Hollands Maandblad. Jaargang 1990 (506-517)
(1990)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 22]
| |
De intocht van Christus in Amsterdam
| |
[pagina 23]
| |
Hij verkoopt zijn huid duur -
Universele multimeters
Universele allesdragers en vurenhouten schroten
En allerlei mesjes
Voor velerlei doelen
Dames in sarong
Met ogen als buizerds
Horen ademloos toe
Het wordt een goede dag vandaag.
Het rituele slachten van de morgen is begonnen
Op het altaar is het bloed van gisteren geronnen
De groenteboer stopt met een stalen gezicht
Rot fruit in je tas (en je ziet het)
De zaterdagamateurs schieten gaten in de lucht
(Morgen naar de uitslagen luisteren)
Frans Bakker gaat naar V&D
Voor een goedkope cd
Klaas van der Meerlookalikes
Die boodschappen doen in soorten en maten
Tellen onbegrijpelijkerwijs hun gorten
Voor zij zich weer in de drukte storten
Zwartgallige zaterdag te zwaar voor zijn lichte botten
Zatte dag ladderdag met een stuk in je kraag
Met zon en met wind en met regen
De Joodse soebat rustdag zonder redding
Of genezing, maar de winkels zijn open
Alleen de arbeidsmarkt ligt stil
Er zijn veel mensen die hoopvol
gestemd zijn
‘Vandaag kan alles gebeuren’
En inderdaad
Er gebeurt al iets
We hadden hem met een metafysisch rekensommetje
Even alleen gelaten bij de poorten onzer stad
(In toom gehouden door tachtig knechten)
Hij vastte veertig dagen en hij vastte veertig nachten
Werd zo mager als een lat
Woog minder dan een dooie kat
Morgen, een week geleden, was hij naar Amsterdam gegaan
Met een ezeltje (Maarten) en vele palmtakken groene
Voor zijn glorieuze intocht temidden van de goeden en de slechten
Dat pakte wel even anders uit. De ezel moest hij achterlaten
De palmtakken werden gebruikt in een André van Duin-revue
De autosnelwegparafernalia waaronder
Sexboekjes & in beton gestorte karatekampioenen
Woorden als afval onder de vangrail, glasscherven
Houtsplinters uit een kindervoet getrokken
& blikjes & peuken: en noem maar op
Alles wat normale mensen in hun hoofd meedragen
Lag hier
Niet stil maar te schreeuwen en gebaren
Als vissen te stikken
Langs de kant van de weg
| |
[pagina 24]
| |
Hij tuurde langs de vluchtstrook, zag zich op de rug
Een cherubijnse wandelaar die vrolijk wijsjes floot
Zit er enige lijn in, houdt het midden het nog wel
Nu hij erop terugkijkt zijn idealen en zijn dromen
...
Glinsterend ijzervijlsel is het, meer leuk dan mooi
Een luchthartig onderonsje dat ik verstrooi
Op de vier winden voor ik me van de leuning gooi
Een heerschap kwam in zes seconden nader
(1,2,5,6)
Eerst een scheermes staande in het weiland
Slaakte hij toen, plots, de kreten van een kievit
En stond hij zomaar, met bolhoed, voor zijn neus
(Een bijzonder welgevormde neus
Niet direct een haakneus
Maar wel degelijk aquiline.)
Het heerschap zei plechtstatig, welhaast slijmend:
- Volg mij. Vanaf gindse poort
Zal ik je de stad laten zien
Zij zwegen, volgden het pad in een lus om de vijver
Die, apotropaeisch door knotwilgjes omsingeld
Vertier bood aan de eenden en twee periscopen
De poort was een octaviaduct voor voetgangers en fietsen
Er onderdoor stroomde verkeer in elke richting
Die je maar wenste zo tolerant was hier de dood
(Je hoort het niet totdat het weg is
Maar het is nooit weg.)
Het heerschap verdween zo nu en dan
Kwam dan uit het niets ineens weer terug
Je werd er tureluurs van
Hij stond als eerste op de brug:
- Daar ligt mythisch Ankestijn
Ginder 't gehate Duivendrecht
Zie, ginds de tuinen van het volk
Daar, de golfbanen van de rijken
En daar dodenakker Zorgvlied
Achter ons ligt Ouderkerk
Voor ons: de borden van de stad
(Havens Oost Havens West Rai en
Amsterdam) en een nieuwe poort
De zuidelijke tak van de ringspoorbaan
Twee slagtanden kwamen uit zijn mond te voorschijn
En schoten even snel weer terug
Je ziet er erg armoedig uit jongen
Hier heb je een paar Reebokschoenen
Lacostashirts Pleijadeboekjes
Lekkere pilletjes waar je weer vrolijk van wordt
Een ongebruikte strippenkaart een
Patatje oorlog.
Maar wie bent u? Wil ik u wel kennen?
Onbekendheid met het vreemde omfloerste zijn gemoed
Hij twijfelde
De ander sijfelde:
| |
[pagina 25]
| |
Ik ben die ik ben.
Sta mij toe mij u voor te stellen:
Ben ik geest of ben ik gas?
Ik ben de lemur, de larf
Die vrouwen vuurtjes biedt
En kinderen pepermuntjes
Ja, ik heb
Kinderlokkersfietstassen
Met een voetbal voor de jongens
En een kunstbloem voor de meisjes.
Vuurtje? Pepermuntje?
Let me put it this way:
Mijn ijver is van blauwe voeten mijn uren zijn gevaar
's Avonds waar ik rond met mijn ouderwetse schaar
Bandieten slaafse vondelingen directeuren van de bank
Die ingevet met zalf nu eeuwig sterven vies en mank
Mijn zwavelige zwaard klieft neuzen bij de vleet
Honger is mijn handelsmerk en een van mijn gedaantes
Waar iets valt ben ik de havik die zijn prooi slaat
Mijn hand is overal in vlees en bloed en in geraamtes
Weet je al wie ik ben?
Will Simon? Krijn Torringa?
Sonja Barend? Hans van Willigenburg?
Gerard Bakker? Babs Persoons?
Fentener van Vlissingen?
Wat doet het er ook toe
Ik kom met een bescheiden voorstel. Een leuk initiatief
Je hoeft alleen maar ja te zeggen
Zullen we samen van de leuning springen?
Ik geef je wel een hand
Of anders wel een zetje
Maak er toch een eind aan
Het leven heeft geen zin
Dat van jou tenminste niet
Ze naaien je waar je bijstaat
Je stinkt er altijd in
Je leven is geen pretje
Je wil niks en je doet niks
Je hangt alleen maar rond
Je krabt gaten in je wangen
En trekt haren uit je kont
Geef het op geef het op
Maak er toch een eind aan
Geef het op aan mij...
Hij doet het voor en landt op het talud
Een ommezwaai, een oogwenk en hij staat weer op de brug
Ik verdom het en vertik het
Ik zal niet dienen, nergens voor en nergens toe
Sodemieter op vuile roomse gluiperd
Met je praatjes en je speeksel uit je spuugbek
Duvel op!
| |
[pagina 26]
| |
Dan niet. Het is je aangeboden
En hij verdween zoals hij was gekomen
Belachelijk belangrijk obsequieus en met een buiging
Dwaallichtjes vuurvliegjes bij daglicht een kat op de leuning tak tak tak
Snel achtereenvolgend in découpage
Zie daar maar eens wijs uit te worden
Hij zag wit
Helemaal wit
Zo wit
Als Smit
Nu weet hij wat hij wel had moeten zeggen
Hij gaat het in zijn speech verwerken
Hij zal zich doen weerklinken in het volk
De stoet die hij in zijn eentje is zet zich in beweging
Op geluidloze chinese sokken in sneetjes roggebrood
(Sandalen) geschoeid.
Hij daalt af
Steekt over
(Zorg dat je het verkeer altijd kunt zien aankomen!)
Daalt verder af en staat stil voor een paaltje
Amsterdam - West (wijzend handje)
De weg omhoog
Dat is de weg die hij niet neemt
Hij daalt weer af
Het is zijn straf
De velden van O.G.C.S. Olympus liggen er verlaten bij
De spiegelgladde Amstel verheft zich
Een paar centimeter onder zeeniveau
Het land loopt langs de zijkant mee op
Iets hoger maar wat scheelt het (een verticale voet
Een zoveelste vaam, twee blokjes basalt
Bovenop elkaar gestapeld)
Bedolven onder honderden eenzame fietsers
Markeert de landweg de waterweg
En zorgt dat hij niet ontsnapt
Want de gevolgen zullen niet te overzien zijn
Spiegelglad, breed en traag
Kronkelt van traag genot de Amstel
Als op vakantie aan de Spaanse kust
Een eindeloze einder waar gevederde galjoenen
Hun rijk versierde kop opsteken en
Schorre kreten slaan op het aambeeld van hun stem
(Bedorven Noorse waterhoenen
Kakelen als norse kalkoenen)
Kalmukken kromzwaarden en koekjes van kalk
Aan de branding gebakken en genuttigd
Leveren strijd om de prioriteit van het wegdek
En wie recht heeft op deze helse zaterdag
Om te beminnen, te beginnen en haar
Uit te delen en van iedereen te maken
Spiegelglad is de spiegel van het water
Men vermoedt diepe gronden
Of een plots opstekende storm
Of dat er iemand aan de kant staat
Die op maat 47 het water over loopt
| |
[pagina 27]
| |
Er staat iemand aan de kant
Op grote voet te staan
Waaromheen merkloze sandalen
Zijn opgezwollen voeten knellen
Iemand? We kennen hem reeds
Alweer zo'n uitnodigend lachje!
Uit de ooghoeken van de stroom
Een kibbelend kabbelend vlekje
Licht - ik rol nog even een shagje
Voor ik ontwaak uit deze droom
Op de rivier slaan de spanen van de 8 met stuur
Het zijn meisjes. Afgebekte roeisters bekaf
In trainingspakken voortgeschreeuwd
Door hun leidster en haar blikken
Luidspreker aan de kin gebonden
Een muilkorf van geluid
Nog drie poorten
Hebben mensenhanden dit gemaakt?
Azteekse hemelbogen voor het openbaar vervoer
Azteekse hemelbogen voor het openbaar vervoer!
Polsen. Polsen die kloppen.
Echte echo's van de overhoofdig trekkende legers
Cadanzen tegen het graniet -
Basalt- of beton -
Bekiste trommelvlies
Wij gaan niet terug wij gaan niet terug
Nog lange niet nog lange niet
O nee
Want m'n moeder mag 't niet weten
En m'n vader is niet thuis
Nooit was hij thuis altijd ergens anders
Bezig een schuurtje te timmeren of een
Nachtkastje voor oma
Die in de prostitutie gezeten had
Maar het licht had gezien
Niet langer het rode licht maar het echte licht
Zag zij, dat schijnt niet in de ogen
Maar in het hart
Toen ging ook dat licht uit
Toen ze naar Indië ging om een kind te baren
Mijn moeder
| |
[pagina 28]
| |
MoederU liet me niet aan 't woord
Toen ik wilde leren praten
En toen ik mijn eerste woord sprak
Lachte u me uit
U gaf me overal de schuld van
De schuld die ik ook ging dragen
Tenslotte
(Maar als U nu te koken staat
en boven de bietjes naar buiten kijkt
en niets ziet, behalve bergen donker
dan huilt U, in wanhoop en ellende
waarom het zo moest zijn en anders niet
Soms gaat het wel. Erna meestal. Even)
Mijn vader en moeder gingen uit elkaar
Toen ik achtentwintig was
Mijn vader die in kemelen deed
Is toen van verdriet gestorven
Ik heb hem nooit horen schelden
Of zien huilen
Behalve toen hij de hond naar de dierenarts moest brengen
Voor een spuitje
Toen kon hij het wel
| |
Aan de oeverkip en ei
kip en poot
kip en hok
de pikorde in de kippenren
de kip zegt: ik pik
de kip is dierbaar
welgevallig aan mijn oog
de aandoenlijkste van het dierenrijk
De boten waar de mensen wonen
Liggen verscholen in het lover en het kroos
De lakens zijn er altoos schoon en
Men dopt er bonen honingzoet en broos
O, O, de landpalen van de stad zijn hier
De bebouwde kom stulpt naar buiten
Op de stèlè zit een vale gier
Maar zijn gang is niet te stuiten
Proporties krimpen bij het binnenkomen van de stad
Van titanenstrijd tot termietenvlijt
Je oude meetstok met wat anders dan hij mat
Je raakt je gevoel voor richting danig kwijt
In de lussen door de bochten de danteske kringetjes
Waarmee het verkeer in juiste banen
(Dat wil zeggen: om de tuin) wordt geleid
Olympische ringetjes van de slang die in zijn staartpunt bijt
| |
[pagina 29]
| |
De Utrechtse Brug en OmgevingAl te misse moede op de Utrechtsebrug
Speerpunt in Europa (Van de andere kant
houden ze bordjes op met ‘Arnhem’)
Kruispunt van handelswegen
Tweesprong in de geschiedenis:
Hier werd John F. Kennedy vermoord
Zoals de Zapruder-film ons toont
Een brug te ver is een sprong in het water
Market Garden mislukte hier
En daar vliegt Japi door de lucht (dag Japi)
(Hij gaat bij de vissen eten)
Het vastgelegde veer dat twee oevers verbindt
Je kan er zwaaien naar de Beatles
(Met Jimmy Nikkel en Herman Stok
In plaats van Ringo Staar
Die zijn amandelen eruit moesten)
Of naar Ruud Gullit en Rinus Michels
Het Nederlandse elftal dat kampioen werd in Duitsland
Kampioen van Europa
The queen in nineteen forty five
Was never more alive
Than on this very bridge
Where she shot the German witch
Voorwereldlijke reptielen staan aan de overkant
Hem reeds op te wachten met een spandoek
Welkom geheten en getrompetter
Uit mammoetenslurven
Hij is ontroerd
(Maar het is natuurlijk niet echt waar
Wel dat hij ontroerd is
Niet dat ze hem staan op te wachten)
Uit een traan in zijn ooghoek schept hij het heelal
Het heelal is namelijk
Oneindig
Klein
Zelfs als je een vergrootglas hebt
Of van heel dichtbij kijkt
Is het niet
(Of nauwelijks)
Waar te nemen
Het is een eenzelvige
Atomaire eencellige
Die met zijn staart
Niets aan alles paart
Links nog een keer links en nog een keer
Links twee drie vier
Bar bodega 't Narretje
Op de hoek van de Kennedylaan en de Rijnstraat
Is zijn destinatie
Er ligt prostaat op de vloer en er staat een wantrouwen
In de plantenbak
De periferen bloeien Rocco Granata
Kweelt Marina Marina Marina
Animula vagula blandula
Hij is werkelijk aangekondigd
Heden Avond: Jezus van Nazareth
Morgen: Bingo
| |
[pagina 30]
| |
Het is vanavond hedenavond
Vanavond luidt het einde in
Zoals het eerder ook gebeurde
Zal het nu dan anders gaan
(Rot einde na aanvankelijk succes)
Je moet bukken om binnen te komen dit zaaltje
Is een ondergelopen kelder waar muskusratten
Rondjes zwemmen en gewijd kroos de muren op groeit
Het begint
Met een
Redevoering vanaf het biljart
(Wees gerust: er ligt een plank over het laken)
Zoals de waard is vertrouwt hij zijn gasten
Zoals de waard is zijn zijn gasten
Dat is mooi gezegd
Kent u die uitdrukking?
Voor de vuist weg gaat hij door
Moedig door het moment
Aangemoedigd door niemand
Vuile ramen: doffe ogen vol pus
Er is een querulant onder het publiek
Zoals gewoonlijk
Ik heb een verklaring en die wilde ik voorlezen
Deze querulant is de Letterlijke
Zijn vale stem is uit de westelijke klaagmuur getrokken
In politieke kiekies vertaalt hij de erfzonde
Belast en beladen: de belasting moet omlaag
Het Maximum Laadvermogen omhoog
't Geld moet goedkoper. De hond in 't gelid
Geef kleuters meer strafwerk, saneer je gebit.
Buitenlanders buiten
En wat denkt de heer te doen aan het mestoverschot
Aan de criminaliteit aan de Turken
-Niet alles tegelijk! U bent straks aan de beurt
Na mijn lezing is er gelegenheid tot vragenstellen
| |
[pagina 31]
| |
Op NederlandWe liepen op de heide
Tekenden figuren in het zand
Zagen schapen in de weide
Vouwden scheepjes uit een krant
Maar we hebben het land
Niet ontwoekerd. Gewonnen noch gereinigd
Dit opgedregd kadaver -
't Is alles verwrongen en gepijnigd
Allemaal zo unilateraal
Vluchten uit de asbak kan je niet
Dat wil zeggen...
Ik ben geen je, geen alleseter
Geen onpersoon, geen Iedereen
Ik mis hen, zij mij niet!
Het Alziend Oor houdt zijn mond
(Een bijzonder welgevormde mond
Niet direct een rozenmond
Maar wel degelijk zoetgevooisd en van weinig lippen.)
Ternauwernood kan hij zich vasthouden
Aan de vlucht van zijn gedachtes
Er komt knoflook uit zijn neus
De verwarring der zinnen is compleet. Men heeft zijn bekomst
Favoriete playbayers geven rondjes weg
Hij kijkt met een douloureuse moederblik de menigte in
(Een man een vrouw een kind een leger halve paardekoppen)
Als in een verstopt neusgat lonely but not alone
Hij roept op de geesten
Af het onheil in stevige evacuaties met zijn eloquente, elitaire wit
Regels gestrooid in zijn toespraakje zijn donderspeech
Hij is op tournee, houdt toespraakjes in zalen en kantines
Daarbij drinkt hij water uit een glas, de vrijdenker
Spreekt zachtaardig, onbekwaam
Tot het uitzinnig verveeld publiek
Ingezetenen van het koninkrijk bij ons in de Jordaan
Die de gladiolen niet in elkaars ogen kunnen zien staan
Hij heft zijn bezwerende vinger die klopt van de pijn:
Holland is een badkamer met tegeltjes van glas
Waaraan hertepootjes als kapstokken prijken
(Hun straf voor neergeschoten te worden)
Le vrai surréaliste mène un trottoir aux jardins!
Open het graf!
Jamaar, wat komt eruit?
Een vergeven stank, van een land zonder hoop of glooi
Dertig centimeter as op de ruggen van het penibel beest
De tenen uwer oudtante
Piet den Boer en Aad de Mos
Een kinderhoofd vol hagedissen
De vlucht van een versplinterde pil...
Luiaards! Ga tot de mieren!
Geiten! Ga tot de spinnen!
Mensen! Ga tot de vissen!
Dit alles in metaforische zin.
Er was honing. En als honing verliet men de zaal.
Hij bleef achter in zijn zwembroek.
|
|