Die bijzonderheden zag hij eerst niet eens, bezorgd door haar slecht uiterlijk. - Met een flitsen door zijn hersenen, hoe slecht dat nu juist van avond trof, nu ze bij de Heringa's moesten dineeren, waar ze onvoordeelig zou afsteken bij die mooie dochters daar. -
‘Kind, wat zie je er ellendig uit’ - zei hij hartelijk, en wou haar zoenen. - ‘Je bent toch niet erg onlekker? - Niets ernstigs.’ -
‘Wel neen’ - schudde ze 't hoofd. - En dadelijk, z'n zoenen terugwijzend: -
‘Gérard. - Ik doe het niet. - Nooit - Ik kan niet.’ -
Hij begreep er niets van, in domme zelfverzekerdheid. - ‘Wat niet?’ -
- ‘Ik doe het niet’ - herhaalde ze heel zenuwachtig, snel sprekend, haar les opzeggend, die ze zich al door had herhaald van nacht en van ochtend: -
‘Het was min van me, en vies. - Ik kan er geen ander woord voor vinden. - Ik houd niet van je - niet op die manier - dat heb ik je al ééns gezegd, toen ik nog rijk was. Nu heb ik me willen laten koopen door je, omdat ik arm ben, en er tegen opzie voor mij zelf te moeten werken. - Maar ik doe het niet, ik kan niet. - Zóóveel eergevoel heb ik nog in me.’ -
- - Hij geloofde nog, dat het maar een geëxalteerde inval van haar was. -
‘Komaan Suus,’ zei hij, 'n beetje uit de hoogte. ‘Begin je nu wéér met al al die boeken-phrasen. - 't Is er nu te laat voor. - Je hebt mij geaccepteerd, en je moogt mij niet belachelijk maken, en je zelve niet, door er op terug te komen. - Denk eens aan wat de menschen zouden zeggen.’ -
Zij was gaan zitten, neergevallen eigenlijk, op de sofa waarop tante zoo statig troonde als er visite was. En ze had haar handen voor 't gezicht geslagen, in een angst hem te zullen moeten aanzien straks. -
Zij schaamde zich, niet alleen om haar eigen gedrag, maar ook om 't verdriet dat ze hem moest aandoen door 't terugnemen van haar woord. - Ze was bang voor zijn smart. -
En, als 'n openbaring van de grenzenlooze kleinheid van zijn klein zieltje, klonken haar nu die eerste woorden tegen, de éérste pijnontboezeming van zijn gemoed: ‘Wat zullen de menschen ervan zeggen!’ -
Dat gaf haar kracht. -
‘Mijn God Gérard’ - zei ze ineens veel bedaarder - ‘wat de menschen ervan zullen zeggen, laat me zóo vreeselijk koud, dat ik er me nog geen oogenblik in heb verdiept. 'k Heb alleen gedacht aan jou - aan jou ongeluk. - - En’, voegde ze er bitter bij - ‘'k ben blij te zien dat ik me onnoodige gewetenswroegingen heb gemaakt.’ - - -
Hij werd driftig door háár kalmte. - - ‘Het is heel geestig en heel fijngevoelig moet ik zeggen, op zóó'n oogenblik als dit grappen te verkoopen over mij, en met je superioriteit over de menschen te pronken; - maar je vergeet dat ik er anders over denk. Ik sla een gek figuur. - Ik heb overal m'n huwelijk aangekondigd, m'n buitenlandsch verlof is al aangevraagd voor onze huwelijks-reis. - Ons huis is zoo goed als gehuurd. - Heel den Haag zal er zich mee bemoeien.’ -
Zij haalde de schouders op. - ‘Je zult er je in moeten schikken.’ - Toen, háár deel schuld ineens begrijpend, omdat ze hem niet éérst had moeten accepteeren:
‘Vergeef me Gérard. Je hebt gelijk dat je mij verwijten doet. Het was een minne daad van me. - 'k Had het nooit moeten aannemen, en je wat wijsmaken van mijn veranderde gevoelens. Maar het is toch nog beter dat ik bijtijds mijn ongelijk inzie, dan te laat. Voor ons allebei beter.’
- Haar plotselinge zachtheid deed ook in hem een ander gevoel ontwaken, een plotseling besef van wat hij ging verliezen: de vrouw die hij hebben wou om haar lichaam, en om alles wat in haar hem nu eenmaal bekoorde en omstrikte. -
‘Je meent het niet; - je kunt het niet meenen - Suus,’ vleide hij, en wilde naast haar gaan zitten. ‘Ben je dan alles vergeten? Al de heerlijke oogenblikken die je mij gegeven hebt, hier in deze zelfde kamer, als ik je zoende, als...’
Zij stootte hem weg met een rilling van afschuw. -
‘Dat was juist het minne in me. - Begrijp je het dan niet? Mijn God begrijp je het dan niet, dat ik toen comedie speelde, aldoor mezelve geweld aandeed omdat...’
Hij het haar uitspreken. Maar het duurde even vóór ze den moed had haar zelfvernedering te volmaken, door er de eind-bekentenis aan toe te voegen: ‘Omdat je mij immers betaald hebt daarvoor met mooie kleeren en met dure bloemen en rijtuigen en bonbons en al die luxe-dingen die ik graag heb.’ - -
- - Zij zwegen beiden. - Hij te verschrikt door het vooruitzicht van al de belachelijkheid die over hem ging komen door ‘men’,