De Hollandsche Lelie. Jaargang 21
(1907-1908)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdEen Gebeurtenis.
| |
[pagina 778]
| |
vergeefs. Ook begrijpt hij niet dat ze de melk en het brood niet aanraken. Alles wat er staat wordt alleen door de oude poes opgegeten. - Later zullen ze ieder in een ander huis wonen en dan komt de moeder bij ze op visite - zegt Nina. - Wie is hun vader? vraagt Vanja plotseling. - Ja, ze moeten een vader hebben, herhaalt Nina. Eindelijk zijn ze het er over eens dat de vader het groote houten donkerbruine paard zal geweest zijn. De kinderen kunnen aan niets anders denken dan aan de poesjes. 's Middags zit Vanja in de kamer van z'n vader. Op de tafel naast de lamp kruipt een katje tusschen de papieren. Aandachtig volgt Vanja elke beweging van het kleine diertje. - Wat is dat? hoort hij plotseling zijn vader op boozen toon vragen. - Dat... dat is een katje, papa... - Je hebt op te passen met je katje! Kijk je me die papieren toegemaakt hebben! Tot groote verbazing van Vanja toonde zijn vader hoegenaamd geen sympathie voor het poesje. Hij riep den knecht Stefan en beval hem den rommel op te ruimen. Helaas werd aan tafel voor de tweede maal de toorn van den vader opgewekt... Plotseling werd een piepend geluid gehoord. Toen men ging onderzoeken waar het vandaan kwam, verscheen een katje van onder Nina's boezelaar. - Nina, ga heen! sprak de vader boos. - Ik bedank voor al die katten in mijn huis! Ze moeten verdronken... In doodsangst zagen Vanja en Nina elkaar aan. Zouden de poesjes heusch verjaagd worden, verdronken! De kinderen begonnen te huilen. Hun vader verbood hun niet meer in de keuken te komen. Treurig zaten ze bij elkaar, niet wetend wat te beginnen. 's Avonds kwam oom Petroesj; Nina en Vanja namen hem ter zijde. - O vraag u aan mama of we de katjes in de kinderkamer mogen houden, vroegen ze hem smeekend. - Goed, goed, we zullen eens kijken! antwoordde hij lachend. Oom Petroesj kwam zelden alleen. Hij bracht meestal Nero mee, een zwarte, groote hond met hangende ooren en langen staart. Het was een stil, somber dier, onder den indruk van zijn eigen waardigheid. Aan de kinderen schonk hij hoegenaamd geen aandacht; hij ging ze langs, tegen ze aanstrijkend of hij langs stoelen liep. De kinderen haatten hem in hun ziel doch ze lieten dit nooit blijken. - Nina, zei Vanja, groote oogen opzettend. Ik geloof dat Nero de vader van de poesjes is en niet het houten paard. Nero is ook een levend dier. Den heelen avond wachtten de kinderen in angstige spanning totdat papa zal gaan kaartspelen met oom; misschien kunnen ze Nero dan ongemerkt uit de keuken halen... Eindelijk komen de kaarten; mama gaat voor de samovarGa naar voetnoot*) zitten om thee te schenken... niemand let op de kinderen - het oogenblik is eindelijk gekomen. - Laten we nu gaan! fluistert Vanja. Maar Stefan komt juist binnen en zegt lachend: - Meneer, Nero heeft de katjes opgegeten. Nina en Vanja verbleeken. Ontsteld zien ze Stefan aan. Ze zijn overtuigd dat de menschen in huis den slechten Nero als straf zullen doodranselen. Maar ieder blijft rustig zitten; ze verwonderen zich even over de verbazende eetlust van den reusachtigen hond. Papa en mama lachen... Nero nadert de tafel, zelf genoegzaam met zijn staart kwispelend... Alleen de oude poes loopt onrustig door de kamer - de staart sleept langs den grond - schuw ziet ze de menschen aan, klagelijk miauwend. - Kinderen, het is al negen uur! Naar bed! roept mama. Vanja en Nina liggen weldra in hun bedjes te schreien; hun hart vloeit over van medelijden met die arme oude poes. Ze haten nu nog meer den wreeden, ongestraften Nero. |
|