De Hollandsche Lelie. Jaargang 21
(1907-1908)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdOver Toilet
| |
[pagina 797]
| |
strekt niet ongevaarlijke salycil, (vooral voor hart-lijders gevaarlijk), en door het wrijven met een uitwendig smeersel van een apotheker gekregen. Ik herhaal echter, vóór ik ervan af was, kon ik mij uren lang niet bewegen zonder het uit te schreeuwen van onlijdelijke pijnen, zoodat ik ook beide malen acht en veertig uren achtereen te bed lag, nacht en dag slapeloos. - Dezen winter, in het zachte zuidelijke klimaat der Riviera, bleef ik gevrijwaard, behoudens enkele kleinere waarschuwingen van pijnen van voorbijgaanden aard, die geen bedlegerigheid meebrachten. Echter, onlangs, ontwaakte ik, (zulke aanvallen komen steeds zeer plotseling), met een heftigen pijn in den schouder, die mij reeds in den nacht had gekweld, en zich tegen den ochtend weldra uitbreidde over den geheelen rug, gepaard met volkomen onmacht den rechter-arm ook maar op te heffen zonder onlijdelijke pijnen te verduren. Er was niets aan te doen dus dan te grijpen naar het gewone redmiddel salycil, en zich in een paar vervelende pijnlijke dagen te bed te schikken. Reeds had mijn vriendin haar hoed op, om zich naar den apotheker te begeven, toen ik mij herinnerde hoe ik, onlangs herlezende de acht deelen mémoires of liever gezegd Brieven, der bekende Marquise de Sevigné, daarin het volgend verhaal had aangetroffen, door haar neef en getrouwen correspondent, den Marquis de Coulanges aan haar gedaan (omstreeks 1695). ‘Ik moet U een prachtig middel meedeelen tegen mijn jicht-aanvallen (in het oorspronkelijk ‘la goutte’)Ga naar voetnoot*). - Gisteren ben ik van Parijs vertrokken naar Versailles. Ik had 's avonds gezellig gesoupeerd, toen ik 's ochtends ontwaakte met vreeselijke pijnen in den schouder; ik kon mij niet bewegen. Ik jammerde het maar steeds uit: mijn schouder, mijn schouder... Madame (volgt een naam, dien ik mij niet meer herinner, uit het hoofd citeerende) gaf mij toen den raad mij te laten strijken, zoo heet als ik het maar kon verdragen. Zij heeft mij haar kamenier gezonden, en deze heeft eenige servetten op den schouder gelegd, en daarop met een strijkijzer, zoo heet als het maar eenigzins was uit te houden, over de pijnlijke deelen heen en weer gestreken. Na een half uur was de pijn over. Ik kan mij niet voorstellen dat ik jammerend riep: O mijn schouder, want hij bestaat nu niet meer voor mij. Ik voel hem niet meer. Ik ben volkomen gezond, en neem deel aan alle hoffeestelijkheden.’ Te bemerken is nog, dat de markies de Coulanges, wiens brief ik citeer uit het hoofd zooals ik mij hem herinner, in zijn volgende epistels aan zijn nicht de Sevigné niet alleen nimmer meer rept van een terugkeer van zijn kwaal, maar integendeel herhaaldelijk spot met het totaal verdwenen-zijn van zijn jicht, niettegenstaande zijn leeftijd, zijn géén dieet houden, zijn veel drinken, in een woord zijn een leventje lijden geheel indruischend tegen dat wat men jichtlijders vóórschrijft. Men mag dus aannemen, dat hij het strijk-ijzer-middel voortaan steeds zal hebben toegepast, met zulk dadelijk en volledig succes, dat er geen sprake meer was van een eigenlijke ongesteldheid om over te klagen. Immers, in de periode tusschen zijn éérste jichtziekte in Rome en den brief dien ik hierboven aanhaalde, beklaagt hij zich herhaaldelijk, en spreekt herhaaldelijk van zijn vrees voor de toekomst, etc. Na het strijk-ijzer-recept nooit meer! - Hoe dit zij, ik vertelde mijn vriendin een en ander, en stelde haar voor, alvorens zij om salycil naar den apotheker ging, dit zoo eenvoudige, nimmer-kwaad-kunnende, en nietskostende middel in elk geval te probeeren.- Wel, om kort te gaan, het hielp prachtig, zóó prachtig, dat ik, na door onze Marie een half uur lang als een neteldoeksche japon te zijn glad gestreken, in staat was mijn arm zonder eenige pijn te bewegen, op te staan, en mij aan te kleeden, terwijl ik vóór dien tijd volstrekt machteloos neerlag, en bij elke poging mij op te heffen het moest uitschreeuwen. - Daar er nog midden in den rug een zekere gevoeligheid bleef bestaan, hebben wij de strijk-behandeling des avonds opnieuw herhaald. Den volgenden dag was ook déze gevoeligheid verdwenen. Niettegenstaande mijn nachtkleeding heb ik op de te strijken deelen nog een vierdubbele servet gelegd, die, onder het zeer heete ijzer, natuurlijk weldra heel gloeiend werd. Deze heete doeken, die de warmte egaal doen blijven, zijn onmisbaar bij de behandeling. Nadat het strijken was afgeloopen, bleef ik, om geen kou te vatten, nog een uur liggen vóór ik opstond, totdat ik was afgekoeld. In den winter, in koude kamer, zal het, dunkt mij, geraden zijn vuur aan te leggen, als men na zulk een strijk-partij het bed verlaat. - | |
[pagina 798]
| |
Ik herinner mij hoe dankbaar ik mij voelde bij mijn eerste kennismaking met salycil, toen ik dat kreeg, als jong-meisje, in een op dien leeftijd buitengewoon hevige en pijnlijke rhumatische ziekte, waaraan ik daarna maanden lang lijdende ben gebleven. De ontzettendste pijnen traden zoo plotseling in, dat niemand begreep wat ik eigenlijk had, en in allerijl werd gezonden om een dokter, die dadelijk den rhumatischen of jichtaanval, (daarover zijn de geleerde heeren het nooit eens geworden), constateerde, en mij van de sterke dosis salycil, waarvan ik elk uur een lepel moest nemen, verlichting voorspelde, die inderdaad niet uitbleef. Tot mijn groote dankbaarheid kon ik na enkele lepels (dus na een halven dag bijna, plus den tijd dien ik vooraf moest liggen wachten op de komst van het drankje) mijn been tenminste iets gemakkelijker bewegen, en over het geheel het beter uithouden, wat de pijnen betreft, dan ik des morgens had kunnen hopen. Welnu, deze zelfde verlichting, maar véél sneller, véél afdoender, veel goedkooper, en veel ongevaarlijker, heb ik thans ondervonden door het aanwenden der geneeskundige behandeling van den marquis de Coulanges, dateerend van het laatst der zeventiende eeuw, dus vóór ruim twee honderd jaar! Bedenkt men nu daarbij hoe salycil, op den duur gebruikt, veel minder goed helpt dan den eersten keer, hoe het volstrekt niet onschadelijk is, (de dokter-zelf durfde, toen mijn ziekte lang duurde, de dosis niet meer zoo krachtig geven uit vrees voor het hart), hoe daarenboven alle doktorenbezoeken en daaruit voortvloeiende receptjes zeer veel geld kosten, en dikwijls zeer veel tijd ook door in bed moeten blijven etc., dan is, dunkt mij, zelfs den ongeloovigsten Thomas aan te raden het strijk-ijzer middel, dat geen enkele dezer inconvenienten heeft, althans te probeeren. Met volle recht kan men hiervan zeggen: Baat het niet, het scháádt zeker niet. En wat mij-betreft, ik kan niet genoeg verklaren, dat het mij even prachtig baatte als den markies de Coulanges, en dat ik hem en mijn memoires-liefhebberij ten zeerste dankbaar blijf. - Zeker, ik-ook ben een aanhangster van dieet, dat ik, - ofschoon verschillende doktoren mij verzekerden, dat het ‘volgens de nieuwste theorieën’ er niets toe af of toe doet, - vooral op het punt vleeschgebruik streng toepas. Voorkomen is beter dan genezen. Een gunstig klimaat en een verstandige leefwijze kunnen veel tot stand brengen wat de verbetering van onze gezondheid betreft. Maar het is altijd aangenaam een hulpmiddel bij de hand te hebben, dat een plotselingen pijn-aanval kan doen bedaren. Vandaar dat ik mijn eigen persoonlijke ondervinding breng onder de algemeene aandacht, mij herinnerende hoe er juist over dit onderwerp indertijd veel is van gedachten gewisseld door Lelielezers. Misschien ben ik nu wel ‘strafbaar’ wegens ‘ongeoorloofd uitoefenen der genééskunde’ -, sommige voor hun praktijk beduchte doktoren zijn zoo héél gauw met het schimpen op kwakzalvers-middelen en het vervolgen van personen, die zich schuldig maken aan het verspreiden daarvan, (en hoeveel kwakzalverij schuilt er niet onder hunne geleerde ‘recepten’!!) - Wel, zelfs op gevaar af van mij den toorn van deze wel-edel-zeer-geleerden en hooggeleerden op den hals te halen, wil ik hier het gezond-verstand-huismiddel van onze voorouders van de zeventiende eeuw niet onvermeld laten. ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. Het is in het belang der Lelielezeressen zich, bij het gebruik maken van adressen, te beroepen op deze correspondentie in dit blad. | |
Correspondentie toilet.X.X. Het bedoelde artikel over Liberty komt in het volgende nommer. |
|