| |
| |
| |
De intocht van Christus in Amsterdam
(Een leerdicht)
Synops: annunciaties, eenvoudige daden van rechtvaardigheid, kruisiging (in die volgorde).
Erik Bindervoet
Robbert-Jan Henkes
I Annunciatief (polyfoon)
Langs de A4, Utrecht-Amsterdam, in de richting van Amsterdam,
staat voor de Lekbrug een Jezusfiguur.
Hij heeft de almacht van zijn vader
en de fantasie van zijn moeder
(maar het is niet zijn broer).
Langs de verschroeide aarde van de vluchtstrook langs de
A4, Amsterdam-Utrecht, in de richting van Amsterdam,
in de zachte berm van de bladzijde,
(op de Lekbrug) loopt nee slentert nee strompelt nee wandelt
nee stijgt nee komt dichterbij een jonge, oude man,
met een wielklem op zijn hoofd
en een naaimachine op zijn rug.
- Ik ben de nieuwe huishoudster.
Het is hitte. Heel hitte.
Warschau in de Beka-vallei.
De strijd om het bestaan, jazeker.
De zon regent in het water.
Het licht lazert in de gracht.
Alsof vissen vonken schieten
Als ik nog eens beter kijk dan zie ik:
De burgers lopen op het water
Een hartverwarmend massagraf
Aan de zweep van Ezra Pound
| |
| |
Een stuk of wat poëten maximalistisch
Staan praten met een del;
Gelepeld uit hun vissekop
(alles moet weg en op = op)
En dat die dansmariekes zich
(op commando voor hun coach)
Het gemompel is niet van de lucht.
Er zijn dagen die geen zon verdienen.
in een ton met spijkers beslagen
dingen zeggen die nog nooit gezegd zijn
op een manier waarop ze nog nooit gezegd zijn. BOEM!
als een verwijfde negentiende eeuwse sujetjuffer
de rechtvaardigen stenigen
de boosaards en de boeleerders belonen
in de gedaante van een algeheel bordeelverbod
als een tochtige eland op de klokketoren
er zit een ijskast tussen mijn oren
Gepriemd in clusters van baleinen
sta ik voor het busje klaar.
De ratten verlaten zingend het schip,
maar het is en blijft en gaat als de zon niet onder
(Het smaakt naar anijs en zout van de
en Ezau vermoordde JF Kennedy
en JF Kennedy vermoordde de democratie
en de democratie vermoordde God
en God sloeg de laatste hand aan zichzelf
en zo is het Kwaad in de wereld gekomen.
| |
| |
Binnen de poorten van de stad:
Wat zei de bruid in etcetera?
Geef een zwiep aan het rad, lees de kaarten,
zeef het zand, prijs je rijk.
En ver komt een antwoord van gene zijde -
Is dat mogelijk? Zijn de kaarten zo geschud?
Goochel met kaballen, tel de cijfers in de krant,
smaak het vertrouwen, ga het belijden.
Je zegt het, en je zegt het nog eens -
je bent je eigen echoput.
Kan ik daar wat aan doen?
Kan ik daar wat aan doen?
Kan ik daar wat aan doen?
Het is maar een spelletje.
Dieper in het hart van de Bataafsche metropool:
Al jaren vervallen aan het spinrokken
tot een staat van voorwereldlijk protoplasma
zonder held, heiland of variétésnoes,
geen eens een naam meer! De Melanesiërs waren beter af...
De vliegen zwermen uit portiekjes,
De asocialen pissen weer op straat,
ze bedelen om elastiekjes
en vragen hoe en of het gaat. (Slecht:)
Liefde verkild in onomatopeeën -
Ketterpausen en farizeeërs,
de incommunicabiliën en de orde der Theatijnen
gieten zij over ons uit als parels voor de zwijnen.
Wij weten niet wat zij bedoelen met hun spreuken.
- Van je voort voort voort.
Ze gillen, gillen om je oren.
ten overvloede in het veruitschot.
(De dimensies beginnen al te vallen.)
(Gabriël: - Ze is op zeven oktober uitgerekend.
Heldring: - Dat is een germanisme.
Pierson: - Maar ik spreek geen woord Duits!)
(Als ik aan Amsterdam denk zie ik de kaart van de stad.
| |
| |
O ja, en daar ergens ligt Zuid-Oost.)
(God, samengebalde materie, zaait de spreeuwen
die blijven hangen in de takken.
Sombere gedachten drijven voorbij.
Als de avond valt beginnen ze.)
(Bij de kaasboer op de Marnixstraat verkoopt Oom Laurens zijn halvparyk.)
Waar? In hogere instantie.
Angst. Hoop. Koude regen.)
(De vloed komt op als een pantser,
de geur van versgewassen zaagsel,
juffertje in 't groen, maagden in de palm,
de stad vult zich langzaam met zand.)
(En het gebeurde in die dagen
dat het altaar begon te vliegen
en vervolgens te spreken:
- Vuile protestanten hier allemaal!
Beeldenstormers, zandaarsen,
De ingrediënten zijn zo zuiver.
De bedoelingen zijn zo goed.
Als ik je smoel zie moet ik huiver
en spuwen mijn ogen je bloed
Dwingend sprak de koster:
Waarop, of liever, waaronder
de koster werd verpletterd.
Een zuil herdacht dit op het Damrak
(Ook gebeurde het te passeren
dat zij, die een gezicht had alsof zij levensgrote tieten had,
de citroen spleet en mengde
met amalgame salmejakken & ajuinpepers.)
| |
| |
(GWF Hegel en MC B.... s ontmoeten elkaar
(in de gedaante van Eyse Eysinga)
op de schoorsteenmantel.)
(Herinner je je, herinner je je
De nacht in de kale kruin?
(en die scheen ook niet),
maar stinken dat het deed.)
(- De wereld is gekrompen.
Ik ben een vreemde voor je.
(Woordvloed drupt uit de bazuivel.
(Triggerhappy, vuurgevaarlijk,
maar veroordeeld bij verstek,
wandelt de kalief in plaats van de kalief door de Jordaan.
Bij de baard van de komeet Harry!
maar beging een ernstig feit.
(Ook olle Moltatuli moest toezien, onthand en ontvoet.)
De snoeshaan haalt de trekker over -
Hij is magister elegantiae voor een dag.
Wat breekbaar is wordt stukgeslagen!
De puntmutsen gaan overstag.)
(Je hing aan biddende voeten
Een bouwput in elke voetzool
Voor het bederf dat in het hunne bloed school.
Etterzwachtels om je handen
Een klinknagel door elke levenslijn
Stomdronken tussen de kastanjes
't Moest tochtans iets verhevens zijn.
Attenooie! Krijg de klere!
O kop vol bloed en wonden!
Waarom woon ik niet in Almere -
Haven? 'k Word weer naar de maan geschoten,
In mijn drievuldigheid geschonden.
Mijn blijde boodschap naar Z'n kloten.)
| |
| |
(De puntmutsen plukharen.
Het ezeltje, captain of industry, gedropen non, [...]en non,
boekenweekbeschonken, is blind van tegenlicht:
een zicht voor zere ogen, een rauw gezicht.
Josie, gekloond van de staart van de profeet,
ontdekt een afscheidingsbeweging
in zijn darmkanaal, daadwerkelijk.
Bij Christa Kompas: na liposuctie spontane vulvavorming
Ewoud Sombie arriveert op CS.
heeft hij zijn bezem afgeschoren.
De geest van Simon Carmiggelt is in het gelaat van een oude hoer gevaren.)
(Een blauwe pelikaan op okselgrootte
heeft, op het knookpunt van de Lekkerste Straat,
de hokken van de ijshoed getoeterd.
Half vijf, het holst van de middag.
Zij spijbelt van balletles
en gaat een frietje eten.
Ze heeft het al vernomen:
Iedereen is halfmens, halfcartoon.
maar je moet er wel wat voor doen -
de zweetdoek, de zweetdoek.
Waar is mijn zweetdoek gebleven?
Ze gaat zitten op een stoepje.
Het einde der tijden is voorbij.)
(- Aach! Rotten jullie toch op,
Geloof is vaak een door slapzucht gevelde hoop
die er langzaam weer bovenop aan het komen is.
Dan is er trots - je hebt te veel gegeten,
In de stellige verwachting - Zeef
In the arms of kingdom come.
Ik zie ik zie wat jij niet ziet.
Het watergraf, het watergraf.
Daal af en zing een lied.
Het watergraf, het watergraf.
Kom je niet, dan kom je niet.
Eer? Ligt op het slagveld, in de gouden kroon
bezaaid met doornen, van Christus Koning.
| |
| |
Inmiddels, in een met graffiti overdekt viaductje:
- Ik ben niet zo iemand die de hele dag ligt te kotsen
Er werd een schaambeen uit je hersenpan getrokken
Van spuug ontdeed de hoornist zijn instrument
Toen ben je met de Noorderzon vertrokken
't Scheen, je had je aan je tong verhangen
Zocht soelaas, enig houvast
Bleef 't ongestild verlangen:
Een aap die in je hemdsmouw past.
Zilverlingen schoten uit het afvoerputje
In de oven borrelde je lasagnaprutje -
Het zij je allemaal vergeven.
Ik kom je dode lever kussen
Met geen onvertogen woord
Zal 'k je voos gezever sussen.
Ik ben tot de poorten mijner stad.
Ik ben altemet altegader altemoede.
|
|