De Hollandsche Lelie. Jaargang 21
(1907-1908)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdI.Ik ben een Javaan. Mijn naam is Sastro Prawiro. Hiernaast vindt ge mijn afbeelding. Ge ziet er mij de kendang bespelen, het voornaamste slaginstrument van het Javaansche orkest, dat gamelan wordt genoemd. Ik bespeel de kendang met de vingertoppen en de handpalmen. Bespeel de geiten- of schapenhuiden in rhythmen van verschillend karakter. Het ruischen der langarmige palmkronen, het wuiven der teere rijsthalmen, het onstuimig geklater van een bergstroom, het gestamp op rijstblokken, het getrappel van dartele paarden - dat alles en nog veel meer leidt mijn geoefende armen en handen in het uitvoeren van rhythmische bewegingen, zonder tal en met groote afwisseling. Ik ben een speelman. In mijn land ‘ein Spielmann wohlbekannt’
* * * Nu, sinds eenige jaren, ben ik in een Westersch land. In Nederland, waarvan de bewoners heerschers zijn over mijn broeders, de Javanen. Ik heet Sastro Prawiro. Allah geve, dat gij dien naam zult onthouden. Allah is ook uw God, al noemt en dient gij hem anders. Ik heb me de Westersche beschaving eigen gemaakt, zóó zelfs, dat ik niet geheel leek ben op het geweldige gebied van pantserschepen, Krupp-kanonnen en stelsels van kolonisatie. Misschien vindt gij mijn beschaving maar ‘een vernisje’. Ik verzeker u echter met de handen op mijn trouwe kendang, dat ik mijn uiterste best heb gedaan om me vertrouwd te maken met uw wetenschap en uw zeden en gebruiken. Ook met uw kunst, ja, vooràl met uw kunst. En daar ik een speelman ben, is het geen wonder, dat ik mij vooral heb beziggehouden met de kunst der klanken en de daaraan verwante, in den ruimsten zin des woords.
* * *
Mag ik u eerst vertellen van de toonkunst van het verre Oosten? Ik zal het doen, zonder een bepaald stelsel te volgen. Zoo maar losjesweg. Noch didaktisch, noch paedagogisch wensch ik te zijn. Ik zal slechts meêdeelen, en de mededeelingen zullen op verschillende manieren plaats vinden. Nu eens zal ik, het woord bezigende, gaan beschrijven; dan weêr zal ik u afbeeldingen doen zien. En soms zal notenschrift de klanken vastleggen. Het karakter der toonkunst in Nederlandsch-Indië zal ik u trachten duidelijk te maken. Daar komt het immers op aan. Er is in Nederlandsch-Indië Javaansche toonkunst, en er is Maleische toonkunst. Daartusschen zijn overgangsvormen. In den loop der eeuwen heeft in sommige streken vermenging plaats gehad, zoodat niet altijd de grenzen te bepalen zijn tusschen specifiek Javaansche en specifiek Maleische muziek. In het algemeen kan gezegd worden, dat de Maleische muziek, waarschijnlijk tengevolge van vroegeren Portugeeschen invloed, nader is aan de Westersche dan de Javaansche. In mijn weêrgeven van de Oostersche melodieën en harmonieën zal ik mij, ten opzichte van het lied, grootendeels bedienen van de Maleische taal. Het Maleisch is in Nederlandsch-Indië de meest gesproken taal. Mijn idioom, het Javaansch, wordt slechts door zeer weinig Hollanders daar te lande verstaan. Wat ik zeer vreemd vind. Even vreemd als dat in het land der Vlamingen niet Vlaamsch, maar Fransch de officieele taal is. Misschien breng ik, door Javaansche en Maleische muziek in Europeesch notenschrift vast te leggen, de drie voornaamste rassen | |
[pagina 582]
| |
in Insulinde, met name de Hollanders, de Javanen en de Maleiers, nader tot elkander. Het zij zoo!
* * *
Mijn lief is een ronggeng, een Javaansche danseres. Zij is een hartstochtelijke danseres, en haar oogen hebben vaak den hemel der kunst gezien. Er zijn Westerlingen, die beweren, dat de Javaansche danseressen niet slechts dienaressen van Terpsichore, doch ook priesteressen van Venus zijn. Dat is niet waar, in algemeenen zin niet waar. Er zijn er zoo. Maar mag men zeggen, dat de Europeesche actrices, als genus beschouwd, loszinnige vrouwen zijn? Mijn lief is in elk geval rein, en ik ben er van overtuigd, dat zelfs haar gedachten nooit hebben gezondigd. Hoe zij danst? Ik zal trachten, het u te beschrijven: Het bronzig-bruine lijf, met luidloos voetverschuiven,
Voortschrijdend op droom-loomen rhythmus en cadans.
De lichte slendang over schouders, in zacht wuiven
Gegolfd door teergevoel'gen vingerlijnendans.
De wijdope' oogen in een mijmerend vèrstaren,
Niet blikkend op 't beweeg van eigen lenig lijf,
Als innig welbewust der gracie van gebaren,
Plastieke weêrgaaf van heur ragfijn zielsbedrijf.
Hoe vlot die omtrekken van al heur wendezwenken!
De strak omspannen sarong vloeit de beenen na.
Een stoflijk lichaamsspel, dat aan ònstof doet denken,
Ons zienlijk g'openbaard: Terpsichore's genâ.
Mijn lieve, trouwe kendang, hoe dikwijls hebben mijn handen u niet de rhythmen aangegeven, waarop mijn Sarinten heur soepel lijf in sierlijke bewegingen leidde! Voeldet ge wel, hoe koortsig mijn handen waren van liefde? Mijn lief is bronzig-bruin, en heur haar is als de pracht der nachten. Ik zal haar nooit vergeten.
* * *
Als wij tezamen waren, alleen met ons beiden, zong ik haar dikwijls het volgende liefdeslied toe. Ik zong dan met gedempte stem, die me somtijds stokte in de keel, als mijn zielsverlangen brandend steeg, wen heur zachte oogen mij teeder toenegen. Banjak bintang di langit.
1. Ba - njak bin - tang di la - ngit,
Tjoe-ma sa - toe po - hon wa - ri - ngin.
Ba - njak o - rang di doe - ni - a,
2. Ba - njak ti - tik di la - - oet,
Tjoe-ma sa - toe po - hon wa - ri - ngin.
Ba - njak ma - ta di doe - ni - a,
| |
[pagina 583]
| |
Het auteursrecht dezer muziek is verzekerd door de wet op het auteursrecht van den 23sten Juni 1881 (Staatsblad No. 145).
Tjoe-ma sa - toe sa - ia ka - pi - ngin.
Ba - njak o - rang di doe - ni - a,
Tjoe-ma sa - toe sa - ia ka - pi - ngin.
Tjoe-ma doe - wa sa - ia ka - pi - ngin.
Ba - njak ma - ta di doe- ni - a,
Tjoe-ma doe - wa sa - ia ka - pi - ngin.
Banjak bintang di langit,
Tjoema satoe pohon waringin.
Banjak orang di doenia,
Tjoema satoe saia kapingin.
Banjak titik di laoet,
Tjoema satoe pohon waringin.
Banjak mata di doenia,
Tjoema doewa saia kapingin.
Vertaald luidt dat liefdeslied, hetwelk, dunkt mij, onmiskenbaar week van karakter is, als volgt: Er zijn veel sterren in de lucht, doch er is slechts één
waringin-boom (op het erf). Er zijn veel menschen op aarde, doch slechts naar één
(hunner) verlang ik. Er zijn veel druppels in den oceaan, doch er is slechts
één waringin-boom (op het erf). Er zijn veel oogen op aarde, doch slechts naar twee
(daarvan) verlang ik. Hierboven vindt gij het liedeke in notenschrift afgedrukt. Speel de pianobegeleiding zacht, met tinten van weemoed, ietwat berustend. Zing en speel met niet veel geluid. Doch laat de toonvorming in vollen bloei zijn. Luister ook met uw hart, en gij zult in het lied de stille gelatenheid van den Oosterling weêrspiegeld zien. SASTRO PRAWIRO. (Wordt vervolgd) |
|