De volgende dag laadt de boer de wrakstukken op een kar, die hij door Frans en Eduard naar het autokerkhof laat slepen. Thuis vonden zij voor een fortuin lege flessen sterke drank.
Dit verhaal was niet ondertekend, maar had veel kwaad bloed gezet. A keek B aan die dacht dat C D ervan beschuldigde te verzwijgen dat D en E - op aanraden van F - G opdracht hadden gegeven samen met H dit infame stuk te schrijven.
En het vreemde was: dat dat best wel eens zo kon zijn.
Bij een radiator stond Roos te praten met Bob Dekking, iemand die een haaietand om zijn nek had hangen en brilleglazen had die met de zon meekleurden. Een kruising tussen Halfweg en Haarlem, een zwakzinnigheid voorwendende Rothweiler en een tot liefdesserum vermalen oeros, had Anton wel eens over hem gezegd tegen Roos. Het hielp niks, ze sprak nu eenmaal graag met krachtsporters en spierbundels. L'homme primaire had voor haar aantrekkingskracht, daar zulke mensen volgens haar geen huichelaars waren, of zelfs maar konden. Hier had Anton niets op te zeggen, want als dat zo was, dan was zij het ook.
Ze was zoals gewoonlijk in het roze, roze waren haar zware kabeltrui, haar lange, wijde broek en haar geverfde gympen. Het gesprek met Bob ging over gezonde voeding: müsli, rozijnen, paprika's, dadels, watergruwel, brinta, meloen en geen alcohol. Toen dat laatste ter sprake kwam kwam Anton tussenbeiden.
- Zonder drank kan ik niet denken.
- Met drank ook niet, zei Bob.
Roos moest lachen, Anton deed mee.
De muzikanten plugden in. Het was een Molukse band met een onuitsprekelijke naam die een aanstekelijke vermengeling van samba en beton bracht. Ze begonnen met een uitvoering van hun single Latin Dance, waarmee ze toen de hitladder beklommen. Trommeltjes, marimba's, bongo's, gamelans, koebellen, djembé's en daaroverheen gillende verwrongen gitaren en opzwepende bastonen. Tropische klanken die de zomer moesten doen herleven bij het publiek.
Bob stortte zich meteen in de eencellige zich her en der uitstulpende levensvorm op de dansvloer. De muziek zwol aan tot windkracht tien.
Ze zeiden niets tegen elkaar. Anton wist niet hoe hij moest beginnen.
Per ongeluk raakte hij haar hand aan. Een rilling ging door zijn lijf. Zijn eigen hand viel ervan op de grond. Snel verstopte hij zijn stompje achter zijn rug. Zij mocht het niet zien. Er vielen een paar druppels bloed op de grond, niet meer. Zijn hand lag als een stervende spin, met gekromde poten, te stuiptrekken op de tegels. Hij ging er met zijn voeten voor staan en ongemerkt veegde hij hem onder een jas. Toen de muziek begon en Roos omkeek om de band te zien, bukte hij zich snel en raapte zijn hand op. Gelukkig paste hij nog.
De tweelingzoons van de rector waren nu, schuchter als altijd, binnengekomen. Frans die niet zo goed kon meekomen en Eduard die krijtjes at en lijm. Het waren zielige slakken die bij de minste aanraking ineenkrompen en een spoor van slijm achterlieten. In niets leken ze op hun autoritaire vader, die voortvarend uitvoer tegen ieder die zijn blikveld kruiste. Maar buiten schooltijd gingen ze allebei vreemd genoeg weer ontzettend op hun vader lijken, dus het viel met die zieligheid wel mee. Die liep op ze af en maande ze dat ze voor half elf verdwenen moesten zijn.
Anton keek de rector met een scheef oog aan. Die zwijnskop zei hem meer dan genoeg. En dat hij zichzelf gekloond had in twee eeneiige tweelingen ook.
Hij begon te spreken tegen Roos, maar hij kon zich niet verstaanbaar maken, hoe hard hij ook schreeuwde.
- Eczeem. Bloedend tandvlees. Vreselijke afflicties en dergelijke. Daarmee was hij geslagen, als in de Bijbel. Dood, allemansvriend, woedde op hemel zowel als in aarde. Maar een dorpje... affijn, daar ben ik geboren.
- Wat leuk voor je!
Anton nam zijn imaginaire hoed van het hoedenrekje.
- Tot morgen, sprak hij flink.
- Ja, tot morgen. Hier is de klink. Zullen we onze sokken door de anijssoep roeren?
Zij gaf geen krimp. Ze gingen de gang op, nadat Anton dit in gebarentaal had voorgesteld. (Vragende ogen, wijzende vingers en een wenkend hoofd.)
Samen verlieten zij langs de andere kant de aula en belandden in de hal bij de jassen.
- Hadden jullie het nog ergens anders over?
- Hij had net een of ander stripboek gelezen en dat wilde hij op zijn lijst zetten om Kaemink te stangen. Mag het?
- Voor mijn part.
- Hè, doe niet zo lullig. Waarom ga je niet bij Greenpeace als je het je allemaal zo aantrekt?
De muziek overstemde het laatste. Dit verleidde Anton tot de observatie:
- Als je elkaar niet verstaat hoor je soms de mooiste dingen.