Ingezonden stukken.
Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.
Solidariteit?
Als 'k eens wat zie, of hoor, of lees van al den rijkdom, die er in de wereld is, o.m. van dames, die 's jaars honderden, ja, duizenden aan hun toilet besteden, of b.v. enkel voor 't ontwerp van een spiegellijst ± f 1500. - betalen (zegge vijftien honderd gulden ongeveer, alleen voor 't ontwerp van een lijst!) dan denk ik dikwijls: zouden die lui nooit eens om zich heen zien, nooit ellende, nooit armoede zien, of er van hooren?.................................
Wat zou ik graag rijk willen zijn, dan zou 'k wonderen kunnen verrichten! - Zeker, ik zou me altijd keurig kleeden, doch niet kostbaar, maar wel geheel volgens de eischen der hygiëne èn zooveel mogelijk naar mijn smaak. - Ook mijn omgeving, mijn intérieur, zou 'k smaakvol en knusjes inrichten, zóó, dat ieder 't er behagelijk zou vinden, en ook dàt behoeft nu juist niet kostbaar te zijn. Dit is m.i. nog lang niet 't hoogste genot dat een rijke van haar rijkdom kan smaken.
(Mijn eventueele wonderen wil 'k voorloopig maar voor de raadsel liefhebsters bewaren.) 't Hoogste genot ervan bestaat, dunkt mij, in een dankbaren blik of in een spontaan-dankbaar woordje van een ongelukkige. Dan voelt men, dan krijgt men 't besef, dat men er wezen moet, dat men tot iets nut is èn... de moeite lóónt zich zelf!
Als ‘de wereld, die zich verveelt’ en daarom allerlei kostbare en onmogelijk buitensporige verstrooiïngen zoekt, dàt genot kende, dan zou er stellig méér echt geluk en wat minder ellende in de wereld zijn. Dàn zou men zulke overtollige uitgaven niet kunnen doen! Dan zou men zich gaan afvragen: ‘wáárvoor ben ik zoo rijk gezegend, terwijl die andere gebrek lijdt? Wáárdoor, wáárom kan ik zoovéél en die andere weinig of niets?’ - (Jammer, dat dit niet wat meer wordt ingezien of gevoeld.) Zou daarin niet een vingerwijzing van den Schepper liggen? Zou 't niet de bedoeling kunnen zijn, dat, wàt we ook bezitten, we slechts rentmeesters ervan zijn, en verplicht zijn, anderen te steunen of te helpen, voor zoover dat nóódig is èn in onze macht ligt? Mij dunkt, als ‘Heintje’ ons dan komt halen, dan kunnen we ook maar elk oogenblik, ons hoofd gerust neerleggen; afgezien, of men al of niet aan een ‘Hiernamaals’, gelooft of twijfelt niet waar?
Geheel ongezocht heb ik voor eenige jaren een ongelukkige familie leeren kennen en sedert ben ik tegen wil en dank met die familie bekend gebleven. Tegen wil en dank zeg ik, want o! 't is zoo vreeslijk, daar een geheel huisgezin te zien lijden en haast niet bij machte te zijn, er iets voor te doen. Enfin, 'k heb me vermand, en ben er nu al lang aangewend, om toch maar 't weinigje, waarover ik kan beschikken, te kunnen geven. We moeten immers met onze ‘talenten woekeren’! Ik wil trachten, U de familie voor te stellen, opdat U zult begrijpen, dat 'k werkelijk niet te véél heb gezegd, veeleer te weinig: Stelt U dan voor een o, zoo mager, oud moedertje van ruim 75 jaar, nog altijd trouw op haar post, zelfs.... (freule Lohman zou een standbeeld voor haar oprichten!) en druk in de weer voor haar man en thans nog 3, zegge drie, blinde, sukkelende dochters, waarvan de oudste, nu ruim 45 jaar oud, al sedert baar 3e jaar bedlegerig is geweest, deels door haar geheel verlamde beenen, deels door haar gedurige toevallen. De andere is een beschaafd en nobel meisje, dat eenige jaren op het Blindeninstituut te Amsterdam is geweest, wat de ouders nog zelf hebben bekostigd. Zij lijdt nu sedert enkele jaren ook aan algeheele lichaams- en zenuwzwakte, vermoedelijk tengevolge van den achteruitgang en den ellendigen toestand harer familie. De jongste is nagenoeg idioot en bovendien zeer slecht ter been, zoodat zij in geen enkele inrichting van onderwijs is kunnen blijven. Een ruwe kerel, die door zijn ambt al vrij wat ellende had gezien, kwam eens onverwachts in dit gezin binnenvallen. Later hoorde 'k, dat hij op 't gezicht van die ongelukkigen in geen drie nachten had kunnen slapen.
Tot overmaat van ramp is nu voor eenige weken de nijvere, bijna 80 jarige vader door een val ook invalide en hulpbehoevend geworden, zoodat hij tegen wil en dank moet rusten en - met verlies van zijn inkomen!! Kan 't erger? De overigens welverdiende rust, moet voor dezen man een gróóte marteling zijn. En is 't ook niet voor 't oude trouwe moedertje, om radeloos te worden? Is 't eigenlijk niet een wonder, dat ze niet reeds voor jaren er onder bezweken is? Och - ook haar krachten verminderen hard, ook zij is al bijna blind, zoodat ze hoe langer hoe meer moet laten doen, wat ze vroeger, zoo 't maar eenigszins mogelijk was, zelf deed èn - die hulp moet worden betaald!!! En wèlk een hulp dan nog! Wèlke naaister, wèlke dienstbode wil, bij de tegenwoordige schaarschte van derge-