De Hollandsche Lelie. Jaargang 21

Ingezonden stukken.
Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.

I.
Tentoonstelling Opvoeding van het kind.

Te 's Gravenhage zal in Augustus van dit jaar een tentoonstelling ‘Opvoeding van het kind’ gehouden worden door de volgende vereenigingen of haar Haagsche afdeelingen: Ver. van Hoofden van openb. lagere scholen; Ned. Onderw. Genootschap; Bond v. Ned. Onderwijzers; Volksonderwijs I; Volksonderwijs II; Ver. t.b.v.h. Onderwijs in Handenarbeid in Nederland; Museum ten b.v.h. Onderwijs; Ver. v. Onderwijzeressen in handwerken, te 's Gravenhage; 's Grav. Ver. v. Gymnastiekonderwijzers; Afd. t.b. v h. Vreemdelingenverkeer der Ver. v. Handel, Nijverheid en Gemeentebelangen; Bond v. Onderwijzeressen bij het Fröbelonderwijs; Vereen. voor Meer Uitgebreid Lager Onderwijs; Afd. 's Gravenhage v.d. Ned. Ver. t.b.v.h. Schoonheidsbeginsel in het Onderwijs.

Het doel van de tentoonstelling is:

a. een beeld te geven van de opvoeding van het kind van 3-14 jaar; -

b. een overzicht te geven van oude en nieuwe leermiddelen, en inrichting en versiering van schoolgebouwen; -

c. een volledige, gezonde, harmonische opvoeding te bevorderen; -

d. aan te moedigen, onze leermiddelen en schoolgebouwen te doen beantwoorden aan de eischen van practijk en schoonheid.

Voor deze tentoonstelling heeft zich het volgend Eere-comité gevormd: mr. J.H. Abendanon, oud-directeur v.h. dep. v. Onderwijs in N-Indië; J.P. Adelink, oud-dir. Ned. Mettray; mr. J. Addink, advocaat-procureur en kantonrechter-plaatsvervanger; C.L. v. Balen, hoofdred. van ‘Het Vaderland’ mr. J.H. de Bas, chef afd. Onderwijs, Gem.-secretarie; K.H.H. v. Bennekom. hon. consul v. België; mevr. S.E.N. v.d. Bergh-Van Limburg Brouwer, pres Dames-comité v.h. toez. op het onderw. in handwerken, v. mejsjes op de L.S. en H.S.; mr. J.H. Bergsma. voorz. Plaatselijke Comm. voor het L.O.; mr. J.G.S. Bevers, min. v. Waterstaat; mr. S.J. Blaupot ten Cate, referendaris Afd. Onderw. B.Z.; mr. W. Dolk, lid Tweede Kamer en Prov. St.; J. Doorman, hoofdred. ‘Haagsche Courant’; B. v.d. Esch, secr. Plaatsel. Comm. v.h. L.O.; Henri Evers, hoogleeraar a.d. Technische Hoogeschool; jhr. mr. C. Feith, hoofdcomm. dep. B.Z.; J.A. Frederiks, dir. Haagsch Museum v. Kunstnijverheid; A.F. Gips, hoogleeraar a.d. Technische Hoogeschool; mr. R. v. Goens, schoolopziener, distr. 's Gravenhage; H.J. de Groot inspecteur M.O.; dr. J.H. Gunning Wz., privaat-docent in de paedagogie te Amsterdam; J.C. v. Hattum v. Ellewoutsdijk, lid Prov. Staten; A. Hoogenraad, lid van den Gemeenteraad, van 's Gravenhage; Th.M. Ketelaar, lid der Tweede Kamer; D.E.C. Knuttel, rjjksbouwmeester; J. Kraus, oud-min. van Waterstaat; A. v. Loen, opperrabijn; S. Lulofs, predikant; W. Martens, voorz. ‘Pulchri Studio’; jhr. mr. L.F.H. Michiels v. Kessenich, insp. van het L.O.; W.B.G. Molkenboer, directeur Rijks-normaalschool voor Teekenonderw. te Amsterdam; jhr. J.W.J.C. M. v. Nispen tot Sevenaer, dir.-hoofdred. v. ‘De Residentiebode’; dr. G.A. Ootmar; mr. J.G. Patijn, commissaris der Koningin in Z. - H.; mr. L.J. Plemp v, Duiveland, hoofdred. ‘Nieuwe Courant’; jkvr. A. de Ranitz; mr. P. Rink, oudmin. v. Binnenl. Zaken; R.A. v. Sandick, weth. v. Onderwijs; D.F. Scheurleer; J.E. Scholten, lid der Eerste Kamer; J. Simons, weth.; K. Sluyterman, hoogleeraar a.d. Technische Hoogeschool; mr. W.J. Snouck Hurgronje, lid van den Gemeenteraad van 's Gravenhage; J.L. Springer, dir. der Acad. v. B. K te 's Gravenhage; jhr. mr. V.E.L. de Steurs, lid van de Tweede Kamer; E.C. baron Sweerts de Landas Wyborgh, burgemeester van 's-Gravenhage; mevr. C. baronesse Sweerts de Landas Wyborgh-Smith; mr. M. Tydeman Jr., lid Tweede Kamer; J.L. v.d. Toorn, lid v.d. Gemeenteraad van 's-Gravenhage; mevr. B.W. Verbrugge v. 's-Gravendeel en Leerambacht-Quarles v. Ufford; A.J.A. Vermeer, pred. te 's-Gravenhage; H. de Wilde, weth. te 's-Gravenhage; J.A.W. Vrijman, Rijksbouwmeester; dr. C.J. Wynaendts Francken, letterkundige, te 's-Gravenhage; mevr. E.W. Wynaendts Francken- Dyserinck.

De samenwerkende Vereenigingen hebben voor den Raad van Toezicht de volgende afgevaardigden aangewezen: K.H.H. v. Bennekom, H. Boekholt, mr. J.D. ten Bosch, A. Brummel, dr. H. Cannegieter Tzn., mej. F.A. Eggink, W.

[p. 635]

Havers, W.H. Hengevelt, J. Laban, H Peypers, P.J. Treffers en mevr A.v. de Willigen.

De Commissie van Uitvoering door de Vereenigingen benoemd bestaat uit:

J.D. Ros, voorzitter; C.W, Lunsingh Scheurleer, penningmeester; F.E. Elsen, Jan Ligthart, F.J. v. Paasschen en mej. A.G. Dyserinck, secretaresse, Bilderdijkstraat 78, te 's-Gravenhage.

Voor verdere inlichtingen vervoege men zich bij de secretaresse.

II.

Hooggeachte Redactie.

Tot mijn zeer groote verwondering las ik zooeven in de Holl. Lelie van 28 Aug. '07 (no. 9) het stukje over Jeanne d'Arc! Ik kan haast niet gelooven dat dit geestlooze onwaardige geschrijf met uw weten gezet is! Een meisje, door de legende (om 't zoo te noemen, desnoods) zóó hoog verheven, door de Katholieken als Zalig vereerd, door nog een heel land elk jaar plechtig en vol innigen eerbied herdacht - te noemen jongejuffrouw Jeanne en over haar te praten zooals daarin gebeurt - het is werkelijk te laf en smakeloos om aan te halen. Indien U het stukje overleest zult U dit, dunkt me, met me eens zijn. En dat onder het motto: Honneur aux dames! Dit doet me vermoeden dat P. Bel van 't sterke geslacht is - dan is zijn optreden al zóó onmiddeleeuwsch - kortweg zoo vlegelachtig, dat ik zoo vrijmoedig ben U in overweging te geven hem het woord in Damesgezelschap verder te willen ontnemen.

Met Hoogachting

G.W.

Antwoord Redactrice.

Ik ontving bovenstaand schrijven, aan mij persoonlijk gericht, geef het hier echter een plaatsje, met weglating van den naam des inzenders omdat de zaak van algemeen belang is. Inderdaad ben ik het met den auteur van dit episteltje eens, dat ‘jongejuffrouw’ al een heel ongelukkige uitdrukking is, en zonder zijn overige sterke uitdrukkingen tot de mijne te willen maken, kan ik hem toch de verzekering geven, dat ik persoonlijk het geenzins eens ben met het door hem aangevallen stukje; echter, gelijk ik herhaaldelijk zeg, ik zou van de Lelie een eenzijdig blad maken, indien ik alleen stukken opnam waarmede ik het ééns ben. Deze door andere bladen steeds ingeslagen weg wensch ik integendeel te vermijden, mij alleen voorbehoudende mijn eigen opinie in mijn eigen artikelen en correspondenties zoo beslist mogelijk te zeggen.

REDACTRICE.