| |
| |
| |
[472]
Het Meer van de Ondank
Een tijdsgedicht
K.L. Poll
December
1
Het verleden, het verleden,
In de klanken van vandaag
past het druppen van de regen,
langer dan wij dat gewoon zijn,
langer dan ik dat gewoon ben.
Regen is tot sneeuw geworden,
sneeuw alvast voor volgend jaar,
van de eeuw die - voor het hoofd
wat gaat ruiken naar een Franse kaas.
als zij in hun graf eens wisten,
als zij wisten in hun graf,
hoe het splinternieuwe heden
hoe de zee nog als de zee is,
hoe de wind nog van Couperus
is gebleven, van Den Haag,
hoe de ribbels van het strand
sprekend lijken op de ribbels
van weleer, ja, ik ben er
om het woord voor woord, dag voor dag
te getuigen, als een middel
tegen misschien wel de laatste ziekte
van misschien de laatste eeuw.
Kijk, daar vliegen nog wat zwanen
schreeuwen, golf na golf,
| |
| |
die zich, hard en vreselijk,
Ach, hoe vullen wij het centrum
met een geurige springstof?
Hoe verbeteren wij het record
Het is avond en het regent,
het is donker en het sneeuwt.
2
Het lichaam heeft iets nachtelijks,
een slecht verlicht hospitaal in oorlogstijd,
een Florence Nightingale rondloopt
voor de verpleging van het gewonde,
ten dode opgeschreven personeel.
3
Het is een lichte winterdag,
het is een dag, een winterdag
Straks komt een lichte winterlach,
4
Niet lang daarna verhief zich
in het woordenboek een woord
dat zichzelf te lang, te lovend
Het vroeg om een extra betekenis -
in de buurt misschien, zei het,
van de oude, maar minder edel,
| |
| |
minder algemeen aanvaard,
de weigering het toe te laten
het was misschien niet het seizoen
voor nieuwe betekenissen,
misschien trof het goede, al te goede
woord een bevreesde lezer,
misschien wilde die lezer,
zoals Auguste Comte in de sterfkamer
niemand anders toelaten -
het woord bleef wat het was:
5
O, laten wij elkaar bevolken
7
Als zich, als zich in Wiesbaden
of Dordrecht een grijze pauw vertoont,
zilverig grijs met blauwe toetsen,
waarschuw, waarschuw mij dan.
| |
| |
8
de tweede klas van juffrouw Kranendonk,
rode inkt voor perfectie,
de verbeten uren van herhaling,
de lijnen van de letters,
de binnenkomst in de taal,
naar een eigen handschrift,
de vingerafdruk der cultuur.
9
De muziek blijft tenminste
rondscharrelen in mijn boerenhof -
Ik buig me voor de Canto Ostinato
Ik buig me voor de Canto Ostinato
Zelfs de sneeuw in de tuinen
weet niet beter dan vroeger,
zelfs de sneeuw slaat zacht terug,
met tussenpozen van twee, drie minuten,
zelfs de sneeuw rust uit,
het grote koude laken waarop een roodborstje
zelfs de sneeuw stelt zich tevreden
met de functie van décor.
| |
| |
| |
Januari
1
Pijn, pijn, de la douleur,
het wandelpad door de sneeuw,
de woorden tegen anderen,
2
De laatste huizen van het dorp,
de weg gaat alleen verder.
Bomen staan vermoeid in de houding.
De stoet komt misschien pas morgen
4
de rest van de beschaving,
tout ça, maar lief, blijf,
maken we later wel in orde.
| |
| |
5
give us a first impression
of the complicated lives you're living.
En toch sneeuwt het door,
onverwacht, als ik opkijk,
als ik niets weet en dus nog leef,
maar wat er daarnet niet was,
voordat ik het begin van de dag
binnenliet - wat er niet is
laat zich desnoods denken.
wij sneeuwen als vlokken de eeuw uit.
met zijn beleefde aarzeling,
is welkom, in alle ernst.
6
Onder de deken van de koude
Drie maal drie en drie onthouden:
7
Er is geen woord dat niet ontkent.
8
In de machines van het dorp
In de machines van het dorp
aarzelend, staand op de rots.
| |
| |
9
Laat mij doen wat ik doe -
die loert op zijn muizen,
humeurig cirkelt in de lucht,
afstekend, steeds dezelfde die hij is,
Ik hoor op de paal van een hek,
op telefoonmasten, hooghartig
als er mensen in de buurt komen,
groot voor de maat van vogels,
volgens de groene rentmeester
van het bos. Op mij wordt niet gejaagd.
10
Er mag geen dag voorbijgaan
zonder gebaar van attentie,
zonder bewijs van deelneming,
11
onverschrokken, aangepast,
van de gevorderde ochtend.
Het is koud, verhoudingsgewijs,
en gruwelijkheden van God
als nieuwe vanzelfsprekendheden
vervult in volle majesteit
het heden in zijn klassieke vluchtigheid,
kent de eigen wetten door en door,
glimlacht om de onvermijdelijke lente.
|
|