Hollands Maandblad. Jaargang 1989 (494-505)(1989)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 32] [p. 32] K.L. Poll De wil van de natuur Wat mooi! De zon schijnt om vijf voor half negen op dit papier. De lucht heeft zich aangekleed als voor een verjaardag. Een tuin vol bloesems in de schaduw kent zichzelf en vreest niet. Ik trek wat met mijn manke been en doe een stapje naar voren. Er kruipt grijs in de lucht, de toon verandert. Een diepe kale boosheid dringt naar voren. Misschien lopen er straks andere dieren los, misschien een stem, een ongetekend gezicht. Hoe kan ik geloven in wat blijft wanneer het zich vernielt. Er zijn, een slotaccoord voor druiven en patrijzen, geen hazelnoten meer in de tuinen van bedrog. De argwaan bloeit, bloeiender dan tevoren, kleine, prikkende, bruine winterbloemen, een vloek voor het oog, zo maken de laatste bewoners de rommel en het deerlijke misverstand voor de opgravers. [pagina 33] [p. 33] Zacht beginnen de stemmen van het koor door de lichtrode morgen. De vogels beamen wat zij horen. Het dagelijks werk, wat is dat. Het wil niet in de gedachten. Wat is er nog meer te doen, in de Transvaalstraat, voor de bewaakte overweg? Het koor klinkt aan de achterkant van het huis met de twee gezichten. De webben van de winterbomen beschermen het ochtendrood. Het is waar: de natuur bedriegt geen moment. Er ontstaat ruimte voor een boomgaard van geluk. Misschien toch de figuren, ongevoelig voor duur, beperkt en uitlegbaar, tuinen voor de geest. Ik ken niet de dissimulatio, zei de heks vragend. Niemand verwaardigde zich haar te antwoorden. Als zelfs de stem hapert, de bloedvaten aarzelen, het licht kwijnt, het humeur rafelt, is de kans op een warme zee voor een koude rivier te klein om met plezier zoveel moeite te doen. [pagina 34] [p. 34] Er gaat iets langs mij, een sneller blad, getekend door een edeler hand - ook wie geen koning ziet, geen meester van belang, vergeet de eigen staat van tijd tot tijd, bereidt zich voluit onvoldoende voor op de onherhaalbare tocht door het herfstbos van vandaag. Er klinkt nog wat na, in de winter van winter. Een grein van mijn leven vraagt voortijdig respijt. Er maakt zich wat los uit het broeiende weefsel. Het stapt in de trein, ver weg, een perron in het daglicht. Ik kijk en blijf achter, jaloers, tot verbittering in staat. In kleine eenheden trekken de elementen door de wildernis van de natuur. Zij luisteren naar de vogels, keuren de wolken, negeren de besluiten, weigeren te wonen. Zij houden de wereld in stand. Vorige Volgende