De Hollandsche Lelie. Jaargang 21
(1907-1908)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
Vervolg en slot op No. 21 (20 Nov. ll.)
| |
[pagina 359]
| |
bestrijkend, bedaard alsof hij haar doen begrijpende beaamde... op zoo'n manier... Ja... ja... ja... Bernarda die de leiding van het gesprek wou behouden, trachtte vlug sprekend te verklaren: Waarom we U hier... - Neen... Narda, doe dat nu niet, laat papa liever juffrouw Dons vragen... Hij is dat zoo gewoon... niet waar, besliste ma, schijnbaar haar dochter van dienst willend zijn. - Ja,... 't Kan wezen dat mama gelijk heeft... m'n kind. - Maar ik wou, pa - - Goed... âanstonds kun je je toch nog met juffrouw Dons onderhouden, strengde mevrouw, toegeeflik knikkend. - Best ma, bedwong Bernarda zich, - koppig-onderdanig naar een stoel gaand, aan het kamer-einde, waarop ze, één been knielend, tegen den rug ging, niet recht wetend, hoe zich te gedragen, leunen. Papa, de mond inleidend bevéegd hebbend, hakkelde, zijn zakdoek in achterzak weg stekend:... ja, kijk 's juffrouw, de... zaak is zóó... we wenschten zoo... entre nous - nog wel wat bizonderheden te weten aangaande de zaak, waarvoor u als getuige is opgeroepen. Geheel, al sprekend, werd hij weer de ambtenaar, die kort en kernachtig formuleerde zijn vragen, onderzoekend van toon: U zult ons ten goede houën dat mijn docht... wíj u verzochten hier te komen. - - O... menheer... 't is... niets... - Zijn u soms nog feiten van beteekenis bekend geworden, sinds gisteren?... 't Kon wezen dat u in dat tijdsverloop nog iets ter ooren is gekomen wat van belang kan zijn... verlichtend voor de straf van de veroordeelde. - Hoe bedoelt u - menheer? verwonderde Helène Dons, de informatie over-denkend... - Ach - dat is niet moeielijk te begrijpen voor U... die... die... in betrekking... bekend is, meen ik met de twee jonge menschen... In betrekking had ik haast gezegd onderbrak bij zijn zinnen... overleggend het logisch verhand er in houdend... meer man-bewust de quintessens zijner bedoeling vercauseerend achter zijn instructie... 'k Stel belang in een en ander... maar omdat ik U verdere moeite wil besparen en U niet opnieuw noodeloos naar het paleis van Justitie wil laten komen - achtte ik het beter en aangenamer voor ù, U hier te ontvangen. - O... dank u wel... knikte het meisje eerbiedig. Hersteld, niet meer machts-zwak onder de knellende verantwoordings-greep, die hem schier-verstikkend alle zelf-controle belette, niet meer gekweld, maar zéker de beslissing willend, eischend, afdwingend, verklankte hij de langzaam in gedachte rijzende woorden:... Het gebeurt zoo vaak dat er nog na de veroordeeling dingen aan het licht kwamen. - Ja, dat kan wel mijnheer... maar ik heb niets meer gehoord... U begrijpt je praat 't liefst zoo min mogelik er over als je iemand zoo goed heb gekend... zei de ondervraagde goedwillig, aangedaan door de herinnering aan de verschrikkelijke zaak. - Ik kende haar zoo goed hè, sinds Frits van Gelder met 'r omging... 't Was zoo'n aardig meisje... Ik kan 't me nog niet begrijpen hoe zij er toe in staat was... - Dat hebt u al meer gezegd, maar daar had u toch geen reden voor...? - - Neen mijnheer, neemt u me niet kwalik asjeblieft, zóó bedoel ik het niet.... 'k wil alleen maar zeggen, dat 't zoo verschrikkelik is.... Gedáán heeft ze 't natuurlik, anders zou ze niet veroordeeld zijn.... Maar 't is waar mijnheer, starde ze overtuigend de oogen in het uitrekkend hoofd, dat ze ook naar de dames omwendde..,. 't is waar, geen mensch kon 'r haast bij.... Die twee waren toch zoo lief voor elkaar. De ondervrager liet, haar aanmoedigend, vertellen, trok conclusies, doorwoelde de beteekenis van haar verklaring, beluisterde de vibraties harer stem, daarnaar de objectiviteit harer beweringen bepalend. Nog altijd afkeurings-norsch, bleef mevrouw, onveranderd van stand, Bernarda's twijfel heimelik matig verwerkend verwenschen door hatelike intensies. - Helène Dons onderdanig droef geresonneer - nu en dan haar dochter als voorbijziend gadeslaand, die aandachtig volgde.... - Waren ze zoo innig samen? - Ja, menheer.... èrg....! Daarom kon zij zeker er niet best tegen dat hij bij ons wel 's kwam om 't geld te halen dat hij ons geleend had.... 's Maandags kwam hij altijd.... mijnheer u weet wel wat ik ook gezegd heb voor de rechtbank.... - Ja.... ja.... en 't is daarom dat wij geen andere verklaring der zaak konden geven dan dat de moord.... om.... ù moet gebeurd zijn.... | |
[pagina 360]
| |
- Dat.... kan niet, jammerde het meisje, heftig snikkend.... dat kan niet.... want ik had.... niets.... met.... hem uitstaande. - Nu, nu, niet huilen, juffrouw.... u kunt er toch niets aan doen, àls 't zoo is.... Jalousie doet zoo veel.... Haar brieven zeiden het duidelijk genoeg.... - De gekromde handen telkens tegen de oogen duwend - zat Helene Dons schokkend te schreien, soms zoo geweldig dat de klachten uit haar saam-wringend lichaam gil-blaften.... - Nu, nu, troostte hij begaan.... Als u zich niets bewust is, waarom dan zoo te huilen. 't Is toch niets nieuws voor u... Ik neem aan dat 't u, toen u 't de eerste maal hoorde, heelemaal van streek bracht... Nù moet u sterker zijn en niet zoo tóegeven... 't Is vrijwel aan uzelf te wijten. Waarom legde de verslagene of ù het meisje niet uit het doel van zijn komst bij uw moeder en U... Ja, ik weet wel... u hebt gezegd dat u met hem afgesproken was dat hij of ù het niémand zou vertellen... bang als jelui waren dat het aan het verkeerde adres mocht komen... en zoodoende het weinige krediet, aan uw moeder verleend, nog verminderen zou... Zeker, als je zaken doet, groot of klein, en je hebt niet voldoende geld in kas, zwijg je over zulke dingen... maar onvoorzichtig was 't Mina Fischer zoo weinig te vertrouwen. Zij had er toch minstens in betrokken mogen zijn... In uwe plaats, zou u evengoed jaloersch geworden zijn als u wist dat uw aanstaanden man bij 'n ander meisje dikwijls aan huis kwam, zonder dat er 'n andere reden bestond dan dat zij vroeger buren waren... - ... Zoo is 't misschien wel, hijgde zij kuchend - de handen in den schoot, biddend voorover, op haar stoel zittend... maar Mìna kende mij toch... kwam zelfs wel bij ons 'n enkele keer. We waren vriendinnen. Mevrouw, zwijgens-beu, onmachtig de uitspinnende herhaling te dulden wijl ze de ontwikkeling forceeren móést, wenkte haar man. Versnelde klopping van haar hart, angst-woeling dreef haar tot haastige ondervraging: 't Lint dat gevonden is bij het lijk van Van Gelder... en waardoor kon vastgesteld worden wié de daad moet begaan hebben... dat die Mina Fischer bij zich had... - Ik kan het niet gelooven haast, zei Helene... - U hebt niets te gelooven, besloot hij, zijn ontstemming over mevrouw's ontijdige bemoeiing kwalik verbergend en nu in-eens bruter kort-af de hand naar 't meisje uitstrekkend... Ik vraag, ù hebt antwoord te geven... tenzij u... iets verzwegen hebt bij het verhoor... - O, neen, menheer, ontkende Helene Dons opgejaagd staan gaand... ik wist nergens van... Alléén dat zij 't gekocht heeft om op 'n japon te zetten... en... wat ze dadelik gedaan zou hebben als 't niet te kort was geweest... - En daarom had ze 't bij haar dien avond om het tekort bij te koopen... Dat stemt... komt overeen met de feiten uit het proces. Anderen... weet u niet... of zijn u ter oore gekomen na gister?... drong hij listig-bevelend aan... - Neen menheer, heusch niet, verzekerde zij verontrust met schrille schrik-stem. - Juffrouw, in hemelsnaam wat zachter, merkte mevrouw... U doet alsof... alsof... Nu ja... ik wil u niet iets aanwrijven... o... neen... want ik weet uit 't proces dat u dien avond thuis was... maar... 't zou door wijze van doen lijken... alsof u bang is dat u verdacht wordt... van grootere intimere vriendschap met dien jonge... - Mevrouw... mevrouw... gerust niet, gerùst... ik weet nergers van... v. Gelder leende ons 't geld, omdat hij ons van vroeger kende... Gerust... voor dien tijd sprak ik hem nooit... Gerust! Moe kwam 'm tegen... op 'n keer... en zoo is 't gekomen... omdat 't te pas kwam over wat we betalen moesten... en 'r geen geld voor hadden... en dat moe anders failliet verklaard zou worden... zoo kwam 't, gerùst mevrouw, legde Helene bibber-snerpend uit... - Ja, jà, jà, toonde de rechter zijn ontzag door, mevrouw scherp-aanziend, haar explicatie te verhinderen... 't Is wel... Ik dank u, neigde hij koel, 't meisje tevens beduidend dat ze heen kon gaan, nu hij overwonnen had de vrees voor een dwaling, want de herkomst van het corpus delicti bleek weer overtuigend. Op geen andere wijze kon het daar gekomen zijn dan reeds was aangenomen en verlucht hief hij het hoofd op, waarin de hersenen sedert een uur geteisterd werden... Haar voorgaand, wilde hij het versufte meisje beleefd de deur openen. Bernarda, ontevreden, koppig op háár standpunt blijvend, verhinderde, volmaakt correct, het vertrek - hield de vriendelikvragend tegen:... Die Mina Fischer schijnt | |
[pagina 361]
| |
mij fameus slordig toe, dat ze het lint zóó los bij haar gestoken had... - Houdt de juffrouw nu niet op... waarschuwde geprikkeld mevrouw... O neen mama... 'n oogenblikje maar. - Ja je moest er nu 'n eind aan maken, bevestigde papa... De Juffrouw kan niet langer ons... mij terwille zijn... nietwaar juffrouw? Het meisje bewoog zich besluiteloos. - Ik wilde de juffrouw dit alleen maar vragen, papa... ging Bernarda voort:... Was ze niet slordig?... - Nee... nee, schudde Helene stellig... o... nee... juffrouw... neê heelemaal niet... Ze zal 't wel in 'n papier gehad hebben... zóó, in 'r hand... want in 'r zak kan niet... Ze was veel te blij met 't mooie lint - U begrijpt ze was evenmin rijk als ik... O, ze was er zoo blij mee... We spraken er nog de vorige dag over dat ze bang was, dat het uitverkocht was eer zij 'r bij kon krijgen. - Zou u wel willen gelooven dat ik 't voor haar gedaan zou hebben voor van Gelder... die 'r haar mee verrassen wou... zóóveel had ik met 'r op. Oplettend hoorde Bernarda, bevatte de leiddraad, die haar gedachte-warreling ontglipte, bleef volgen de intuitieve ontledingen der logica. Geintresseerd, stonden hare ouders af te wachten, belemmerd in hun wil door het trage hunner gedachten-voortgang, daar ze ambitieus notitie namen... - En er is niets van gekomen, door 't treurige voorval, meewarigde Bernarda en strikvragend: U hebt den vermoorde zeker niet meer gezien.... dien dag.... - Hij was in geen twee dagen bij ons geweest, 't laatst zag 'k 'm om af te spreken dat ik voor hem naar den winkel zou gaan.... - De dag van de moord. - - Neen, dat niet bepaald juffrouw.... maar toch in die week.... bij Althoff.... in de Hoogstraat.... - Maar dan moest ù 't toch eerst hebben voor de kleur en de breedte, en de lengte, speurde Bernarda. - Ja.... dat kon heel makkelik want v. Gelder zou 't mij wel aangereikt hebben... hij moest ons altijd voorbij... - Ja, maar.... ik denk zoo maar 's over 't een en ander na, hóé 't meisje 't gedaan heeft.... begrijpt u.... maar als, v. Gelder zal ik zeggen, 't lint u gebracht had - zonder dat zijn meisje het weten mocht, hoe kwam hij er dan aan.... - O.... dat was niets.... als ze maar even de kamer uit was, kon ie 't zoo uit de bovenste la van haar kastje nemen.... die stond dáár, wees ze.... Dat kon je heel makkelik.... Tenminste zoo heb ik 't 'm tenminste gezegd - hìj wist niet hoe ie 'r aan moest komen.... - Hoe wist u 't dan? perste Benarda.... - Ik?.... Ik heb 't 'r zelf weer ingelegen toen ze 't me liet zien.... Ze haalde 't uit de la, voor 'r broertjes, die zaten overal an -.... - Wist 'r moeder dat óók. - - Weet ik niet, juffrouw.... och, ik denk 't wel.... Ik zag 't toevallig.... omdat ze 'r de la voor open maakte.... - En dien treurigen avond.... kon ie 't toen niet bij zich gehad hebben, denkt u? - 'k weet niet, juffrouw.... 't kàn wel, als ie 't in handen kon krijgen.... maar dat zou ik gauw genoeg geweten hebben, want als me toen gevraagd was, wat u nou doet - zou ik wel op de gedachte gekomen zijn om 't lint sikuur na te kijken.... - Dat kan nog, uitte zich de rechter wiens gevoelens, geleid door de openbarende helderheid van Bernarda's onderzoek - maar kordaat zich meester, als het negatieve besef van zijn eerlikheid hem verhinderde àlle positie-vooroordeel te negeeren; 't zou nòg kunnen als de noodzakelikheid van hooger beroep reden van bestaan krijgt. - Ja ziet u, legde Helene uit, nu ook hèm doend opmerken - ik zou 't kunnen zien aan 't vouwen... want hij heeft 't dan natuurlik eerst in z'n zak gestopt, niet dadelik in 't vloeipapier... dat ie van mij nog meegenomen heeft om het in te rollen als ie 't had... an de kreukels kan ik 't misschien wel zien - want Mina, die 't nu in haar zak gehad moet hebben - vouwde het natuurlik wel zóó, dat er geen kreuken in kònden komen... - Maar zij hield immers vol dat ze 't niet bij zich had... er niet eens aan gedacht heeft... heelemaal niet weet hoe 't daar gekomen is, herinnerde de rechter... Ze had 't zèlf immers opgeborgen... - Nu u 't zoo bepraat, is 't onbegrijpelik dat ze 't bij zich stak... Waarvoor, zou je zoo zeggen, had ze 't noodig? Geld om nog 'n stuk te koopen had ze niet, wist ik zeker... en vanzelf... wàt moest ze zoo laat er meê doen, nu ze niet naar Althoff ging, want | |
[pagina 362]
| |
daarvoor was ze te ver uit de buurt... en ze kon nooit vroeg weg omdat ze altijd eerst haar broertje naar bed maakte. Ik kan me volstrekt niet begrijpen, alles bij elkaar genomen, wáárom ze 't meegenomen zóú hebben. In 'r zak is óók háást onmogelik, dat zou ìk ook niet doen... 't zou echt zonde zijn... maar... wat jammer dat ik daar niet eer aan heb gedacht... dan zou ik 't lint van dichtbij gevraagd hebben... want kreukels gaan er niet zoo gauw uit! Als ik u zeg dat ik van Gelder nog beloofde 't weer glad te leggen, omdat hij als man zelfs begreep dat ze 'r op die manier in konden komen. Mina kan 't vàst nóóit in 'r zàk gehad hebben... zóó!... - Maar waarom die jongen dan wèl, vroeg mevrouw ongeloovig-verwonderd?... - Ja mevrouw... dat weet ik zoo precies niet te zeggen... maar als ù Mina Fischer gekend had... zou ù misschien net zoo denken als ik... - Weet u wel, juffrouw, dat u dingen presumeert, in 't bijzijn van mijnheer, dreigde mevrouw zwaar-voornaam, die u eigenlik in ongelegenheid konden brengen... - Mìj, schrikte het meisje... mìj mevrouw! Ik geef toch maar alleen antwoord op wat de juffrouw hier vraagt... ik dacht... omdat ìk háár, ìk bedoel Mina Fischer, goed gekend heb... Ik zeg toch niets kwaads van haar, pruilde ze na. - Ach ma, u overdrijft, - vindt u wat de juffrouw zegt niet gezond. - Gezònd... gezònd... - Ja, Annette, verdedigde haar man, de humane rechts-plicht boven de hooge uiterlikheid van zijn beroep stellend - gezònd is 't... en ik wil, nu we dit meisje zooveel gevraagd hebben... haar ook zeggen de reden daarvan, 't wáárom... Besloten boog hij zich naar juffrouw Dons, amicaal de hand op haar schouder leggend: Mijn dochter ge looft... meent... ja niet meer en niet minder dan dat.., après tout... dat wij nog dwaalden met onze veroordeeling op grond van 't, volgens haar, onmogelike, van Mina Fischer's schuld, berustend op het vinden van 't lint, dat, volgens haar, niet in beklaagde's zak gezeten zou hebben... en... nu er sprake is van hooger beroep... enfin de judicatie ìs wellicht te vroeg gevallen... - Herman - vin je 't dan zoo explicabel wat de juffrouw zei, dat je haar nu nog in je leven betrekt, spotte mevrouw, met minachtende deftigheid zitten gaand. Boosheid verbergend achter de distinctie van haar stand, bleef ze de égards hoogmoedig handhaven, doch koûd, distantief. Trotsch, leidde ze zich af... maar zóó dat haar niets ontging... Bernarda, in geesteliken arbeid, moeielik analyseerend het vreemde probleem, stoorde zich niet aan wat gesproken werd buiten de kwestie om, maar ontleedde de gevolgtrekkingen door Hélene Dons gemaakt, wijl die alle zoo weinig weerlegde de schuld der veroordeelde, hoogstens bezwaren tegen de wijze van proces-voering kon inbrengen, zooals de ontwikkeling daarvan, volgens zekere wets-formulen had plaats gehad gelijk het rechts-systeem uitsluitend toestond - doch de ziel-kundige kern der bijkomstige omstandigheden negeerde, waardoor het proces als gewoonlik, een verkeerde wending had genomen. Bernarda's vader, combineerde dan 's meisjes vermoedens met de aanwijzingen der voorwerpen op 't slachtoffer gevonden, nu het corpus delicti van object veranderde: - 't Lint was nergens meer in haar huis te vinden de dag erna, verklaarde hij de hem weer geheel insluitende associaties, die zijn verder gevoels-leven ìsoleerden. - Nee menheer, bepeinsde het meisje... Maar meer weet ik er niets van - verwierp ze ineens verdere vragen, in haar onbestemden angst het verhoor niet langer te rekken. - Nu... u hebt niet te vreezen, moedigde de rechter aan... als hier bewezen kan worden dat Mina Fischer onschuldig is, dan hebt u een goed werk meê helpen verrichten... Bedenk dat wel... Luister eens.. we moeten de zaak bespreken zooals ze is... in het belang van uw veroordeelde vriendin, en voor u heeft mijn verhoor dus niets grievends... u weet dat om u, dat is ons motief, de twist moet ontstaan zijn... - Ja - menheer... - Gewoon blijven... of u dat droevig vondt òf niet, doet hier niets ter zake. Wij hebben aangenomen dat er een worsteling is ontstaan... na een woordenwisseling... zeer natuurlik... en toen in woede... de beklaagde 't mes... - Och menheer 't is zoo vreeselik... 'k kan me Mina niet zóó voorstellen... - Uw voorstelling van haar hangt heelemaal af van de sympathie die u voor haar heeft... Uwe meening weten we al vanaf 't eerste verhoor... Dat zij geen mes bij zich zou kunnen gehad hebben, is te niet | |
[pagina 363]
| |
gedaan. - Geen mensch weet met welke plannen zij rondliep... en 't dien avond tot 't uiterste, door de een of andere beslissing, is gekomen. Verwerp jaloesie niet juffrouw... - Maar... al is dat zoo, menheer... neemt u me niet kwalik... - Nee, zeker niet, pardonneerde hij. - Hoe zal 't lint dan uit haar of zijn zak gekomen zijn, want in 'r handen had ze 't niet, want geen-een heeft haar iets bij zich zien hebben menheer, of ze moest 't onderweg er uitgehaald hebben... Ik ik... u neemt me niet kwalik, maar kan van Gelder niet aangerand zijn? toen ie pàs van Mina was afgegaan...? - Zooals u weet is dat ook al een oogenblik door ons aangenomen maar onhoudbaar gebleken, juffrouw, want al waren de aanvallers in hun werk gestoord... dan zou er nog wel iets anders, minstens iets méér uit zijn zakken zijn verdwenen en zelfs zijn ketting en horloge werden nog op hem bevonden... - Ze kunnen hem toch wrel aangevallen hebben, menheer, toen ie, 't lint, als hij 't had, en pas uit zijn zak had gehaald, er in wilde wikkelen? - Daar bedenk ik wat! Weet u ook nog - of het papier, perkament-papier in zijn zak zat, menheer? - Neen, hij had niets in z'n zak dan een krant en 'n portefeuïlle. Wij hebben u toch alles getoond. - Bij het lijk nog 'n dergelik papier... Ik heb u toén alles laten zien... en wáárom viel u toen niets op...?... U herkende toen 't papier maar hàlf... althans... u deed alsof... - Ja, ja, menheer... ja, nu weet ik 't nog... Ik heb 'r toen niks bij gedacht... heelemaal niet, maar ù dochter brengt me nou op 't ideé... en ik durfde niet vàst zeggen dat dat papier van mij afkomstig was... ik durfde niet goed... ik was al zoo bang dat ik verdacht zou worden... - Dat was onverantwoordelik bestrafte de rechter verschrokken... - U kon... menheer. - Stil maar... stil maar... ik begrijp alles wel, maar verschrikkelik onverantwoordelik is 't... blijft 't... Enfin - we kunnen nù verder zien... Maar uw gewéten... hebt u geen oogenblik... - Ach menheer, weende Helene kermend - geloof me toch... Ik heb 'r geen minuut aan gedacht, dat 't kwaad kon, omdat ik niet wist dat 't zóó uitgelegd kon worden... - Maar u geloofde toch bijna niet dat uw vriendin schuldig was... - Ja, maar half... menheer... Werkelik, nu lijkt me eerst zooals de juffrouw zegt... U heb me alleen gevraagd of ik dit en dat herkende... nou en meer niet... en nu... ik wil wel bekennen dat ik erg bang was... Als je verdacht wordt óók... - Goed, goed. Pijnlik ontroerd, getroffen, had hij stram 'n paar maal de kamer beloopen, vóór de verdrijving van den terughoudenden schrik hem vrijer liet in zijn bewegingen. Vreugdetinteling, door schaamte-onzekerheid, prestigenood verstrakt, verkoelde hem... maar dan, de mysterieuse belemmering door-schrijdend kwam hij tot kalmte, overzag hij het voorname interieur, waar de stemming de vier menschen variant beïnvloedde door het verschil in visie op één-zelfde zaak... want ofschoon de gerechtigheid hen tòch allen bezielde, hadden de rechter... zijn vrouw... zijn dochter, toch óók nog de zwakke hoop zìjn recht bevestigd te zien, terwijl de getuige alléén het ongeloof in 's veroordeeldes schuld met Bernarda deelde, door háár daartoe gesuggereerd... - ... Als nu maar bewezen kan worden dat de vermóórde het in zijn hand had... - Dùs papa... staarde Bernarda. - Stil nu maar... ontweek deze. Ontdaan naderde mevrouw hem, en toen zij wilde spreken, repliceerde hij al: Ja... ja... vraag nu maar niets... Niets... Komt wèl... komt wel... straks... Als nu maar... bewezen kan worden dat hij 't had... - Als dàt niet bewezen kan worden mijnheer, nou dan moet 't uit zijn zak gehááld zijn... - En onmogelik door Mina Fischer concludeerde Bernarda, want dan zou... - Zoo.... als ze dan een brief wou hebben.... van.... vàn.... Kan er uitgevallen zijn meteen, hield mevrouw vernuftig, vol. - Helene Dons, iedere verdenking bestrijdend die geopperd werd, en haar van bedrog jegens haar vriendin kon beschuldigen, riep wanhopig: Ik had niets met hem te maken, nìèts. 't Is toch wel zonderling dat juffrouw Dons nu eerst tot die mededeelingen kwam.... kampte mevrouw meedoogenloos. - 'r Werd mij niet naar gevraagd.... en ik zou er zelf nooit opgekomen zijn, als uw dochter 'r niet op neer kwam.... mevrouw, duidde Helene, vijandig-weerleggend elk bezwaar door mevrouw tegen haar ingebracht. De vader, moê, daar de reactie, sloopend, zijn veerkracht brak, zijne gedachten in bizarre afgrijzelikheid als verstolde, dankte 't meisje - dat bevrijd, de wenk begreep, en na een haastigen groet wegging, door Bernarda uitgelaten. Mevrouw gedreven door den afmattenden stilstand harer gevoelens, die absorbeerend in hunne terug-werkende verkalming, de wrevelige emotie der onfeilbaarheidswaan - tot stomme versterving gebracht | |
[pagina 364]
| |
door 't directe eindigen van den twijfel, bestreek talmend het damasten tafellinnen. Er was geen vragens-durf, géén hoop, géén vertrouwen meer in haar. 't Lag alles vlak in haar tot rust. 't Levende in haar verwerd tot vreemdere gewoonheid, en kleiner leek haar alles van existentie; maar niet de ontsteltenis ontnam der materie den vasten vorm - 't ontstond van binnen uit, achter de leegte van haar verstand, waar snel gestuit was de ontwikkeling harer indrukken, volbrachten uitsluitend slechts de mechanische werkingen, de verrichtingen van het onbewust-levende. Haar man, niet lettend op zijn doen, niets wetende, dan wat hem krachtig deed besluiten, liep voort-gestuwd door de kamer, richtte zich om naar Bernarda, toen zij terug kwam, ontwijkend hem beglurend. - Bernarda... Schokte de dalende klank uit zijn keel. Bernarda, je hebt 't gewonnen... - En zij, schuld-verlegen-smeekte klagelik: papa. - Stil kind... je hebt 't gewonnen... geloof 'k. Ik wil 't zeggen, strakte hij de armen - 'k wil spreken-omdat 't moet. Maar mama, dat halstarrige vertrouwen in hem herwinnend, oversprak hem nog:... 'r is niets bewezen... - Neen... daar heb je gelijk in, maar genoeg is er bewezen om voldoende te kunnen bewijzen dat onze stelling onhoudbaar is, om ònze veroordeeling te niet te doen... en dat moet, dat zal... Of denk je, dat de onzekerheid mij niet dwingt mijn plicht te doen... Er is genoeg, genòèg... maar als 't waar is, als 't waar is... dàn... Het hoofd op den nek in steeds-wisselende zwenking, in heffing en lage buiging, zoodat de haren hem sidder-slierden langs 't gezicht - soms door hem over gesmeten op den kruin - zijn baard stug-warrelig onder zijn kin oproesde... Stijgende hevigheid knakte in de verbeten zinnen, die hijgend uit de moeizame verklanking van zijn hoog roepings-besef los kwamen. .... O.... als 't waar is, haastte de schrikkelike spiegeling zijner ziel... als 't waar is... wie weet hoeveel... hoeveel... Ik mag er niet aan denken... Hoeveel vervlôeken mij... hoeveel... heb ik daar achter die tralie's... ik mag er niet aan denken... patste hij zich de vlakke hand voor de oogen... ik mag er niet aan denken... En als 't waar is, besloot hij overtuigd - dàn wil ik niet meer, nooit meer een vonnis uitspreken, nooit méér... - Dwaze màn, die je bent, dwaze man, zwiepte mevrouw... àls 't waar is... ja, ja, goed nemen we aan dat 't wáár is... dan is dat nog geen reden... - Och, spreek zoo nièt... grauwde hij, beleedigd... spreek niet... Heb jij dan geen karakter?... - Ik... heb... er is niet met je te praten nù... Moet ìk nu óók, drensde zij, huilberoerd door deze aanval op haar eigenwaarde... - U is niet verantwoordelik papa, legde Bernarda bij... - Ik niet... zoo wat dan, wie dan... - U hebt volstrekt wèttelik geredeneerd, dàt is 't, en niet anders... Hij betuurde haar, zonder denkkracht, machteloos te vatten de beteekenis dier verzuchting. De jury heeft wettelik immers vastgesteld dat het lint er lag... zelfs de meest aannemelike verklaring gevonden hoe 't 'r kwam... Volgens dat, kon immers niemand anders 't gedaan hebben dàn Mina Fischer... - Nu, nu! - - Nu ù stil, vleide ze... nu ù... Alleen is vergeten psychologisch de zaak te onderzoeken... òf 't mogelik wàs dat 't lint er op die manier komen kòn, door die vrouw, verzuimd is die mogelikheid te toetsen... De rechtsspraak deugt niet... déze om te beginnen niet - en misschien andere evenmin... - Maar wat dan? wat dan, riep hij radeloos. - Dìt papa-lief... dat íédereen door zijn's gelíjke beoordeeld moet worden.... Als dat gebeurt... dàt!!.... óók als iemand werkelik schuldig is... jà, jà... dàn vooral... dàn zou ook u nooit dupe kunnen worden van uw beroep. Want geen mensch is in staat om over àlles en iedereen te oordeelen en heeft 't recht 'r ook niet toe, omdat er zooveel is wat wij niet begrijpen, niet vermoeden, lief vadertje... Momenten van adem-zachte stilte, dan in dolle opwelling van oplossingsvrijheid, greep hij zijn dochter bij de schouders, wierp haar omarmend naar zich toe, onstuimig Bernarda's gezichtje be-kussend, extatisch naar zijn vrouw jubelend... Annette... Annette... Hoor je ònze schat... onze lieveling.
Monnikendam, 1907. |
|