Helaas. - Neen.
Nog slechts twee à drie maanden zijn verloopen, sinds al dat hartverheffend aanstellerig mode-lawaai. En zie! In een andere kleine gemeente, in een armoedige kroeg, komt een verwaarloosde vuile vrouw, in gezelschap van een man, een kamer voor enkele nachten huren. De kroeghouder heeft twee kleine jongens; als den tweeden avond de man der vreemde vrouw niet thuiskomt, vraagt deze als gunst, of een dezer kinderen bij haar mag slapen. Haar man blijft weg - zegt zij - uit jaloezie. Als hij straks thuis komt om haar te overvallen, zal hij door de aanwezigheid van het onschuldig kind zijn ongelijk moeten erkennen. Bovendien, zij is ook een weinig bang, zoo heel alleen. De ouders stemmen toe. Het arme kind - voorgevoel waarschijnlijk - verzet zich, zoodat de moeder hem met geweld moet overreden in het bed der vreemde en bij haar alleen te blijven. Des nachts hoort een andere aanwezige slaap-gast vreemde geluiden, steunen; zij gaat naar beneden de eigenaars waarschuwen! Zij gaan te samen naar de kamer van waar de geluiden komen, vinden het kind dood, gesmoord door de vreemde vrouw, die er kalm neven zit, en op alle ondervragingen het door de feiten volkomen tegengesproken antwoord geeft: Hij is ineens doodgegaan.
Want de feiten spreken hier al te duidelijk. Hier, op heeterdaad betrapt, is de verstikkingdood niet meer te loochenen. Alle doktoren, die het lijkje schouwden, zijn het er over eens.
De vrouw, in hechtenis genomen natuurlijk, heet Jeanne Weber.!
Hoe zij daar kwam, uit die weldadigheidskolonie, die haar voor goed een thuis bood?
Omdat zij er uit wegliep wegens verregaande dronkenschap en onzedelijkheid. De ‘menschlievende’ meneer, inplaats van dadelijk publiek te maken de vergissing dus begaan door hen, die haar hielden voor een arme beklagenswaardigen hulpverdienende vrouw, zweeg uit valsche schaamte, - omdat hij ook had meegedaan aan het mode-gedoe, en hij draagt daardoor nu mede de schuld aan den dood van dit laatste arme slachtoffer. Want eerst nu, - door het gerechtelijk onderzoek - heeft hij moeten bekennen, dat er uit zijn mooie plannen met Jeanne niets werd, omdat zij eenvoudig niet wilde.
Het is gebleken dat zij - na te zijn weggeloopen van hem - zichzelve, misschien in een oogenblik van berouw, is gaan aangeven bij de Parijsche politie als de moordenares der vroeger gestorven kinderen. Maar - dat paste niet in de kraam der heeren, die haar nu eenmaal uit reclamebejag en mode-aanstellerij hadden vrijgepleit als ‘onschuldig slachtoffer’. De rechter, met haar zelfbeschuldiging in kennis gesteld, vond het daarom beter die te verklaren voor een bewijs van ‘tijdelijke overspanning’ en er geen notitie van te nemen. Jeanne Weber bleef, ondanks haarzelve dus, op vrije voeten. Het is thans gebleken, dat zij in die paar weken, die haar van dat oogenblik af scheidden van haar laatste misdrijf, leefde met elken man dien zij ontmoette, steeds dronken, steeds zwervend, voor de zooveelste maal een wezenlijk-thuis, dat een eenzaam landbouwer haar aanbood, verlatende uit zucht tot straat-leven en gemeenheid met mannen. Totdat zij dien laatsten man ontmoette, met wien zij in die kroeg onderdak vroeg, en na wiens heengaan van haar zij deze nieuwe misdaad beging, waaraan nu niet te twijfelen valt, door de op heeterdaad betraptheid ervan.
- De verongelijkte rechter van instructie in haar vroeger proces, de dokter die het eerst het lijkje schouwde en weigerde het bewijs tot begraven te geven, omdat voor hem een gewelddadigen dood vaststond, de gevangenbewaarder die haar gadesloeg in haar preventieve hechtenis, heel haar vroegere omgeving, al die menschen wier gezond verstand en wier kennis van het gebeurde nimmer twijfelden aan haar onomstootelijke schuld en volledige toerekenbaarheid triomfeeren! En Le Matin, en de beroemde advocaat, en de ‘deskundige’ medici etc. slaan een gek figuur. Maar zij hebben een fraaien uitweg! En zij zullen niet in gebreke blijven zich daarheen te draaien. Reeds nu nemen ze de eerste wendingen en bochten naar die heerlijke toevlucht van alle hedendaagsche misdaad als ze niet meer is te ontkennen: ontoerekenbaarheid, erfelijkheid, tijdelijke krankzinnigheid, al dat moois meer, dat h.h. misdadigers het toegeven aan hunne gemeene en lage instincten en behoeften heden ten dage maakt tot een plezier-leven, onder openlijke bescherming van de Wet. - Wel durven de nieuwe ‘deskundigen’, door den eersten flater wat voorzichtiger geworden in hun oordeel, nog niet heel beslist optreden, maar reeds heeft Le Matin, die het meest van allen zich blameerde, een fraai getuigenis afgedrukt van Lombroso, den grooten Lombroso, die, zonder de zaak te kennen, zonder