Ariane en Nilgün
Jan Siebelink
(‘Ariane en Nilgün’ is bedoeld als inleiding bij het verhaal ‘Wijk Bellestein’, in het vorige nummer van Hollands Maandblad).
Nilgün zat in mijn 5-havo klas. Nilgün is verkracht en toen doodgemaakt. Al twee jaar probeer ik dat verhaal te vertellen.
Het moment dat je aan de schrijftafel gaat zitten, is altijd een moment van ongeduld. Je hebt de tijd voor je, weet waarover je wilt schrijven, vaak heb je een voorlopige titel al gevonden. De aanval is al veel eerder ingezet. Je kunt je laten gaan en vertrouwen op dat oude, sluwe vak waarvan je alle listen kent,.... je vertraagt, versnelt, gelukkige formuleringen die vanzelf opdoemen. Bonheur d'écriture!
Maar die opwindende luchtsprongen komen zo zelden voor. Twijfel. Je streept woorden door, je aarzelt, verandert plotseling van weg. Wat gaan de uren traag. Een schrijver aan het werk is iemand die de tijd voorbij ziet komen. Je zwoegt verder, op goed geluk. Is het nog geen tijd om iets te gaan eten. Gek, hoe belangrijk eten en drinken zijn als je alleen aan je bureau zit en de juiste woorden willen niet komen.
Je leest enkele pagina's van schrijver X of Y, precies zoals de reiziger, die in de mist verdwaald, op de passage van een automobilist hoopt, met helderder ogen dan de jouwe, iemand die je trouw zal kunnen volgen, met zijn hoofd uit 't raam, terwijl de kou van de avond in je gezicht slaat. Dan komt de vermoeidheid opzetten, zin om een eindje te wandelen, iets sterks te drinken, brieven te schrijven, je snor bij te knippen. Al het triviale van het leven wil in de plaats komen van die onderneming zonder doel, zonder contour.
Ik wil het verhaal van Nilgün vertellen. Maar het lijkt wel of het verhaal, terwijl ik maar woorden blijf opstapelen, zichzelf aan het annuleren is, dat het altijd al de kiem van zijn zelfvernietiging in zich bevatte. Je zou bijna zeggen dat de tekst min of meer je vijand is geworden, de bondgenoot van wie je kwaad wil doen. Zoals zich uit slijk onverwacht een luchtbel kan losmaken, ‘het kleine waarom’ dat aan de oppervlakte uiteen zal spatten en een walgelijke geur zal verspreiden.
Nilgün was een zwijgzaam meisje, luisterde altijd naar me zonder iets te zeggen. Is het onmogelijk haar verhaal te schrijven? En weer begin ik links en rechts te lezen: Purdy, Kundera, Green. Toen herinnerde ik mij ‘Ariane’, een verhaal van Le Clézio.... ‘Au bord du fleuve sec il y a la cité des H.L.M.’ Dat was wijk Bellestein. Bizar confort, onverwacht. En schaamte. Ik gebruik ‘Ariane’ om iets over ‘Nilgün’ te zeggen.
Overschrijven? Een oefening in stijl!