dwangmatige behoefte zich regelmatig schoon te wassen in de ezelinnenmelk van het ‘bain publique’. Macht maakt de mens snel vuil. Bij het binnentreden in het dodenrijk woog de god Osiris het hart van de pasgestorven farao - het moest licht zijn, onbezwaard, onschuldig aan het bloed dat hij vergoten had. Keizer Augustus en zijn vrouw Julia waren met niets zo druk bezig als met hun godwording, want die zou hen voor altijd schoonwassen van hun bloedige misdaden - als roze babietjes wilden zij de eeuwigheid in. En ook Nixon besteedt al jaren al zijn geld aan het museum van zijn onschuld, aan het wegwassen van Watergate, want parelwit wil hij in de geschiedenisboekjes komen waarboven jongens in schoolbankjes hun machtsdroompjes dromen.
Dit onmenselijke en fatale gebrek aan vergissingsvermogen van de machthebbers heeft alles te maken met de nog goeddeels barbaarse en bloedige politieke cultuur waarbinnen zij moeten opereren. Die cultuur wordt, zeker op wereldschaal, nog steeds gekenmerkt door een fanatieke demonisering van de tegenstander. Nog steeds trekken politici, of het nu clericalen, of liberalen of socialisten zijn, in een oeroude reflex ten strijde tegen het Kwaad. Of het nu tegen de ‘klassevijand’ is of tegen een ‘evil empire’, het Kwaad zal met wortel en tak moeten worden uitgeroeid. Al die schitterende idealen zijn in feite oorlogsverklaringen, Thanatos-dansen - socialismo o muerte! Zelfs het prachtige pacifisme is meestal oorlogsbevorderend, zoals Lenin en Hitler en Stalin en Mao heel goed wisten, en zoals nu weer Saddam Hussein heel goed weet.
Tegen dit alles hebben wij maar één wapen: de democratie, de principiële bescherming van de politieke tegenstander. Alle politieke stromingen die zich van dit principe afkeerden hebben gefaald - nationalisme, fascisme, communisme en religieus fundamentalisme zijn als traumatische vergissingen voorgoed in het collectieve geheugen opgenomen, in die zin is de geschiedenis ten einde en heeft Fukuyama gelijk. Drie hoofdstromingen zijn de haven van de democratie binnengelopen: het clericalisme (of traditionalisme, zo men wil), het liberalisme, en het socialisme. Elk van die drie hebben wij ooit als alleenheerser gekend, als was het om aan te tonen dat hun misdaden tegen de menselijkheid niet voor elkaar onderdoen. Alleen wanneer zij elkaar binnen een democratische rechtsstaat in evenwicht houden wordt hun moordlust bedwongen. Het doet er dan niet zoveel toe wie er feitelijk aan de macht zijn, de kerkelijken, de liberalen of de socialisten, als er maar steeds één of twee groepen in de oppositie zijn. Alleen dan is er kans op stabiliteit en een redelijk leefbaar politiek klimaat, op de afwezigheid van oorlog - gelukkig niet op het einde van alle conflicten, zoals de utopisten dromen.
Niet de strijd tussen Goed en Kwaad bepaalt ons lot, maar het vinden van een evenwicht. In dit verband zou ik willen wijzen op de ideeën van de Amerikaanse neuroloog Paul D. MacLean, die in ons land ook door Piet Vroon zijn uitgewerkt en verbreid (zie De tranen van de krokodil). Volgens Mac-Lean zijn er in de evolutie van ons centrale zenuwstelsel drie min of meer zelfstandig opererende breinen tot ontwikkeling gekomen: het oudste centrale deel (het zogenaamde ‘reptielenbrein’); het vroege zoogdierenbrein (het ‘lymbische systeem’); en het jongste deel, het menselijk brein (de ‘neo cortex’). ‘In the course of evolution the brain has acquired three drivers, all seated up front and all of three different minds’, schrijft MacLean (A Mind of Three Minds - Educating the Triune Brain). Het fascinerende aan dit concept is die driedimensionale sturing van ons doen en laten - als een van de drie chauffeurs er met ons vandoor gaat verongelukt de wagen. Volgens Piet Vroon is er in de loop van de evolutie met de coördinatie tussen die chauffeurs een en ander misgegaan. De mens is niet goed bij zijn hoofd.
U begrijpt intussen waar ik naar toe wil: ons neurologisch zelfbestuur kan een model zijn voor het zelfbestuur van de maatschappij. De rol van het reptielenbrien, dat de angsten, de driften, en de mythische oerbeelden bevat, is weggelegd voor de clericalen; het lymbische middenveld, met z'n onberekenbare emoties, is voor de liberalen; en het menselijke, het verbale en analytische deel is voor de socialisten. Zo wordt ook meteen duidelijk waarom het socialisme altijd zo'n schrale voedingsbodem voor de kunsten is geweest, want de kunst graaft dieper dan de neo cortex.
Daarmee ben ik aan het eind van mijn verhaal. De conclusie is duidelijk: geen van de drie stromingen in het paradijs van de politieke vrede heeft op zichzelf gelijk, alleen gezamenlijk hebben ze dat. Dit betekent dat alle kiezers zweven. Eindelijk komen de vrije kiezers van de grond los. Zwevend boven de politieke markt zien zij de standwerkers hun nederige arbeid verrichten in dienst van de samenleving. Het is belangrijk werk, zoals voedsel en geld en onderdak belangrijk zijn, maar het is niet het belangwekkendste werk, het is geen wetenschap, of kunst, of religie. Maar wie zijn kraam en het land goed verzorgt, krijgt het beste wat een kiezer in huis heeft: zijn stem.