herin'ring blijven/aan de dictatuur der wijven.’ Hij keek met welgevallen naar zijn tent, snoof diep, dook en kroop naar binnen.
Titia's tranen hadden niet geholpen. Het simpelweg opvoeren van een slecht humeur zou dit keer ook geen uitkomst bieden.
Ze stond op en draaide de kachel hoger. Ze haalde haar bontjas uit de hall en hing die om haar schouders, precies zoals ze deed na het tennissen als het fris was. Onder de kapotte tuindeuren ontstonden plasjes regenwater. De kachel loeide.
Ze had zich geërgerd aan zijn te dikke borst merkte ze nu. Zo'n blotige mannenborst met wat plukjes verdwaald haar. Zijn buik hing over zijn broeksrand. Ook dat was niet aangenaam. Gekke dingen doen als je jong bent, dat kán, of als je er goed uitziet, allà, maar Herman stond het belachelijk. Die moest maar liever in een goedgesneden pak gewoon doen, nonchalant uit zijn mercedes stappen waarvan de deur pas dichtknalde als ie d'r al een paar meter vandaan was. Dan wilde ze de deur wel voor hem open doen vóór hij de sleutel in het slot stak en hem omhelzen met haar getuite lippen tegen de zijne, haar pasgekapte haar zorgvuldig buiten bereik van zijn graaiende handen.
Herman was dus gek geworden. Wat nu? Was ie te genezen, was ie gevaarlijk, wie moest ze om raad vragen?
‘Her?’ vroeg ze voorzichtig. ‘Her?’
‘Ruhe bitte!...’, begon hij weer.
‘Her, zal ik de dokter bellen?’
‘Hoezo?’ klonk het. ‘Ben je ziek dan?’
‘Eh nee Herman, ik niet, maar misschien ben jij niet helemaal in orde?’
‘Ik weet niet hoor’, zei Herman. Hij maakte een smakkend geluid. ‘Ik ben nog niet naar de plee geweest.’
Wat een antwoord! Gek. Griezelig. Maar de dokter bellen op zondag, dat was geen pretje.
Titia trok de bontjas strakker om zich heen. Het tochtte lelijk langs de vloer en de krankzinnig brullende kachel verhinderde niet dat haar voeten gevoelloos werden van de kou. Ze stond op, omhelsde zichzelf met haar armen, verliet de kamer.
In de warme keuken was alles bij het oude gebleven. Daar kon ze denken. Ze trok een stoel dichtbij de gevelkachel onder de ramen die zijdelings uitzagen op het terras en de tuin. Keek ze naar rechts, dan zag ze de kapotte ruiten van de tuindeuren.
Ze legde haar versteende voeten op de lage vensterbank, over de kachel heen, zodat de hitte al gauw haar kuiten schroeide.
Moest je dat nemen, krankzinnigheid? Als vrouw? Trouwde je dat erbij in? Of trouwde je uitsluitend met iemands gezondheid?
De tuindeuren werden opengesmeten. Herman verscheen jodelend op het terras. Hij spreidde zijn witte armen boven zijn hoofd, zijn bovenlijf nog steeds bloot alsof het geen winter was. Hij boog zich als een gymnast voorover, probeerde met zijn handen zijn voeten te raken, kwam met een rooie kop overeind.
Duizelig van schrik keek Titia naar zijn week glimlachende gezicht. Herman keek de tuin rond. Met dezelfde woestheid waarmee hij naar buiten was gekomen, stortte hij zich weer naar binnen. Hij kwam terug met een tuinschop. Met het ding stoer over zijn schouder liep hij tot midden op het gazon. Het gras stond er koubekkend op het voorjaar te wachten.
Herman sneed er zijn schep vierkant doorheen, stak een forse plag en legde die opzij. Zo stak hij verder, plag na plag. Er ontstond een gat in het gazon ter grootte van een flinke kamer.
Tenslotte nam hij zoveel plaggen in zijn armen als hij dragen kon en bracht ze de kamer binnen.
Titia opende het keukenraam. ‘Wil je koffie lieverd?’ riep ze ten einde raad, maar hij mompelde iets over ‘Arbeit’ en dat was alles.
Titia sloop door de gang, opende de deur op een kier en gluurde naar binnen.
De tent stond in een zee van groen. De kamer stonk naar natte aarde. Titia trok de deur hard dicht.
Ze kon het niet langer aanzien.
Hun eigen ouwe dokter was er niet, maar wel een piepjonge vervanger. Titia begon in de hall druk met hem te fluisteren en de jongeman leek aandachtig te luisteren. Hij keek met gebogen hoofd naar de natuurstenen vloer en zweeg.
Ze staarde naar zijn lippen, wachtend op antwoord, maar dat bleef uit.
‘Waar is de patiënt?’ vroeg hij en Titia wees naar de woonkamer. ‘We zullen het es bekijken’, sprak de medicus en beende door de gang. Titia opende de deur.
De dokter bleef op de drempel staan en nam de chaos in zich op. Vervolgens draaide hij zich om en sloot de deur.
‘Weet u zeker dat uw man een onderzoek toestaat?’ vroeg hij nerveus.
Titia posteerde zich pal voor hem. ‘Er móet iets gebeuren’, riep ze.
De dokter knikte, schraapte zijn keel en greep de klink. ‘Zullen we dan maar?’
Voorzichtig stapte hij over het natte gras in de richting van de tent. Hij liet zich voor