Hollands Maandblad. Jaargang 1978 (362-373)
(1978)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 45]
| |
Een Toespraak
| |
[pagina 46]
| |
Een gemeenschappelijke taal voor alle groepen van een taalgebied, welke ook de historische, culturele of staatkundige verschillen mogen zijn die deze groepen van elkaar scheiden, is geen ideaal, maar een noodzaak. Daarom is het geboden dat er over grammatica en spelling geen misverstanden b ijven bestaan en dat er geen ondoordachte veranderingen in worden aangebracht. De enige jaren geleden niet uit de kringen van doelbewuste taalgebruikers maar uit die van politieke ijdeltuiten opgekomen beweging de spelling van het Nederlands op een volstrekt nutteloze manier te veranderen, zou, indien zij geslaagd zou zijn, een grote ramp betekend hebben voor allen die Nederlands schrijven en lezen. Ik moge er hier aan herinneren dat het bovenal te danken is geweest aan de inspanning van de vroegere burgemeester van Antwerpen, de betreurde heer Lode Craeybeckx, dat dit ongeluk niet heeft plaatsgevonden. Daarvoor dienen wij allen hem dankbaar te zijn en het is in elk geval een van de redenen, waarom ikzelf België dankbaar ben. Voor dankbaarheid heb ik bovendien nog enkele redenen van meer persoonlijke aard. Omdat, zoals het spreekwoord zegt, geen profeet groot is in zijn eigen land, mag die profeet gelukkig geprezen worden, wiens taal, behalve in zijn eigen land, ook nog in een ander land wordt verstaan. Een door mij geschreven drama, dat in Nederland niet kon worden opgevoerd, is een zestal jaren geleden door een Vlaams gezelschap met groot succes te Brussel ten tonele gebracht. Mijn werk en mijn persoon zijn hier altijd met de grootste gastvrijheid, vriendelijkheid en belangstelling ontvangen. Ik heb, in verband met geheel andere dan letterkundige bezigheden, ooit medegewerkt aan een bodemkundig onderzoek in de Condroz en in de omgeving van Bastenaken. Een tijd, waaraan ik met het grootste genoegen terugdenk. Natuur, landschap, mensen en architectuur van het land van Henry van de Velde en Victor Horta hebben mij talloze ontroeringen geschonken, veel bezieling en de inspiratie tot onder andere twee verhalen en een roman. Het eerste door mij geschreven krantenartikel dat ooit is gedrukt, verscheen in een Belgisch dagblad, op 28 augustus 1945, terwijl een van mijn oudste prozastukken al in november 1946 werd opgenomen in De Vlaamse Gids. Sedertdien hebben de Belgische Radio en Televisie mij ampel gelegenheid gegeven mij te doen horen in hun Nederlandse uitzendingen. Wegens dit alles ben ik het land waar de plechtige uitreiking van de Grote Prijs der Nederlandse Letteren vandaag plaats vindt hoogst erkentelijk en het stemt mij bijzonder gelukkig de onderscheiding uit handen van de Koning der Belgen te hebben mogen ontvangen. Een toeval heeft gewild dat eenendertig jaar nadat voor het eerst een verhaal van mij hier verschenen is in een tijdschrift, er, juist nu, voor het eerst ook een boek van mij in België het licht ziet. Ik beschouw het als een grote eer, U, Sire, het eerste exemplaar van dit boek te mogen aanbieden, als een kleine herinnering aan deze voor mij zo uitzonderlijk vreugdevolle dag.
Brussel, 4 november 1977 |
|