De Hollandsche Lelie. Jaargang 21(1907-1908)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Op 'n Kerkhof. Wij gaan langs graven, zonder tal, De grond is week, een dikke vacht Gestorven loof rust onder 't hout; Ik huiver voor de vreemde macht Van Dood, die me aanstaart ernstig, koud, Ik voel me op eens zoo zwak, zoo oud. Wee mij.... En 'k hunker nog naar licht, Naar leven, liefde... Dwaze vrouw, Wat draalt ge voor gesloten poort, Zie, om U waren dood en rouw, Wier heilge stilte gij verstoort; Ga, buig het hoofd, verlaat dit oord. O sombre hof, wier doodenheir, In eeuwge rust, ons niet behoeft, Waar 't leven aarzlend binnentreedt, Waar liefde zelfs maar vluchtig toeft, Waar, wie in tranen zich vergeet, Zoo bitter weent om eigen leed. Want zij, die sluimren onder d'aard, Waar stof tot stof is weergekeerd, Zij kennen niet meer aardsche smart Noch 't scheidingswee, dat ons verteert. Voor hen is 't groot geheim ontward. O droeve troost, voor 't eenzaam hart. ELISE SOER. Vorige Volgende