Hollands Maandblad. Jaargang 1978 (362-373)(1978)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 42] [p. 42] Vier gedichten C. Buddingh' Bonenpaadje I Op zondagmiddag gingen we vaak wandelen. Ook als je eens geen zin had, moest je mee, 't Vissertje rond, of helemaal langs de havens. Soms enkel naar de Watermolenwei. Daar mocht je kikkers vangen en bloemen plukken. De kikkers liet 'k altijd meteen weer gaan. De madeliefjes deed je in een jampotje. Dat kwam dan thuis op het buffet te staan. Het liefste ging ik door het Bonenpaadje: dan keek je uit op het bos van de Roo, daar stapten misschien wel tien pauwen rond. Mijn vader moest ze altijd van ons kwaad maken, zodat ze krijsend met hun staarten pronkten. Wat vond 'k hem vreselijk knap, dat hij dat kon. Bonenpaadje II Later werd het 'n heel ander Bonenpaadje: bekend, berucht, als Dordrechts lover's lane. Honderden keren ben 'k er door gekomen. Soms met een meisje. Maar meestal alleen. 't Was zo dicht bij de stad: 'k vertrouwde 't niet. Wanneer ik een vriendinnetje had gestrikt zocht ik het liever een stuk verder op: de kant van Smidshoek of de Oudendijk. Er stonden paaltjes voor, zodat je er afstappen moest. Eigenlijk ook niet mocht fietsen. En op die leeftijd had je altijd haast. Het had ook iets lugubers, 's avonds. Net alsof er vreemde kerels rondsluipen konden. En 'k had wel praatjes, maar mijn naam was haas. [pagina 43] [p. 43] Bonenpaadje III Vandaag vind je het nauwelijks nog terug, het Bonenpaadje. Waar honderden kinderen verwekt zijn, (of is dat toch 'n mythe?), rijst nu 't silhouet van een bejaardencentrum. Misschien, denk 'k soms, huizen daar mannen, vrouwen, die, 'n zucht geleden, zodra 't donker werd, elkaar hartstochtelijk in de armen vlogen, op nog geen vijftig meter van de plek waar ze nu hooguit nog een eitje koken, maar 'n stukje breien, een biljartje leggen, of angstig wakker schrikken voor de buis. Wat blijft er weinig over van de mens wanneer hij eenmaal echt oud is geworden. Nog minder dan van 't Bonenpaadje haast. Die eerste nacht Die eerste nacht, dat we door Londen reden! 't Bestond dus echt! Oxford Street, Regent's Street, Marble Arch, Bayswater Road, Kensington Gardens: 't leek allemaal één lang vertrouwd gebied. En toch ook zo onwezenlijk, alsof elk moment de wekker ratelend af kon lopen, en alles: huizen, mensen, lichtjes, pubs, zich in een Dordtse ochtend op zou lossen. Hier had ik dertig jaar lang van gedroomd. Hier had ik in gedachten al honderdduizenden voetstappen liggen. En nu was ik er. De taxi zwenkte Gloucester Road op: hier zat ik, Kees Buddingh', zesenveertig jaar, die morgen wakker zou worden op Devonshire Terrace. Vorige Volgende