De Hollandsche Lelie. Jaargang 21
(1907-1908)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdGedachtenwisseling.Lieve freule Lohman,
Allereerst mijn dank voor uw tact en wijs beleid, waarmeê U ordent en regelt de dingen die zooveel gemoederen in beweging brengen. In een correspondentie aan U zal ik de aangevallen Kerk verdedigen, omdat iedereen afzonderlijk antwoorden te omslachtig zou worden. Vita schrijft: ‘Wanneer zij slechts leven mochten, in Priesters! Zij zouden betere menschen kunnen zijn en daardoor meer waardig den godsdienst prediken.’ Maar ze leven de R.C. priesters, dàt verzeker ik U, Vita, want het coelibaat heeft nog nooit iemand van het leven beroofd. Ze leven niet alleen heel krachtig, maar zelfs dés te krachtiger, omdat ze voor zich zelve van ‘het leven’ zooals gij dat hier bedoelt, niets vragen, ze hebben daarvan vrijwillig afstand gedaan om zich dés te beter te kunnen wijden aan de belangen van anderen. Indien een geestelijke kon huwen, zouden voor hem dezelfde levenswetten gelden als voor ieder ander man, n.l. deze, hij zou zich in de eerste en voornaamste plaats moeten wijden aan zijn gezin en bij alles en alles zou die hoofd-overweging niet alleen voorzitten, maar ook moeten voorzitten als duurste plicht. Wat U dan volgen laat is het te vroegtijdig kiezen van een levensstaat. Dát punt houdt heel nauw verband met een zeer belangrijke hoofdzaak, n.l. ‘De opvoeding’. Ik zond daarover een artikel in aan het Katholiek Sociaal Weekblad, dat te Leiden verschijnt, daarin kunt U op vollediger wijze dan ik U hier kan antwoorden, inzicht krijgen in die belangrijke hoofdzaken, die U (en zéér terecht), levendig interesseeren Verder lieve Vita is onze H. Kerk zeer positief onfeilbaar in | |
[pagina 565]
| |
haar Geloofs- en Zedenleer. Verder gaat Hare onfeilbaarheid niet en verder matigt ze zich geen onfeilbaarheid aan. Maar de Kerk kan toch niet helpen dat ze soms (zelfs door haar eigen kinderen), niet begrepen wordt! Wanneer iemand zich in ernst en waarheid op de hoogte wil stellen vàn de leer der R.C. Kerk, dan heeft hij of zij daarvoor gelegenheid in overvloed. Ten allen tijde zijn onze priesters bereid, om wiè ook te woord te staan en vóór te lichten. De Kerk is voor iedereen te begrijpen, voor iedereen, maar de wil moet er zijn om te willen begrijpen. De onwil nu is de hoofd-oorzaak van zooveel misverstand. De onwil en de hoogmoed. Dan Vita-lief zegt ge, dat 't God éven welgevallig zou zijn indien iemand die nù priester is, kunstenaar zou zijn geworden of als goedechtgenoot en vader in dienst van de Kerk zou hebben gestaan! Maar wáár staat nu geschreven dat God uitsluitend de priesters in hun staat lief heeft? En waar staat geschreven dat een huwelijksleven onheilig is? En wáár staat geschreven dat ‘een glans van heiligheid’ gelegd wordt door de Kerk òm de priesters?... Hoe kómt ge daar toch allemaal aan Vita-lief! De Kerk zegt: ‘Het Coelibaat is verplichtend voor den priester.’ Wie dat dus niet aanstaat, moet geen priester worden en dan kan hij heel goed tóch een heilig man worden, zelfs getrouwd, hoor Vita-lief! Wat een levensstaat-kiezen betreft!... Iedereen heeft de vrije keuze, is dat niet genoeg, ik zou niet weten wàt er méér kón zijn? Iets anders is 't, dat men niet voorzichtig genoeg kan zijn mét het kiezen van een levensstaat. Als ge dat meent, zijn we 't samen ééns en misschien hebt ge gelijk als ge zegt dat er meestal te vroeg wordt beslist voor die keuze. Dát zijn echter dingen van zeer diepgaande en wijde strekking. 't Is in ieder geval zéér nuttig als ieder van ons zich daar ernstig rekenschap van geeft en een zware verplichting vooral ligt op de ouders om daarin voor hun kinderen nauwkeurig toe te zien. Dat blijft altijd een zeer moeilijk punt, want het is maar zelden dat bij een kind zich heel geprononceerd openbaart voor welke levensstaat hij 't meest geschikt zal zijn. Bovendien veranderen de omstandigheden soms geheel onverwacht en moeten ook de ouders weer met nieuwe gegevens rekening houden. In ieder geval is bij een godsdienstige, ernstige opvoeding meer kans van slagen, slagen in den hoogeren zin, n.l. om een goed en nuttig mensch te worden. Neen Vita de Kerk heeft geen schuld! Zelfs dan niet als ze ook onder haar vele kinderen er verscheidene telt die Harer onwaardig leven en Sint Pieter heeft geen schuld te delgen! Sint Pieter is het symbool onzer machtige eenheid. Eén, innerlijk één zijn wij, wij Roomsch-Katholieken. Maar dát weet en voelt men ook wel! En nu Veritas!... ach dàt is een pijnlijke schrijverij aan iemand die beter weten kón. Wat vindt ge er toch tegen Veritas om een kind ei op te wijzen dat snoepen verkeerd is, wat kúnt ge er toch tegen hebben, als kinderen vertellen (dat is opbiechten) moeten als ze wat van een ander hebben weggenomen? In hun kinder-leven is dat een even groote zonde als voor den volwassenen die inderdaad iets steelt. Er zijn zooveel ondeugden-in-'t-klein in een kindergemoed! O zóó vele! Maar ge kunt lezen in 't Kath. Soc. Weekbl. wát ik denk van opvoeden. En dan die jongens-kus! Zooals U 't geval voorstelt, lijkt 't me een erg on-lieve omgeving, waarin U waart en ik kan me voorstellen hoe of U ongelukkig en bang moet zijn geweest en 't is wel treurig dat die onderwijzeres (een non?) zoo weinig wereldwijs en tactvol was. Die strafregels nu vind ik niet erg, dat is wel eens frisch om de geest van de jongenskus af te leiden. En de biecht keur ik óók goed, want 10 tegen 1 dat U toch wél ontroerd waart door die jongens-kusserij! of niet? Maar waarom biechtte U zoo in raadseltjes? en waarom zeidet U maar niet gewoon-weg: ‘op een visite, hebben de jongens me gezoend!’ dan had die kapelaan niets hoeven te vragen. Maar als U zegt: ‘een jongen heeft zóó iets ergs met me gedaan dat ik 't niet durf zeggen....’ Ja, dan forceert U-zelf de kapelaan òm te vragen en dan moogt U heel dankbaar zijn, dat de goeie man U niet bij Uw eigen woord genomen heeft, want dan zou de straf niet minnetjes geweest zijn en met rede. Nu, het vragen schaadt aan een onschuldig gemoed niet, want wat boven de horizon van het verstand gaat, dringt niet door en dat U dat nú op rijper leeftijd hebt leeren begrijpen, welnu daar is niets tegen, U zoudt dan nú waarschijnlijk ook niet meer zoo bloode, zoo preutsch, zoo kinderachtig meer zijn, is wel? Hoor eens Veritas, waarom U mij vraagt wáárom R.C. priesters zoo gauw de H. Mis lezen in de kerken waar U komt, dàt begrijp ik niet. Dat moet U-zelf aan hèn vragen als 't U hindert. Dat doe ik ook als ik eens iets niet begrijp, ik vraag dan en meermalen, meestal zelfs zit de fout dan èn in eigen onkunde èn in eigen verkeerd-inzicht. Het zal U hierin wel gaan als mij, ik ben er zeker van. En ik weet 't niet òf het meerendeel de kortste mis kiest, de Hoog Missen hier zijn altijd stampvol. En waarom of de katholieken dan niet meer gáán naar de mis? Ja waarom? Ik denk omdat ze lauw zijn! Maar velen gaan dagelijks! Maar als U dat hindert, dan prijs ik U en U geeft dan zeker zelf het voorbeeld en gaat dagelijks! En verder: ‘is er nergens meer ontheiliging van den dag des Heeren dan juist in katholieke streken’!!? Hoe weet U dat, want eerst zegt U dat U alleen oordeelen kunt over Limburg en België; ik ken beide óók, maar mijn ondervinding is geheel ànders. Ik zou U willen vragen: ‘met wie gaat U om, en welk milieu heeft U!’ Kies dan een ander dat meer strookt met Uw ernst, en geef een voorbeeld aan de lichtzinnigen, draai ze den rug toe als onwaardige! Dat U mij wel wat dweepziek vindt, dat neem ik U niets kwalijk, maar dat U meent dat de geloovigen niet met me zouden neerknielen bij Petrus krypt, dat neem ik U zéér kwalijk. En als ik eerlijk zeg wat in me omgaat, dan vraagt U aan mij: ‘méént ge dat Regina?’ Hoe heb | |
[pagina 566]
| |
ik 't nù met U Veritas! Waarom zou ik 't dan zeggen, persoonlijk heb ik niets dan moeite en hoon en spot en miskenning geoogst van verreweg de meesten die ik ken. Niet alleen meen ik het, maar ik meen het zóó, dat ik het zeggen moet. En ik zeg U Veritas, dat ik geen geluk duurzaam acht als men zijn hart en geest niet kinderlijk gegeven heeft aan God. Vita praatte van schijn-heilig, maar ik acht alle menschengeluk schijn-geluk, als het niet wortelt in God, ontkiemt uit en door God en heenwijst overal en altijd naar God. Nu is er allerlei Geloof, maar één kán toch maar het Ware zijn. Sommige menschen nu zijn tevreden met een deel der Waarheid, maar ik ben niet zoo makkelijk content, omdat ik vind waar God het hééle geeft, wij ons niet behoeven te troosten met een deel ervan. En nu beweer ik dat de katholieke kerk, de volle Waarheid rijk is. Of indirecten dwang op het geven wordt uitgeoefend? Wat meent ge? Als er b.v. een groot ziekenhuis gebouwd moet worden of een nieuwe Kerk dan zal U zeker ‘gevraagd’ worden, evengoed wordt er gevraagd voor de armen. Maar is daar iets tegen en bovendien wordt datzelfde niet overal gedaan in iederen kring. De Roomschen hebben toch evengoed geld noodig als ze wel-doen of bouwen willen als de Protestanten of de ongeloovigen! Maar nergens gebiedt de Kerk te geven of op dat geven in te werken, nergens! Wat U van Uw werkster zegt, vind ik zéér hard en zóó hard dat ik U voorstel om U te helpen, laten we samen die zaak aanpakken (als de vrouw tenminste nog niet van honger is omgekomen), want ze verdient f 156 in 't jaar, er moet f 20 voor de kerk af, ze leeft dus van f 136. Ik bied U mijn diensten aan om die wreede kerk aan te klagen en om die vrouw te beschermen. Maar noem de pastoor die het bestuur daarover heeft, schrijf er mij over in de Lelie of particulier, zooals U verkiest. Hetzelfde stel ik U voor met Uw school. Mèt U hebben veel meisjes diezelfde leiding daar gehad, welnu roep al Uw lijderes-genooten op en stel samen op een acte van gegronde aanklacht; ook dáármee wil ik U gaarne bijstaan zoodra U voldoende gegevens bij-eengegaard hebt. Ziet Veritas zóó zullen we dan der Waarheid gezamentlijk dienen en haar terzijde staan overal, want ik ben het met U eens, de Ware Godsdienst draagt ieder in zijn hart... en... in zijn geest. Welnu Uw hart eischt dat er rechtvaardigheid geschiede! Is niet? Verder herinner ik me niet ooit geschreven te hebben over het genieten van een praal-begrafenis!Ga naar voetnoot1) Ik ben er zeker van dat niemand geniet van een praal-begrafenis, dus ik begrijp niet het verongelijkt gevoel van een arme, die de haar lieven zónder praal ziet begraven. Wat ge zegt van het op makkelijke stoelen zitten der rijken en het achteraan zitten op smalle bankjes voor de armen, ja Veritas, dát vind ook ik vaak hinderlijk, (ge kunt zelf Veritas beginnen met uw stoel aan te bieden aan b.v. een oud moedertje, die 't meer noodig heeft dan gij). Vergeet echter niet dat we hier wat vast zitten in gebruiken en ook dat b.v. een arme thuis gewend is aan een harde stoel en wij aan een zachte en dat ten slotte die kleinigheden zóó weinig uitmaken in aanmerking genomen het feit waarvoor men in de Kerk komt. Toch ben ik er voor om die dingen zooveel en zoo spoedig mogelijk te regelen, zóó dat er weinig of geen verschil is. In Rome zoudt ge dan genieten, daar zijn nergens vaste stoelen of banken in de kerken, (door banken en stoelen verliest de kerk zeer aan schoonheid) en knielt iedereen op de steenen vloer of neemt ergens uit een verborgen plaatsje een klein licht stoeltje, die zijn voor niets, voor arm en rijk hetzelfde, te nemen; het is waar dat die regeling minder precies maar eenvoudiger en beter is; ge krijgt daardoor meestal een bont allerlei, dat misschien weer op veel hollandsche gemoederen een ongeregelden indruk zou maken. Ieder volk heeft nu eenmaal zijn geprononceerde eigenaardigheden. Ach maar wat doet dat alles er toe. Als men maar bidt en zijn hart uitstort! Laten we toch om de bijzaken, de hoofdzaak niet voorbij gaan! En geeft de Kerk alleen aan de armen die haar gehoorzaam zijn? Ik weet 't niet, maar àls ze het doet dan geef ik Haar groot gelijk, want ze zal daar al méér dan genoeg meê te doen hebben, vrees ik. Of wat dunkt U Veritas, van een Moeder, die haar huis vol heeft met kinderen die om brood vragen en de Moeder geeft, geeft, al wat ze heeft en dan zijn nèt de hongerige magen tot rust gebracht! Stel U nu voor dat er kinderen komen die óók een onderkomen hebben (want ge zult toch niet beweren dat er buiten de Katholieke Kerk geen goed-georganiseerde armenzorg is!) maar die tóch ook bij de Roomsche Moeder aankloppen! Doet die R. Moeder dan niet wijs als ze zegt: ‘Kinderen gaat naar je eigen huis, want heusch ik heb hier stakkerds genoeg die 't bitter noodig hebben!’ En nu het zich-zelf-ontwikkelen! Veritas! zich zelf ontwikkelen is een zeer gevaarlijk iets en alles zien en alles lezen en ervaren is nóg gevaarlijker. Onze Moeder, de Heilige Kerk, nu kent dat gevaar en als eene eindeloos bezorgde en liefdevolle moeder wil ze zoo zielsgraag haar geliefde kinderen voor gevaar en leed en voor bederf bewaren. Daarom neemt Zij onder Hare hoede de gevaarlijkste factor in het menschenleven n.l. de lectuur. Wat er in de gemoederen al bedorven en vernield is door verkeerde lectuur, Veritas, dat is niet ná te gaan; maar wees er zeker van dat het onheil ontzettend is! En als ik dan ook de niet-Roomsche aanraad om eens te lezen van Roomsch Katholieke zijde, dan doe ik dat omdat ik weet, dat daar niets gevonden zal worden wat hart en geest bederven, verwarren en vernietigen kan. De meeste menschen hebben slechts tijd om te lezen voor hun ont- | |
[pagina 567]
| |
spanning en indien ze dan nog zelf onder het vele goede en ongure moesten gaan zoeken, ze zouden daar geen tijd voor hebben. Bovendien is 't waar dat de duivel zich veelal voordoet in een mooi gewaad en dus zeer aantrekkelijk is en er vele onschuldige zielen zijn, die zonder 't zelf te willen of te weten, gaandeweg zouden geraken op een weg die op den duur zou blijken onveilig te zijn. Dat onze Moeder dus over ons waakt in deze strekt Haar tot Eer. Meen echter niet dat aan ‘bevoegden’ iets te lezen wordt verboden, om iets te verbieden moet 't eerst ‘gekeurd’ zijn, Alles nu wat den toetssteen niet kan doorstaan, wordt als onwaardig gekenmerkt. Is dat niet mooi? Maar als men vuile en zedelooze dingen elimineert, schrapt men dan ook alles wat aan de ontwikkeling van kunst en wetenschappen in den weg staan? Me dunkt van neen en dàt onware verwijt treft den Roomschen steeds. In Uw correspondentie aan Noord hebt U meer dan duidelijk gezegd wàt de ‘nonnen’ doen. Wat de monniken doen voor de kunsten en wetenschappen is bekend door ieder ontwikkeld mensch. Nergens is de gelegenheid tot diepe en ernstige studie zóó volmaakt gunstig als in een klooster en de maatschappij dankt dan ook zeer veel aan de studie tusschen kloostermuren. Maar gerust mogen Unicum II, Moeder II, Beb. en Norma me schrijven, gerust en gaarne wil ik antwoorden ook! En heerlijk vind ik 't dat andere óók hun indrukken geven van Sint Pieter, ik heb er niet ééne, maar vele! Als Symbool der Eenheid van ons Heilig Geloof is Sint Pieter me lief en zou Hij me lief zijn, óok al was 't een monster van leelijkheid! Hoe ik Sint Pieter vind uit een oogpunt van kunst, schrijf ik óók eens. Wat ik vind van de oude baziliek onder den nieuwen Sint Pieter, vertel ik U óók eens! Hóe ik een dienst vind in Sint Pieter komt óók nog en of men al of niet bidden kan in Sint Pieter dat hangt èn van den mensch èn van de omstandigheden èn van het oogenblik af! En nu ten slotte de kapitein, die me niet voor vol en niet voor vol-bloed hollandsch aanziet. Jawel kaptein, tot Uw orders! Ik ben èn hollandsch èn ik heb evenals U geschiedenis geleerd, nèt als U op een protestantsche school! Maar freule Lohman heeft U al ingelicht en misschien gaat U nú wel eens lezen uit de roomsche boeken de geschiedenis om onpartijdig, net als ik, van 2 kanten te kunnen oordeelen. Dat zal heerlijk zijn kapitein, want het is heusch wel eens noodig, dat een eerlijk krijgsman zich vóór deze zaak spant. U zult Uw protestantsche medebroeders een dienst doen als U eens flink gaat onderzoeken. Misschien zijn er behalve uit de vaderlandsche geschiedenis, ook nog veel méér dingen die U hinderen in de Roomschen en we kunnen dan van de gelegenheid gebruik maken om ook in andere dingen tot beter en zuiverder inzicht te komen. Ik wed dat U ook een verkeerd idée hebt over de onfeilbaarheid van den Paus. Maar misschien vergis ik me ook en denk ik wat voorbarig. In ieder geval verheugt 't me waarde kapitein, dat een strijder voor het vaderland, waar hij meent onrecht te zien, naar de wapens grijpt. Dat zie ik veel liever dan lauwheid en onverschilligheid. Ziezoo freulelief, dat is een lange brief aan U, 't is alles naar aanleiding der laatste Holl. Lelie.
HELENA VAN ROGGEN - BLOMHERT.
Nijmegen, 14 Februari.
Hôtel Boggia. |
|