| |
Een Vrouwenbond, ter zedelijke verbetering van den man. Vrij bewerkt naar het Engelsch. Vertaald door Mevr. De Graaff van Cappelle.
1e Tooneel.
Een net gemeubelde kamer met deuren op zijde en op den achtergrond.
(bezig aan iets).
Slordiger boel heb ik nooit gezien. Alles mevrouw 'r schuld; 't is háár toedoen en ze doet met meneer net wat ze verkiest. Van al de mevrouwen die de baas spelen zag ik nooit haar gelijke. Meneer houdt de baby zoet, meneer neemt stof af, meneer helpt in de keuken en doet alles wat mevrouw behoorde te doen...
(Geheimzinnig). Maar er zit meer achter, meneer heeft zeker wat op zijn kerfstok, in den laatsten tijd durft ie z'n mond haast niet meer open te doen. En mevrouw!? die denkt aan niets dan aan den Bond, de club die ze heeft opgericht met een paar dames ter bescherming van getrouwde vrouwen en ter zedelijke verbetering van den man. Nou ik kan er met m'n domme verstand niet bij, als de man niet deugt dan zal de vrouw hem toch eer in huis kunnen verbeteren dan er buiten...
(roept achter de deur)
‘Marie! Marie!’
| |
2e Tooneel.
Mevrouw komt binnen met een bundel papieren die ze op tafel werpt.
Is de kamer klaar, Marie? Er kan zoo iemand komen.
| |
| |
Ja, mevrouw, ik ben klaar, maar Betje vroeg of ik er u aan herinneren zou dat u nog geen eten besteld hebt.
Ik ben van daag uit dineeren, ik eet met het bestuur van den Bond; er is een vergadering.
En eet meneer thuis, mevrouw?
Natuurlijk! Waar anders? Er is nog een koude kalfscarbonade en aardappelen om fijn te maken. Zeg aan Betje, dat ze een sagopoddingje maakt voor toe. (Ze gaat zitten aan tafel).
Ik geloof dat meneer niet houdt van een sagopodding.
Laat ze dan maar wat droge rijst koken - 't komt er niets op aan. Is meneer al thuis?
Als ie thuis komt zeg hem dan dat ik een dame bij me heb en niet gestoord mag worden. Herinner hem dat ie de kinderwagen niet in den tuin laat staan zooals gisteren, en zeg dat hij wat zachtjes loopen moet als ie baby in slaap heeft gemaakt.
Best mevrouw, is er nog wat van uw dienst?
Nee, je kunt aan je werk gaan. Zeg ook nog aan meneer dat ie niet voor me behoeft op te blijven, ik zal laat zijn en heb den sleutel bij me.
Ik zal 't zeggen, mevrouw (ter zijde) . Hoe lang is het al geleden dat meneer dien in den zak had!
Marie links af.
| |
3e Tooneel.
(Mevr. Grimson sorteert papieren).
Laat eens zien. Allereerst vragen van den dag. (Ze leest): Een voorstel om Mevrouw Monteban in klasse A. van den Bond te plaatsen als erkenning van de diensten die ze aan gehuwde vrouwen bewees door de behandeling van haar man. (Ze spreidt het papier op tafel uit). Daar moet natuurlijk over gestemd worden. (Ze ziet het papier weer in). O daar is een opsomming van wat ze gedaan heeft. (Ze leest):
‘De heer Monteban was een van de slechtste soort gehuwde mannen, totdat zijn vrouw op aansporing van den Bond zijn verbetering ondernam. In de laatste maanden heeft hij niet meer gewed, verkocht zijn race-paarden voor Klingelkaal, bedankte voor de societeit en bracht zijn avonden huiselijk door.’ Ja, die vrouw krijgt m'n stem, en die van de presidente legt gewicht in de schaal. (Ze ziet een nieuw papier in). Wat is dat? (Ze leest): ‘Het bestuur zal verplicht zijn op te treden tegenover mevrouw Wilson wier man herhaaldelijk alleen is gezien te Monte-Carlo. Sedert zijn terugkomst in den Haag bezoekt hij publieke vermakelijkheden met een dame die zijn vrouw niet is. Haar invloed is dus van geen beteekenis en het voorstel luidt om mevrouw Wilson van klasse B. naar C. te doen verhuizen.’
Dat is een ernstig geval. Zeker heeft mevrouw Wilson niet oordeelkundig gehandeld, maar een dégradatie is geen kleinigheid. De zaak moet goed van alle kanten worden bekeken.
| |
4e Tooneel.
Mevrouw Norman wordt binnengelaten door Marie.
(Mevr. Grimson staat op, de dames buigen).
Neem plaats, mevrouw, u wenschte mij te spreken naar aanleiding van onzen bond, niet waar? (Mevrouw Norman gaat zitten op de sofa links). Ik heet u hartelijk welkom. Ik ontving uw briefje dat mij om een particulier onderhoud verzocht. Wenscht u toe te treden tot onze vereeniging?
Ja, ik zat in groote moeilijkheid.
Ten opzichte van uw echtgenoot zeker.
Dat niet, mijn man is dood. (Zij plaatst haar parasol tegen de sofa) .
Ik vrees dat u dan geen lid kunt worden van den Bond, die is alleen voor gehuwde dames.
Ik meende dat het een vereeniging was van onderlinge hulp van vrouwen.
Ja, maar die geldt de getrouwden. Onze Bond beoogt de zedelijke verbetering van den man, vooral die van den gehuwde; zooals u weet staat die in den tegenwoordigen tijd op een zéér laag peil. Ons streven is om de echtscheidingen te voorkomen. Wij trachten in de echtgenooten den zin voor huiselijkheid en huiselijke genoegens op te wekken. Wij laten ze licht huiswerk verrichten, wekken de belangstelling op voor de kinderverzorging en zoeken ze het rooken en borrelen af te loeren.
| |
| |
Ons motto is ‘Geduld en Volharding.’
Mooi principe, heel mooi!
Ja, 't is een grootsche onderneming en zooals ik reeds opmerkte, wij hopen mettertijd het gehalte van den echtgenoot te brengen op het punt waar het zijn moet. De man moet rein, beschaafd en huiselijk wezen; hij moet afzien van alles wat hem vroeger onteerde.
En lukt u dat? Hebt u succes?
(Zelfvoldaan).
Gewoonlijk, ja. Om onze huwelijken volkomen gelukkig te maken moet de man de vrouw meer evenaren, het verbroken evenwicht moet worden hersteld; de mannen moeten verzacht, de vrouwen gestaald worden.
Dat ben ik volkomen met u eens, maar als de man nu niet wil.
Dan nemen we strenge maatregelen
(ze komt dicht naast mevr. Norman en zegt)
. Gelukkig hebben alle mannen in hun levensboek duistere pagina's, die ze liever niet bekend zien gemaakt. De Bond bezit een staf van vrouwelijke detectiven, wier plicht het is de antecedenten van elken getrouwden man te onderzoeken, wiens vrouw lid is van den Bond. Wordt het een of ander geheim ontdekt, hetzij uit vroeger of later tijd, ontvangt het bestuur daar uitvoerig bericht van, en rapporteert het aan de echtgenoote die het aangaat. Tevens verleent ze dan volmacht om met die wetenschap te handelen naar goedvinden.
En vindt u daar heusch altoos dames toe bereid.
Natuurlijk, wij handelen immers in gemeenschappelijk overleg (staat op en gaat naar een tafeltje dat voor het venster staat)
. Ik zal u eens iets laten zien.
(Mevr. Norman staat ook op en volgt haar.)
(toont een foudraal).
Kijk, dat is de medaille van verdienste, de hoogste belooning die ooit gegeven wordt. Onze zinnebeeldige bloem is de tijger-lelie. Wij kozen die ter wille van den naam, een combinatie van meedoogenlooze woestheid en smettelooze onschuld.
Een mooi emblema, aardig bedacht.
(wijst op de medaille).
Hier ziet u een tijgerlelie met de woorden: ‘Recht voor de gehuwde vrouwen’, rondom - aan de andere zijde is gegraveerd: ‘Geduld en Volharding.’
't Is hoogst interessant.
Het doet me genoegen dat u het zoo met ons eens zijt.
U hebt het zeker heel druk als presidente.
O pakken brieven worden me steeds thuis bezorgd. Onlangs kwam een rapport in over mijn eigen man, over iets dat hij een onschuldige flirtation noemde. Van den zomer schijnt die te Scheveningen te hebben plaats gehad, terwijl ik op reis was om een afdeelíng te stichten van den Bond in een andere stad. Ik heb den naam van de betrokken persoon nog niet ontdekt; ze onderteekende zich ‘Sneeuwklokje’ en adresseerde haar brieven aan mijn man als ‘Zonneglans’. Ik behoef u niet te zeggen hoe gedwee hij is na de ontdekking van die correspondentie. (Ze neemt een pen op en schrijft iets.)
(ter zijde).
Ik ben op het goeje spoor. Meneer Grimson is de man die zich een half jaar geleden uitgaf voor een schromelijk verliefden ongehuwden man. (Hardop). Uw echtgenoot is nog jong, niet waar?
Twee en dertig. (glimlachend.) Oud genoeg om te weten hoe het hoort, vindt u ook niet?
En ‘Sneeuwklokje’? bent u niet achter haar eigenlijken naam gekomen?
Neen, maar de detectiven zijn aan het werk, het zal niet lang duren of ik ben er achter.
(ter zijde).
Hoe ellendig! (hardop). Ik moet u verschooning vragen dat ik zoo veel van uw kostelijken tijd verg.
(keert zich naar de bezoekster.)
Hebt u iets op het hart?
Ik had een klein gevalletje met een heer enkele maanden geleden, en toen ik nu uw prospectus ontving -
Het was geen prospectus - het is een uitnoodiging.
Nu dan - uw uitnoodiging, toen dacht ik of de bond mij soms van dienst zou kunnen zijn, maar nu ik geen echtgenoot meer heb, betuig ik mijn spijt dat ik u ophield. (Loopt naar links) .
(ook opstaande).
Het spijt mij dat ik u niet van dienst kan zijn, maar in geval u den heer huwt op wien u straks doelde, zoo hoop ik dat u zult toetreden als lid.
Ik denk niet dat ik met hem hertrouwen zal, (verlegen) ik vrees dat die man al gehuwd is.
| |
| |
Lieve mevrouw, dat is een ernstig geval. Als u wilt noem mij dan den naam, misschien ìs zijn vrouw lid van onze vereeniging.
Neen, zijn naam kan ik u niet noemen.
| |
Vijfde tooneel.
Grimson komt binnen.
(zenuwachtig).
De flesch en de speen! - de flesch voor baby, waar is die? ik kan ze nergens vinden en de jongen wil niet slapen voor hij die heeft.
(verbaasd toen zij den man zag) (ter zijde)
Dat is Zonneglans, ik vermoedde het al!
Mevrouw Norman mag ik u mijn echtgenoot voorstellen: de heer Grimson - mevrouw Norman.
(aarzelend).
Ik geloof dat ik u...
(vlug).
Nog nooit heb ontmoet.
(verwonderd).
Dacht je dat jullie mekaar kendet?
(te gelijker tijd).
Neen, neen, zeker niet.
(naar haar man toegaande):
Ik had Marie opgedragen je te zeggen dat ik belet had. Ik heb het van daag erg druk.
Ja, lieve, maar ik heb de flesch niet. Willempje schreeuwt het huis bij mekaar.
(streng):
Je behoort toch te weten waar je de boel laat! Waarom zoo slordig? Je gooit de dingen maar overal neer en zoudt wel willen dat ik ze voor je opzocht.
(nederig).
Ja, lieve vrouw, ik beken schuld, maar weet geen raad als ik het kind niet te drinken kan geven.
(kijkt in een kastje diep in de kamer, staat met den rug naar de beide anderen).
(overal rondkijkend, nadert mevrouw Norman) (ter zijde):
Waarom heb je mijn laatsten brief niet beantwoord.
Omdat je getrouwd bent, je moest je schamen.
(wijzend):
Weet m'n vrouw het?
In het kastje is ze niet; heb je goed gekeken in de kinderkamer?
Natuurlijk (hij bukt en kijkt onder de canape.) Ook niet; ik heb nou letterlijk overal gezocht.
(lachend).
Behalve in uw zak, misschien.
(voelt in z'n zakken).
Wel, waarachtig, daar is ie... de speen ook! Ik wist toch wel dat ik ze op een veilige plaats geborgen had.
Wat ben je toch een druktemaker voor niets.
| |
6e Toonel.
(Marie komt binnen met een pakje nieuwe stofdoeken).
Hier Marie, daar is de flesch.
Die is niet meer noodig; het jong heeft zich in slaap geschreeuwd.
(sentimenteel).
Arm kind! kleine schat!
Nu ik zal u niet langer ophouden, mevrouw (glimlachend) . U hebt een model echtgenoot en het is me een waar genoegen dat ik de gelegenheid heb gehad mij zelve te overtuigen van de resultaten van uw Bond.
(haar man op den schouder kloppend).
Ja, ja, we gaan vooruit, hij zal 'r wel komen.
(Mevr. Norman vertrekt)
Mag ik het genoegen hebben u uit te laten.
(Grimson en mevr. N. af.)
| |
7e Tooneel.
Marie heb je iets noodig?
(het pakje stofdoeken neerleggend).
Ik heb nog geen tijd gehad die te naaien, mevrouw.
Dat kan meneer van middag wel doen. Hij heeft geen ander werk.
(schokschoudert van de pret).
Wel ja, mevrouw, dat zal meneer er wel netjes afbrengen.
| |
8e Tooneel.
(Grimson komt weer binnen).
(tot Marie).
Breng mijn hoed en mantel hier, 't is al laat.
(Marie af).
| |
9e Tooneel.
Ga je vandaag uit, beste, zie ik je niet terug?
Neen, er is een vergadering van het bestuur en het maandelijksche diner van den Bond.
(terloops).
Is die mevrouw Norman ook lid?
Neen, ze is weduwe, en daarom niet verkiesbaar. Ze komt me voor een uitnemende vrouw te zijn.
Dat stem ik je toe, dáárin ben ik het volkomen met je eens.
| |
10e Tooneel.
(Marie met hoed en mantel van Mevrouw die ze helpt aantrekken).
(tegen haar man).
Ze heeft
| |
| |
een onaangename historie gehad met een man en kwam mij om raad vragen.
(ter zijde).
Goeje hemel!
Ongelukkig kan ik weinig of niets voor haar doen (ze zet den hoed op) maar ik zal den naam van den man toch te weten zien te komen.
(niet op zijn gemak).
Waarom zou je daar moeite voor doen als ze toch geen lid van den Bond is?
Dat is zoo, maar de man is getrouwd, we zullen den naam uitvinden; we zullen wel in staat zijn hem te ontmaskeren bij zijn eigen vrouw en die lid van de vereeniging maken. Ik zet m'n detectiven aan het werk, dat begrijp je.
(met een wanhopend gebaar ter zijde gemaakt).
Goeje God!
Ja, als die heer z'n vrouw nou al eens lid was van den Bond, wat dan?
Dat zal niet. Maar ik zal mijn best doen om het uit te vinden. (Marie geeft een pakje papieren aan mevrouw) . En nu ben ik klaar, blijf niet op van avond, man, ik heb den sleutel bij me.
Zal het laat worden, lieve?
(tegen mevrouw).
En de stofdoeken?
O ja, die vergat ik nog. (vleiend tegen haar man) . Die doeken moeten gezoomd; wil jij dat van middag doen, je hebt geen ander werk.
ontsteld).
Ik kan niet zoomen.
(Marie staat te gichelen).
(minachtend).
Ieder kan dat, 't is dood gemakkelijk. Ik verwacht ze klaar te vinden als ik thuis kom en netjes ook.
Ik heb nog nooit in mijn leven een naald in de handen gehad; ik zou niet weten hoe de draad in te steken.
Als je te onhandig bent om dat zelf te doen, vraag het dan maar aan Marie, dan steekt die voor je in.
(smeekend).
Och, beste Augusta, spaar me, ik zou de doeken bederven.
Nonsens; stofdoeken bederf je zoo gauw niet.
Omdat je het nooit hebt geprobeerd. Eens is het eerste....... Als ‘Sneeuwklokje’ het je vroeg dan zou je het wel kunnen, hè!?
(Mevr. af, slaat de deur dicht voor den neus van haar man).
| |
11e Tooneel.
(Geeft hem een naald met ellen langen draad).
Aan die draad hebt u een heelen tijd genoeg.
(de naald ophoudend).
Wat moet ik nou doen?
Houd die vast terwijl ik de zoom leg. Hebt u een speld, meneer?
Ja, eentje van baby.
Marie gaat naast hem zitten. Ze wil de speld met den doek vaststeken aan zijn linkerbeen. Grimson geeft een gil, Marie springt op en gooit den doek neer.
Wat is u zenuwachtig van daag, u doet me schrikken.
Jij mij - je prikt me zoo geweldig.
(geeft hem de speld).
Steek het zelf maar vast.
Grimson doet dat. Marie slaat een zoompje in.
Nou begint u aan het hoekje. Als het rolzoompje er uit gaat dan maakt u den vinger even nat en draait die om (ze doet het hem voor) .
Grimson (doet hetzelfde en probeert te zoomen).
O hemel wat prik ik me.
Dat zal nog wel eens meer gebeuren voor u den slag van naaien hebt. Wilt u een vingerhoed?
Zou dat gemakkelijker zijn?
Zeker, maar de mijne is u te klein.
(vriendelijk):
Toe Marie, kun jij die zoomen niet voor mij op het machine stikken. Mevrouw zal er niets van vernemen.
Dank u wel, bedriegen doe ik niet. Mevrouw gaf ze u als taak op (er wordt gescheld) . Ik moet open doen.
Marie af.
| |
12e Tooneel.
Grimson alleen.
O God wat een steek maak ik daar. (Hij haalt de lange draad door waarmee die uit de naald gaat) . Wat nou te doen - de draad uit de naald. (Hij likt op de draad) . Zoo doen de vrouwen altoos. Ze maken een puntje. Wat een kleine oog heeft die naald..!
| |
13e Tooneel.
Marie komt binnen.
Mevrouw Norman is er meneer, die vergat haar parasol. (Grimson springt op, werpt den doek neer en buigt voor mevr. Norman die binnenkomt) .
Marie af.
| |
| |
| |
14e Tooneel.
(tegen Grimson).
O daar staat het verloren schaap, dank u wel.
Neem plaats, mevrouw, ik heb veel met u af te praten, we zullen maar dadelijk beginnen bij het punt in kwestie.
Ik ben blij u nog even alleen te spreken, meneer Grimson, ik moet u nog de les lezen over uw gedrag in Scheveningen.
O, die heerlijke dagen als sneeuwklokje en zonneglans!
U hebt schandelijk gehandeld met u uit te geven als ongetrouwd. Waarom mij niet eerlijk gezegd dat u een echtgenoote bezit en nog wel een vrouw als de uwe.
Ik vergat het. Waarom is u hier gekomen om kennis met haar te maken? Voelt u dan niets meer voor uw minnaar?
(staat op).
Neen, hoe zou dat mogelijk zijn. (Ze loopt heen en weer) . Ik kwam hier om mevrouw Grimson alles te vertellen, maar toen ik u zag als een ongelukkige huismusch, als de slaaf van uw vrouw, toen was ik reeds gewroken.
Hoe is u mijn adres te weten gekomen?
Ik zag u met den kinderwagen rijden in de Boschjes. (Grimson bedekt het gelaat met de handen) Ik kon mijn oogen niet gelooven en informeerde wie u was. Toen vernam ik dat uw vrouw presidente was van dien belachelijken bond, opgericht ter zedelijke verbetering van den man, en dat u als réclame met den kinderwagen werd uitgezonden.
(staat op).
Als réclame!?
Zeker, nu kan ieder toch zien waar een gehoorzame man toe te brengen is. U bent heel wat veranderd sinds verleden zomer. Wat was u keurig gekleed in een lichtflanellen pak en wat danste u verrukkelijk in de Kurzaal! Ik ging zooveel van u houden, een weduwe is zoo alleen op de wereld, zoo onbeschermd. (Ze ziet hem streng aan) . In de acht dagen van onze kennismaking werd ik bekoord en aangetrokken door uwe vriendelijke attenties en de romaneske naam die u voor mij uitdacht. Ik heette ‘Sneeuwvlokje’ en gaf u verlof om mij zoo te noemen. De gloed in uw oogen was oorzaak dat ik u ‘Zonneglans’ heette. En nu bemerkte ik dat die oogen bedrogen, dat in uw hart verraad school, een niet te verdedigen verraad (loopt heen) .
(haar volgend).
Ik was betooverd door uw charmes. Ik dacht aan geen kwaad.
En het was een groot kwaad dat wij correspondeerden.
Ik was zoo gelukkig met die brieven.
Ik ook en nu word ik ontgoocheld en zie dat zonneglans een tweede meid is, niets meer. (Ze valt schaterlachend op de sofa) .
Lach niet. Ik ben doodongelukkig (hij neemt een stofdoek en veegt er het zweet mede van zijn voorhoofd) .
Moeten die door meneer gezoomd worden? Waarom is u zoo dwaas?
Mijn vrouw ontdekte de brieven, ze dreigde mij met schandaal maken, met echtscheiding, ze wilde terug naar haar moeder.
Als ze dat gedaan hadt waart u in uw recht geweest om haar terug te halen.
Geen schandaal. Laat de wereld niets weten. Ik draag geduldig mijn straf.
En als het u nu nog interesseert, dan moogt u weten dat ik verloofd ben met den heer Alfred Staalman, een uitnemend goed mensch.
Dus u kwaamt alleen hier om mij aan te klagen?
Zoodra ik u zag had ik diep medelijden met u.
O, ik ben nog niet het meeste te beklagen. Meneer Smit die is er heel was erger aan toe. Hij is de man van de vice-presidente. Hij wedde en speelde, was een viveur, en nou is hij een sombere kinderjuf.
(opstaande).
Ik moet zeggen de Bond heeft succes.
| |
15e Tooneel.
(Marie komt op.)
Meneer Smit vraagt of u geen belet hebt, meneer.
(tegen Marie die de stofdoeken bij elkaar pakt).
Laat meneer binnenkomen.
Marie af.
| |
16e Tooneel.
Ik wil dat slachtoffer wel even zien, maar hij zal toch niet verklappen dat ik hier was.
(lachend).
Geen nood, de man praat tegen niemand dan tegen mij.
| |
| |
| |
17e Tooneel.
(De heer Smit komt binnen). (Hij ziet mevrouw Norman en wil terug. Grimson houdt hem tegen.)
Kom binnen, man. Wees maar niet verlegen. Mag ik je voorstellen aan mevr. Norman... meneer Smit.
Ik heb maar even tijd (Schuw) Is u ook lid van den Bond, mevrouw?
Neen, ik sta er als weduwe buiten.
(ter zijde):
Goddank - (luid) Ik was bang.
Geen nood, ga gerust zitten.
(Smit doet dat zenuwachtig.)
Grimson.
Wat kwam je me zeggen?
Er is een groote maandelijksche vergadering van den Bond, ik ben op weg om getuige te halen van een meid. Mijn vrouw heeft de keukenprinses weggejaagd, ik kook al sedert een paar dagen.
Dat is nog niet het minste werk.
Ik doe tevens wat boodschappen. De Sun-lightzeep is op. Ik wasch van daag; ook baad ik straks nog de kinderen.
Ik moet zeggen u is een model echtgenoot, ik had me vroeger niet kunnen voorstellen dat een man zich tot zulke dingen zou leenen.
Maar u weet niet de oorzaak. De detectiven ontdekten dat meneer Smit het fortuin van z'n vrouw had verspild.
Toch voor de grootste helft.
Ja, met book-making is veel te verliezen.
Ik vat het genoegen daar niet van. Intusschen amuseert uw beider positie mij, als ik die niet zoo droef vond.
Daar zijn we nu eenmaal toe gedoemd.
Onzin, de man moet niet de slaaf zijn van z'n vrouw. U maakt u beiden belachelijk.
Misschien, maar een echtscheiding wordt nu ook vermeden.
Liever zou ik zesmaal scheiden dan voor kìnder- of werkmeid spelen.
(beiden).
Wat er aan te doen?
Daar is best raad voor en als u wilt weten wat, dan zal ik u dat zeggen (zij staat tusschen de beide heeren in.) Luister!
Niets liever dan dat, maar zonder geweld hoop ik.
Natuurlijk. Ik ga uit van het standpunt:
leer om leer.
Wat u doen moet is een tegenovergestelden Bond oprichten: ‘Onderlinge hulp van gehuwde mannen en bescherming hunner positie.’ De zaak is dood eenvoudig.
(Dè heeren tegen elkander)
: Dat gaat niet - onmogelijk!
Volstrekt niet onmogelijk! Doe precies wat uw vrouwen doen. Richt een club op en noem die de Paardebloem. Zet detectiven aan het werk in uw eigen belang - gauw genoeg zullen er donkere bladzijden uit het leven der dames voor den dag komen, dan staan de partijen gelijk - is dat geen mooi idée?
Het kan een comedie worden. Doe het, geloof me. U meneer Grimson moet president worden en meneer Smit vice-president - 't is een klucht - kom beiden bij me dineeren om de zaak te bepraten...
(gaat naar Grimson).
Durf jij?
Neen, maar de lust is er wel.
U behoeft niet bang te zijn - een man moet vrij wezen en heer en meester zijn - mannen als u beiden zijn negerslaven.
U hebt volkomen gelijk, mevrouw. Kom Smit, laten we ons vrij maken.
Nou, ik bedank om weer voor kindermeid te fungeeren en doeken te zoomen. Mevrouw, ik neem uw voorstel aan.
Dan besluit ik tot hetzelfde. Ik wil geen vaten meer wasschen of koken.
| |
18e Tooneel.
Marie komt binnen.
(uit de hoogte).
Marie, breng mijn hoed en handschoenen. Ik ga uit.
Neen, die laat ik voor een ander over.
Baby dreigt wakker te worden, meneer.
Geef hem dan maar wat melk. Ik ga uit en het kan laat worden.
(ter zijde):
Bravo - (luid) . Moet u geen boodschap achterlaten voor mevrouw.
O ja, en Smit schrijf jij een paar regels voor je huis, daar is pen en inkt.
| |
| |
(ter zijde).
Wat een verandering; een revolutie door mij aangezet.
Komt u zoo meteen niet eten, meneer?
(plechtig).
Neen, Marie, ik heb de eerste vergadering van ‘Onderlinge hulp van gehuwde mannen’, de Bond heet de ‘Paardebloem’. Zeg aan mijn vrouw dat het laat zal worden en daar zij den sleutel heeft, moet ze mij op wachten.
(verbaasd).
Groote Goden, alweer wat anders.
Marie af.
| |
19e Tooneel.
(leest):
‘Ik ben van daag uit. De “Paardebloem” vergadert, denk er om dat ik nog geen getuige van de meid haalde en de kinderen nog gebaad moeten.’
| |
20e Tooneel.
Marie en de vorigen.
(die ook wat geschreven heeft).
Marie geef dat aan mijn vrouw en zend een besteler naar villa Zorgvliet met den brief van mevrouw Smit.
(smeekend).
Meneer zoudt u u niet bedenken, denk eens aan de baby boven. (Ze houdt den hoed van Grimson zoo hoog op als ze kan) .
Bemoei je met je eigen zaken, meisje. (Hij grijpt den hoed) . Mevr. Norman willen we gaan?
(neemt Smit onder den arm).
Nou worden we weer mannen, de tijd van dwingelandij is voorbij! Goddank geen koud schapenvleesch meer en droge rijst.
Het drietal vertrekt, Marie kijkt ze na.
Gordijn valt.
Einde van het eerste bedrijf.
|
|