WF Hermans schreef een smak boeken, bijna allemaal met een andere titel. We zochten op hoe vaak de toneelbewerker Galen Last erin voorkwam: acht keer. Een keer als heel domme man, een keer als francolate markies, een paar keer als corrupte brievenbezorger, gesubsidieerde windbuil en epigoon en een keer als preutse vertaler die in deel V van de Verzamelde Werken van Menno ter Braak de roman De Zondaar door Alie van Wijhe-Smeding verstopt zou hebben.
Meestal is zijn naam verkalebasterd tot H. van Gal en Last. Bordewijk hield niet van naamwitzen, maar verzon ondertussen wel namen als Whimpysinger, de Moraatz, Van Schrale Troost, Meutebeum, Van Dalen Last, Mulisch, Nittikson, Surdie Finnis, Scheepstoeter-Brands, Te Wighel, Van Glazenkast, Ga van Tasthalen, Kiekertak, Bolmikolke, H. Dumay Verlast, Snotkoning, Klotterbooke, Van Galg en Aas etc. etc. Wij houden wel van naamwitzen, om dezelfde reden als Hermans van grapjes ‘op iemands portret’ houdt: als een literator wat hij schrijft zo weinig meent dat hij het erger zou vinden wanneer er een grapje op zijn naam (of op zijn portret) gemaakt zou worden dan op iets wat hij heeft geschreven, ligt het voor de hand dat het doeltreffender is een grapje op zijn naam te maken (of op zijn portret).
Waarom zou je iemand door het hoofd schieten als je hem in het hart kunt raken?
H. van Galen Last moet zich de witz erg hebben aangetrokken. Hij zag zichzelf consequent, en dan nog maar acht keer, gereduceerd tot een naam die niet eens zijn eigen naam was.
Maarten ‘Ruftmord’ Brands, specialist op dit gebied, vindt het zeer ‘Unfug’ om zoiets te doen. Waarschijnlijk omdat hij zelf ook iemand is met wie je kunt afrekenen door alleen zijn naam te laten vallen. Dat doen we dan ook geregeld. Dag Maarten!
Het boertige pamflet van Galen Last is daarom te beschouwen als een laatste noodkreet van een zieltogende loodjeslegger die zijn levensverzekering nog even regelt: Luister! Ik ben geen naamwitz in het werk van een 65-jarig Pubermens! Je suis de schatbewaarder en de testamentaire execuzeur van Menno ter Braak en E. Du Perron!
Vergelijk hiermee de reactie van professor Best, die een glansrol vervult in Ulysses en die, toen de BBC hem vroeg naar zijn band met Joyce, riposteerde: Hoe komt u erbij dat ik ook maar iets met die Joyce van u te maken heb? Ik ben godverdomme geen romanpersonage, ik ben een mens van vlees en bloed!
Zo'n kwetsuur moet wel de achtergrond zijn van het feit dat Galen Last zo lang wachtte voor hij kwam met een boekje van 63 bladzijdes, dat is een slordige 2,1 blz per jaar.
‘En nog is het niks’!
Zo gaan traagheid & lafheid hand in hand: wie zichzelf en zijn idolen bespot ziet wacht geen 30 jaar (een heel mensenleven als het een beetje mee zit, of tegen). Geen aanleiding is dan te klein om direct en hard terug te slaan.
Maar Galen Last was te bang om zich in zijn magere kaartjes te laten kijken. Hij heeft al die tijd zijn favoriete heilsoldaten uit de jaren '30 wel in bescherming genomen en verdedigd, maar tegen ‘critici’ die hij nooit bij naam noemde.
Daarom zijn zijn apologieën ook zo onpersoonlijk, gortdroog, en onwaar: traag!
Hermans probeert van mij een naamwitz te maken? Je m'en fous! Ik zal hem een lesje leren door zijn naam geen enkele keer te noemen. Die onzin van hem staat trouwens zo ver van me af dat ik er mijlen boven sta!
Waarom voldoen die redeneringen niet langer? Zou Galen Last zijn gaan twijfelen? Waarom heeft hij zijn klep niet voorgoed dicht gehouden?
Omdat die redeneringen niet langer voldoen in het zicht van de Uiteindelijke Dingen. Hij kon nu nog maar één grote aanleiding vinden: een apologie voor de Opperste Scherprechter (bij Wie wij ons God met een klein fondsbrilletje met bruin montuur moeten voorstellen).
Om alsnog te kunnen zeggen: ik heb mijn strijd gestreden, ik heb mijn lied gezongen, ik ben meer dan een naamwitz geweest - de brieven van Dup & Tb corrupt bezorgd en lachwekkend geannoteerd, de markies de Sade middels puntjes gekuist, maar toch op de valreep Hermans op zijn nummer gezet.
Publiek! De trieste balans van een leven...
Hierover schreef Amerongen: Het was de taak van Galen Last Hermans een grote mond terug te geven. ‘Hij blijkt tegen deze taak niet opgewassen’ citeren wij instemmend Amerongen, dezelfde Amerongen die Hermans op zijn 50e verjaardag tracteerde op 1½e pagina lasterpraatjes, op groot formaat, in Vrij Nederland, & dezelfde Amerongen die 2 × 8 jaar geleden bij hetzelfde Vrij Nederland alle ingekomen brieven tegen Weinreb ongelezen de redactieprullie ingooide.
De Weinreb-affaire... 8 jaar waren we, en toen al samen met grootmoeder pal achter Bep Turksma! Waar gaat het eigenlijk over? horen we alweer mompelen in de foyer. Ten behoeve van onze medemammoetwetslachtoffertjes, de volgende generatie, waar Galen Last zich zo bezorgd om maakt, en waartoe