd tot een zelfstandige omroep zonder banden met de omroepverenigingen, een soort BBC dus. Financiering zou gebeuren door middel van een verplichte omroepbijdrage, want het gaat hier om openbare taken en functies. Omdat de omroepbijdrage niet voor andere doelen mag worden gebruikt, zal die bijdrage kleiner kunnen zijn dan nu. De bestaande Hilversumse omroepverenigingen kunnen dan worden verlost van hun huidige plicht publieke functies te vervullen. Zij kunnen voortaan functioneren naar eigen keuze: al dan niet met een geprofileerde identiteit; commercieel of niet commercieel. Hun autonomie komt zo centraal te staan. De herstructurering die mij voor ogen staat, betekent dus dat één net ter beschikking zou staan voor de bevordering van de Nederlandse cultuur. Dat is het punt waar het mij hier om gaat. ‘Sky Channel’ is geen liberaal ideaal. Ik kom nu op mijn vierde en laatste punt: de Europese dimensie. ‘De euforie over Europa is voorbij’, zei Ben Knapen, hoofdredacteur van NRC Handelsblad, onlangs in Groningen. Hij signaleerde een gevoel van bedreiging en argwaan tegen internationalisatie, vooral in culturele kring. Om zijn bewering te staven citeerde Knapen de voorzitter van de PvdA-fractie Thijs Wöltgens: ‘Het vooruitzicht dat Nederland zijn soevereiniteit bijna helemaal zou overdragen aan Brussel beangstigt me. Het perspectief van de genivelleerde Europeaan lijkt me ook weinig aantrekkelijk’, aldus Wöltgens.Ga naar eind3.) Het is dit soort gevoelens van bedreiging die politici en anderen er toe brengt te pleiten voor een culturele paragraaf in het Verdrag van Rome, die de culturele soevereiniteit van de lidstaten zou moeten waarborgen. De Europese Gemeenschap is bovenal bedoeld als een gemeenschappelijke economische markt. Later zijn daar andere doelstellingen bij gekomen. Maar tot nog toe heeft de Europese Commissie afstand bewaard tot de cultuur. Het Verdrag van Rome vermeldt daar ook niets over. Vanuit het Europese Parlement en de Europese Commissie klinken wel steeds meer stemmen dat de Europese Gemeenschap zich ook met een gemeenschappelijk cultuurbeleid zou moeten bezighouden. Ik ben daar een groot tegenstander van. Een dergelijke uitbreiding van de doelstellingen van de Gemeenschap zou afbreuk doen aan het streven, het beleid op een zo laag mogelijk niveau te doen plaatshebben. Ik voorspel bovendien dat de integratie van de Gemeenschap averij zou oplopen als zij zich met de cultuur zou bemoeien. Dat roept weerstanden op. Iedere lidstaat van de gemeenschap moet zijn eigen culturele beleid blijven bepalen. À fortiori ben ik het oneens met staatssecretaris Piet Dankert, die het Verdrag van Rome wil uitbreiden met de doelstelling: ‘kwaliteit van de samenleving’. De Europese Commissie behoeft zich niet met van alles en nog wat in te laten. Het is echter de vraag of men de Brusselse regelneven en -nichten moet tegenhouden met een culturele paragraaf in het Verdrag van Rome. De Gemeenschap moet beschik- | |
[pagina 25]
| |
ken over de middelen die nodig zijn om de doelstellingen van het Verdrag te bereiken en niet meer. Als er geen culturele doelstelling is, kunnen er ook geen middelen zijn die daartoe leiden. Maar dit aspect vormt een bijzaak. Hoofdzaak is dat cultuur een nationale kwestie blijft. ‘Men heeft in Nederland geen hoge pet op van de eigen cultuur’, zei Annelien Kappeyne van de Coppello in juni 1979. Het Erasmushuis in Djakarta - het Nederlands Cultureel Centrum daar - werd in april 1970 door onze ambassadeur geopend met een toespraak in het Engels. Wie hier beroemde buitenlanders onder handen neemt, krijgt van recensenten eerder de wind van voren dan sympathie. Nederlanders zijn geneigd tegen buitenlanders op te kijken. Een jaar geleden wekte onze Minister van Onderwijs Jo Ritzen de indruk universiteiten colleges in het Engels te willen laten geven. That was worse than a crime, it was a mistake. Wij projecteren ons culturele minderwaardigheidsgevoel op de Vlamingen, op wie wij zeer ten onrechte neerkijken want de rij van vooraanstaande Vlaamse kunstenaars is lang. Via de BRT hoort men vaak verzorgder Nederlands dan de randstedelijke omgangsturbo. ‘Duimspijkertje’ is een aardiger woord dan ‘punaise’. Nederlanders en Vlamingen hebben een gemeenschappelijke cultuurtaal en die moet het voorwerp zijn van gemeenschappelijke zorg. Ik ga voorbij aan de miskleun van onze Minister van Cultuur Hedy d'Ancona ter gelegenheid van het Algemeen Nederlands Congres in Brussel op 28 april van dit jaar. That was worse than a crime, it was a blunder. Maar zij kan het weer goed maken. In februari 1981 vroeg ik in de Tweede Kamer om een Nederlands cultureel centrum in Brussel. Het vermoeide antwoord van de dienstdoende staatssecretaris leek bedoeld om iedere cultuurminnaar te ontmoedigen. Op 23 mei 1981 werd het Vlaams Cultureel Centrum in de Brakke Grond geopend. Wanneer komt zijn tegenhanger in Brussel? Waarom sturen wij culturele expedities naar Houston, Texas, maar verwaarlozen wij het eigene? Een cultuur die leeft, moet betalen voor haar toekomst.
Ik kom tot het slot van mijn betoog. Ideologieën zijn late vondsten van Europese bodem. Sommige ideologieën hebben de Europese Weltanschauung zwaar aangetast. Ik heb die Weltanschauung gedefinieerd als rationalisme, humanisme en Christendom. Maar ik heb dat Duitse begrip slechts nodig gehad als een hulpstuk, als een kruk die ik nu wegwerp. Want bij nader inzien valt het samen met het begrip Cultuur met een hoofdletter C. Ik had die kruk nodig om geen verwarring te scheppen tussen cultuur met een kleine en met een grote C. Toen Jacques Delors het had over rationalisme, humanisme en Christendom, definieerde hij ook la culture européenne en niet dat Duitse begrip. Welnu: ideologieën van allerhande makelij hebben de Europese Cultuur zwaar aangetast. Hun aanval is voorlopig afgeslagen. Het liberalisme is als overwinnaar uit de strijd gekomen. Zijn voedingsbodem is diezelfde Europese Cultuur, die het moet verdedigen om te overleven. Het liberalisme doet dat door economische bloei te bevorderen, de overdracht van kennis te stimuleren, de omroep een culturele dimensie te geven en het eigene in stand te houden. Die verdediging is niet overbodig want wie weet wat ons te wachten staat.
Tegen deze lezing is door twee personen, inwoners van Zeist en Utrecht, een klacht ingediend bij de Haagse hoofdofficier van justitie. De klagers menen dat Bolkestein, in de passage over de Islamitische cultuur, aanzet tot haat jegens de Islamitische bevolking. |