geen of bijna geen hatelijke geloofsafscheidingen bestaan, wilde het toeval, dat ik daar op meer intieme wijze in aanraking kwam met een familie, die, alhoewel het Joodsche geloof niet meer aanhangend, van Israëlitische afkomst was. Zeer beschaafde en goed ontwikkelde menschen, muntten zij uit door een hartelijkheid en gulheid van toon, die scherp afstak bij onze meeste andere, niet van Joodsche afkomst zijnde kennissen en trokken zij ons hoe langer zoo meer aan, al wisten wij dat anderen ons huis daarom meden.
Na gedurende een paar jaren uit kieschheid nooit over de Jodenquestie aldaar gesproken te hebben, sprak een der leden van die familie, een weduwe, mij er over. Ik wilde wel dat velen de confidenties eens hadden kunnen hooren, die mij toen gedaan werden; hadden kunnen hooren hoe moeilijk, hoe ellendig het leven der Joden zelfs in Nederland nog wordt gemaakt; hadden kunnen zien de tranen, bij de opsomming der duizenden venijnige steken, die zij van jongsaf van de Christenen had moeten ondervinden en van de onduldbare pijn van de wonden, die zij haar sloegen.
Treffend was het volgende: haar vader, een hoogst respectabel burger van de stad zijner inwoning, had eens een gesprek met enkele goede vrienden - Christenen dan - over de schandelijke Jodenvervolgingen in Rusland. Onder die vrienden was ook een dominé, en deze gaf er zijn groote voldoening over te kennen, dat zulke toestanden in Nederland niet bestonden.
‘Ja, goddank,’ zei de grijsaard, ‘maar reden om daar trotsch op te zijn hebben de Christenen toch niet. Ginds slaat men de Joden dood: hier foltert men hen, hun geheele leven lang, met speldeprikken, en die worden te scherper gevoeld, naarmate hun geest meer beschaafd en ontwikkeld is; - ook hier wordt geleden’.
Ik was diep getroffen toen ik alles had aangehoord; vroeger had ik wel eens tegen Christenen de opmerking gemaakt: ‘ik geloof dat menig braaf, ontwikkeld Israëliet in Amsterdam een zwaar kruis heeft te dragen, hem door de Christenen opgelegd’. Nu zag ik hóé zwaar dat kruis eigenlijk wel was!
Men verdenke mij niet van overdrijving! Ziehier nóg een staaltje:
Eenige weken later vond ik in het Alg. Handelsblad het volgende ingezonden stuk: