Hollands Maandblad. Jaargang 1978 (362-373)
(1978)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 36]
| |
Roeland Bentz van den Berg | |
Alias1Door de blinde woede van zijn demon
gedreven reist hij derde klasse
alle bekende grenzen voorbij - in
aangenomen persoonlijkheden verborgen
Door het beeld van altijd een ander
naar elders achtervolgd versplintert
zijn ziel in naamloze gestaltes in
een cel in Rome, een tuin in Japan -
een bleek masker, gezien
in het raam van een trein
die steeds sneller voorbijschiet
langs een door het toeval getekend
spoor van in nachtelijke verten
oplichtende stations - zijn gezicht
ging in het patroon verloren:
niemand kent zijn alias,
hij ontroert
maar verovert niet.
| |
2Dan is hij terug: vreemdeling
in de stad van zijn jeugd,
en waar hij gaat, licht en sereen,
buigt zich de tijd
naar het ritme van zijn pas
Wie hem volgt ontdekt in zijn gebaren
de code van een nieuwe moraal,
in zijn uiterlijk de blauwdruk
voor menig innerlijk - een identiteit
Hij weet zich een weefsel
van beslissende ogenblikken.
| |
[pagina 37]
| |
3Zijn verschijning is al een gebeurtenis
wanneer zich
tijdens een late wandeling in het park
van grote hoogte af
een uit schaduw gesneden vogel
in zijn linkerslaap boort -
hij valt, valt
en de lucht bijt in zijn open armen.
| |
Machinatie1Mijn handen zijn niet langer van mij -
ik vond ze vanmorgen stijf en koud
tussen de lakens, op het kussen
Ik heb ze opgetild en tegen het licht
gehouden, ze gewarmd en telkens
gewassen, maar zij bleven mij vreemd
Toen zij weer in beweging kwamen
handelden zij zeer nauwgezet
naar een niet door mij ontworpen plan.
| |
[pagina 38]
| |
2Koortsachtig betasten zij
de gladde wanden van mijn wereld
op zoek naar leemtes,
glijden erover heen en weer
als over een levend schakelpaneel
Door kleine verschuivingen
in doen en laten vallen er
gaten in mijn bestel die
inzicht geven in een gestel
parallel aan het mijne
maar onberekenbaar en eeuwig
Deze duistere tweeling
zo ver boven en beneden mij
dienen zij, mijn handen,
tot prothese -
verbergen mijn gelaat en reiken
zelfs naar de geliefde niet meer.
| |
3Een voor een vinden alle ledematen
de onzichtbare verbinding,
schuiven volgens schema in elkaar
laten mij in mijn schedel achter
als een radeloos dier
Op een dag voel ik een hand
op mijn schouder, draai me om en
ben verdwenen -
zie tegelijkertijd mijzelf
aan de overkant
een plein vol mensen betreden:
in mijn handen een bom
in mijn hand een ballon.
|
|